| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Filosofie en religie
Dirk Verhofstadt
De derde feministische golf, Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 2006, 240 p., €19,95
De eerste feministische golf ging over de politieke rechten voor vrouwen. De tweede golf ging over de seksuele bevrijding en de maatschappelijke gelijkheid van de vrouw. Het is Ayaan Hirsi Ali die pleitte voor een derde feministische golf. Die moet zorgen voor een inhaalbeweging van de islamitische en andere vrouwen die van de vorige golven niets hebben meegekregen. Talloze vrouwen over de hele wereld leven nog steeds onder de knoet van mannen omwille van culturele en religieuze tradities. Voor de liberale Dirk Verhofstadt is religie de grote boosdoener. De ondergeschiktheid van de vrouw aan de man werd verankerd in de openbaring van de drie monotheïstische godsdiensten. Daarbij vormt het seksuele de kern van het probleem waar de godsdiensten van het boek mee worstelen. Verhofstadt interviewde voor dit boek zes moslima's die representatief zijn voor het hedendaagse verzet tegen de onderdrukking van hun zusters. Het gaat om de politica Ayaan Hirsi Ali, de columniste en schrijfster Nahed Selim, de journaliste Irshad Manji, en de literatoren Naima El Bezaz, Naema Tahir en Yasmine Allas. Het werden uiteenlopende verhalen, maar met een constante: het feit dat veel moslimvrouwen weinig of geen keuzevrijheid hebben, dat ze zich moeten onderwerpen aan religieuze bepalingen en culturele tradities. De situatie in orthodoxe moslimlanden verbetert niet, maar radicaliseert steeds verder. Elke zelfkritiek ontbreekt. Ook in het Westen verzetten fundamentalisten zich tegen de vrijheid van meningsuiting, het recht op zelfbeschikking en de scheiding van kerk en staat. Zolang een enkele mens onderdrukt blijft, is de strijd nog niet voorbij.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
Anne Adriaens-Pannier e.a.
Kunst in de wandelgangen: het onbekende patrimonium van de Senaat. Lannoo, Tielt, 2006, 160 p., €29,95
De Belgische Senaat, gehuisvest in het Paleis der Natie, herbergt een uitgebreide kunstcollectie. Ze is te bewonderen in de wandelgangen, de salons en de commissiezalen. De commissie Kunst in de Senaat kreeg de opdracht alle kunstwerken te inventariseren. Het leidde tot deze catalogus die 100 werken uit de collectie belicht. Maar liefst 29 kunstcritici en -historici voorzagen elk individueel werk van commentaar en plaatsten het in zijn (kunst)historische context. Het oudste werk dateert van ca. 1500, het meest recente van 2005. De 100 werken zijn chronologisch gerangschikt op geboortedatum van de kunstenaar. Het gaat om bekende en minder bekende, overwegend Belgische kunstenaars van wie de werken ‘elk op hun manier verweven zijn met de geschiedenis van de Belgische democratie’. Dat maakt dat de collectie niet meteen avontuurlijk te noemen is, maar veeleer burgerlijk. Volgens Jan Hoet, in de epiloog, is ze ook niet exemplarisch voor de kunst in België, want te fragmentair. Dat neemt niet weg dat de collectie pareltjes bevat van kunstenaars als Guillaume Vogels, James Ensor, Théo van Rysselberghe, Henri Evenepoel, Willem Paerels, Léon Spilliaert, Gustave van de Woestyne, Constant Permeke en Jo Delahaut. Een werk van Dan Van Severen siert het sobere stofomslag.
Johan Van Looveren zorgde op voortreffelijke wijze voor de verzorging van het boek, dat wordt uitgeleid door korte bio's van de 29 auteurs, een bibliografie, een personen- en een kunstwerkenindex. Geen onmisbaar boek, wel een dat een boeiend beeld geeft van een voorheen voor het grote publiek onbekende kunstcollectie.
[Patrick Auwelaert]
| |
Koenraad De Wolf
Het kruis voorbij, Halewijn, Antwerpen, 2006, 88 p. €20
Naar aanleiding van ‘Brussel-Allerheiligen 2006’, een internationaal congres over stadsevangelisatie, vond in de Kapellekerk en de Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstandkerk een kunsten poëzieproject plaats: Het kruis voorbij. De deelnemende kunstenaars waren de Duitser Johannes Wickert en de Vlamingen Etienne Van Doorslaer, Luc Hoenraet en Pat De Vylder. Vier schilders: twee figuratieven, twee abstracten. Bij het project verscheen een drietalig boek met talrijke kleurenreproducties van Koenraad De Wolf. De Wolf: ‘Het kruis voorbij wil een (ver)nieuwende beeldtaal aanreiken voor de verkondiging van zowel de religieuze boodschap als voor het lenigen van spirituele noden’. Elk van de vier kunstenaars doet dat vanuit zijn eigen artistieke visie, met telkens het kruis als uitgangspunt. Van Doorslaer brengt uitgepuurde, minimalistische en tot contemplatie uitnodigende schilderijen, uitgevoerd in gradaties van wit. De Vylder focust op de zeven werken van barmhartigheid. Hevige kleurcontrasten kenmerken zijn doeken die de tragiek van het bestaan en het lot van de mens verbeelden. Wickert hanteert een figuratief-symbolische beeldtaal die vraagt om een aandachtige beschouwing. Pas dan openbaart zijn werk zich in zijn volle rijkdom. In de recente materieschilderijen van Hoenraet, ten slotte, staan het menselijk lijden en de donkere wolken die de mens permanent boven het hoofd hangen centraal. Het is kunst die soms pijn doet aan de ogen. Naast dat van deze vier bevat het boek ook nog werk van tal van andere kunstenaars die het ‘onzichtbare zichtbaar’ maken. Onder hen Joseph Beuys, Antonio Saura, Arnulf Rainer en Anish Kapoor.
[Patrick Auwelaert]
| |
Literair essay
Bert Van Raemdonck
Allemaal zeep aan onze zolen. Kroniek van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946-1950). AMVC-Letterenhuis, Antwerpen, 2006, 416 p. €22,5
Het Nieuw Vlaams Tijdschrift (NVT) verscheen van 1946 tot 1983. Voorliggend boek gaat over de beginjaren van het NVT, dat door August Vermeylen bedoeld was en door Herman Teirlinck ook expliciet benoemd werd als ‘de derde reeks van het tijdschrift Van Nu en Straks’; het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907) moet als tweede reeks worden beschouwd. Het belang Nieuw Vlaams Tijdschrift ligt niet alleen in zijn lange bestaansgeschiedenis. Ook de aanwezigheid in de redactie van prominente literaire figuren als August Vermeylen, Herman Teirlinck, Johan Daisne, Maurice Gilliams, Hubert Lampo en later onder meer Hugo Claus en Paul de Wispelaere speelde daarbij een belangrijke rol. Het mag dan ook geen verwonderering wekken dat tijdens de eerste vijf jaargangen een indrukwekkend aantal voorpublicaties van literaire werken in het NVT geplaatst werden. Om er maar enkele te noemen: Het dwaallicht van Willem Elsschot, Het boek van Joachim van Babylon van Marnix Gijsen, De trein der traagheid van Johan Daisne, De ruiter op de wolken van Hubert Lampo, De Metsiers van Hugo Claus.... Bert van Raemdonck heeft in dit boek het archiefmateriaal van het NVT vanaf de aanloop tot 1950 verwerkt tot een chronologisch overzicht van de belangrijkste getuigenissen die de brieven opleveren, voorzien van context en commentaar. Deze boeiende publicatie is het resultaat van een vruchtbare samenwerking tussen het AMVC-Letterenhuis en het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Allemaal zeep aan onze zolen is te koop in het AMVC-Letterenhuis, Minderbroederstraat 22, 2000 Antwerpen en kan ook schriftelijk of per e-mail (amvc.letterenhuis@stad.antwerpen.be) besteld worden.
[Geert Swaenepoel]
| |
Literair proza
Mensje van Keulen
De laatste gasten. Uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2007, 167 p., €18,50
Bijna 15 jaar lang woont de negentienjarige Florrie bij haar liefdeloze tante Lena in. Wanneer deze sterft, moet Florrie definitief haar eigen weg banen in de maatschappij.
Florrie solliciteert in het pension d'Meihof, een landhuis in Amstel, en ze wordt er aangenomen om huishoudelijk werk te verrichten. Aanvankelijk vermoedt Florrie dat ze in een keurige, kunstzinnige wereld terechtgekomen is. Onder de pensiongasten bevinden zich een kunstschilder, een kunsthistoricus, de medewerkster van een uitgeverij, een musicoloog en de weduwe van een beeldhouwer die een biografie schrijft over haar echtgenoot. Naarmate ze de pensiongasten beter leert kennen, stelt Florrie echter vast dat haar nieuwe omgeving geen haar beter is dan de valse en harde omgeving waarin ze is opgegroeid. Zo blijkt de erudiete en welsprekende kunsthistoricus Emile Waterman niet de professor te zijn voor wie hij zich uitgeeft. Zijn kennis haalt hij uit catalogi van musea, uit wat boekwerkjes en uit een paar cursussen waar ‘iedere simpele ziel zich voor kan aanmelden’. Niet alleen Waterman wordt ontmaskerd, maar ook Alice Müller, de schijnbaar ‘kreukvrije’ gastvrouw van het pension. Mevrouw Müller rommelt naar believen met de regels van het huis om het pension in stand te kunnen houden. De gasten die hooguit drie maanden per jaar in d'Meihof mogen verblijven, worden telkens weer onder andere namen en beroepen ingeschreven. Mede door Müllers gesjoemel beslissen de erven van d'Meihof om het pand voorgoed te sluiten. De laatste gasten mist net dat mysterieus tintje om de lezers te prikkelen om de chaotische microkosmos van het pension blijvend te verkennen. Nu blijft het een te vrijblijvend verhaal. Met uitzondering van Florrie zijn de personages ook al te eenduidig geportretteerd. Waar Van Keulen wel prima in slaagt, is de sfeertekening in het pension. In een aantal rake zinnen beschrijft ze de weinig opbeurende wereld waarin de personages niet met elkaar maar naast elkaar leven.
[Nicolas Verscheure]
| |
Sameer S. Mehendale
Zuid, noord-zuid, noord. Een roman in drie verhalen. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, 2006, 197 p. €17,95
| |
| |
Sameer S. Mehendale probeert drie verhalen tot een roman samen te brengen. Hij neemt de lezer mee, zoals de titel al duidelijk maakt, van zuid, over nood-zuid naar noord. We starten in Afrika waar nogal een eigenaardig zootje stafleden en personeel van de ambassade rondloopt. Koloniale trekjes zijn hen niet vreemd. Een schoonmaakster probeert er zich staande te houden. In noord-zuid maken we kennis met een homofiele jongeman, die wanhopig zijn partner ervan wil overtuigen toch met hem te trouwen. Ook al betekent dat dat hij terug moet naar zijn geboortedorp om er de juiste papieren te halen. Dan blijkt dat de man afkomstig is uit een Afrikaans dorp waar hij na de nodige confrontaties met omkoperij en bureaucratie, uiteindelijk zijn papier in handen krijgt. Maar het dan weer niet gebruikt waarvoor het bedoeld was... Tot slot een racistische dronkenlap in een Noord-Europese locatie.
Op zichzelf geen oninteressante personages en enkele aanzetten tot. Maar daar wringt het nu net. De drie verhalen vormen geen roman. Hoogstens een bescheiden begin tot drie aparte. De opzet is nochtans goed gevonden, vanuit drie verschillende plaatsen, elk met hun eigen sfeer. De uitwerking bleef echter achter. Ook qua stijl kon de auteur mij niet echt boeien. Jammer. Misschien wou hij te veel vervreemding, narcisme, vernedering en xenofobie in zijn verhalen steken?
[Joke Depuydt]
| |
Frank Noë
Luca. Querido, Amsterdam, 2006, 197 p. €17,95
Aan het slot van zijn roman ‘Luca’ neemt Frank Noë een ‘verantwoording’ op, die dan verder wordt gevolgd door drie berichten uit krant of van op het internet. Noë vat het ‘verhaal’ van de Luca zo samen: ‘Luca werd op 29 augustus 2002 achtergelaten bij de Burger King op amsterdam CS. Op 13 oktober meldde zijn moeder zich bij dezelfde Burger King. Ik heb Luca nooit gezien. Dat zijn de feiten. De rest is fictie die ik opdraag aan mijn pleegkinderen Fabiana, Nosy en Christopher.’ Noë kiest in en door zijn romanbenadering in de eerste plaats voor de invalshoek van Justin Fabre, een galeriehouder in Amsterdam, die aan de Burger King in het Centraal Station in Amsterdam een jongetje ontmoet dat hem een briefje in de hand stopt, waarop in gebrekkige letters geschreven staat: ‘Zorg goed to me’. Justin neemt het jongetje, dat rond zijn hals een ketting draagt met daarop ‘Luca’, mee naar huis. Het kind dat mongoloïde trekken heeft, zegt niets, valt alleen al op door het feit dat het geen wimpers heeft en verder ook helemaal kaal is. Noë vermijdt de valkuilen van de sentimentaliteit, vooral omdat hij focust op Justin en de mensen rond hem heen. Die mensen, dat zijn zijn vriendin Dana, die zelf enorm veel moeite heeft om Luca in haar leven toe te laten. Noë wijdt haar houding aan een trauma dat ze als kind opliep toen ze in Manilla de moord op een gehandicapte jongen meemaakte. En verder treden naar voren in de roman: Odine, de zus van Justin, en haar huwelijksproblemen nu het bedrijf van haar en haar man op springen staat; er is Winnie, de moeder van Justin, die nog altijd met de vraag zit of het ongeluk waarin haar man Claude omkwam, al of niet een zelfmoord was en nu haar lat-relatie met Jan op de klippen ziet lopen omdat hij voor een jongere meid kiest. Noë vervlecht op een doordachte manier de levens van al zijn personages. Psychologisch
wordt een en ander aanvaardbaar voorgesteld, met het thema van de Vatersuche als basisgegeven: Justin die de laatste momenten van zijn aan alcohol verslaafde vader Claude heeft meegemaakt, zoekt in zijn relatie tot Luca een vorm van compensatie voor de vaderlijke gevoelens van bezorgdheid die hij zelf nooit heeft mogen ervaren. En de manier waarop Justins vriendin Dana Luca dan toch, o.m. via het portret dta ze van hem heeft geschilderd, in haar leven toelaat, wordt al even geloofwaardig voorgesteld. Zelfs het slot van de roman, wanneer afscheid moet worden genomen van Luca wiens echte moeder dan toch is opgedoken, wordt geen proeve van tranerig sentiment. Integendeel, beheerst en ingehouden weet Noë de gevoelens in
woorden te vatten. Sommige lezers zullen misschien wel opmerken dat een happy end er al te nadrukkelijk werd bij gesleurd, voor Noë kwam het erop aan zijn verhaal op een aanvaardbare manier af te ronden. In de moderne literatuur mag dan ook wel eens.
[Jooris van Hulle]
| |
Kif Kif. Nieuwe stemmen uit Vlaanderen. Meulenhoff / Manteau, Amsterdam / Antwerpen, 2006, 172 p., €17,95
Nieuwe stemmen wekken verwachtingen, uit welke hoek ze ook komen. Daarom is het fijn dat een uitgeverij kansen biedt om die nieuwe stemmen te laten lezen. Met dank aan het interculturele platform Kif Kif, dat al enkele jaren zelf een
eigen literaire prijs ‘Kleur de kunst!’ uitreikt. De uitgever verantwoordt zijn keuze: alle auteurs hebben op een of andere manier al sporen nagelaten, al zijn deze verhalen nog nooit eerder gepubliceerd.
Eigen aan het genre van de bloemlezing, is het logisch dat niet alle verhalen hetzelfde niveau halen. Het ene onderwerp is ook het andere niet. De bundel opent alvast met een verhaal dat aanspreekt. Vooral het idee van Naima Albdiouni waarin ze een verwende jongeman ten tonele voert die op zijn manier uitdagingen in het leven zoekt, vraagt om meer. Andere verhalen gaan over emigratie, vervreemding, verlies en alles wat daarbij aan pijn en verdriet komt kijken bij degene die al dan niet achterblijven, of net gedwongen meemoeten. Maar ook verhalen over liefde. Zelfs ‘liefde’ die ontspoort bij een alledaagse ambtenaar zoals er in ons land zovele pendelen van en naar het werk. Mooi geschreven van Malika Chaara. Verder zijn er de emoties en de zoektochten van jongeren, en hoe die omgaan met hun cultuur en hun achtergronden. Nostalgie bij de oudere generatie die zich toch ook nog altijd tussen twee werelden bevindt. Het verhaal van Mustafa Kör over de afrikaantjes in de tuin van zijn moeder begint als een sprookje. Ten slotte eindigt de bundel met gedichten van Ali Wauters. Voor elk wat wils. Misschien dat we inderdaad van enkele van deze debutanten nog meer mogen verwachten?
[Joke Depuydt]
| |
Jeugdliteratuur
Henri Van Daele
Reinaart de Vos. Manteau, Antwerpen, 2006, 105 p. €19,95
Henri Van Daele bewerkte de Middelnederlandse teksten Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie tot een doorlopende prozatekst. Deze tekst verscheen al in 1996 in de reeks Averbode klassiekers. De bewerking van Van Daele weerspiegelt in toon en sfeer het schampere en satirische van het origineel. De tekst is sober maar bevat ook tal van gevatte, soms wat gedateerde woorden en beeldspraak die goed bij het verhaal passen. Door het samenbrengen van de twee Reinaartverhalen verschijnt Reinaart tweemaal voor het hof van koning Nobel en weet hij als een geslepen vleier en praatjesmaker telkens zijn straf te ontlopen. De antropomorfe dieren hebben in deze fabel elk hun eigen onhebbelijkheden, met Reinaart die de kroon spant in moorden, liegen, veinzen en vleien. Door alles met veel verve te manipuleren en anders voor te stellen, ligt de weg naar de gunsten van de koning en dus naar de macht open. Deze klassieker houdt ons nu nog een spiegel voor en kan daarom jongeren van nu nog aanspreken. De meerwaarde van dit schitterend vormgegeven boek ligt ook in de illustraties van Klaas Verplancke. Hij schilderde elf paginavullend illustraties waarin hij prachtig de gebeurtenissen en personages typeert. De vos draagt een boetepij en een mijter die evenwel met scherpe tanden is omboord maar hij verschijnt ook als een onschuldige, hemelse verschijning met vleugeltjes. De composities tonen soms bijtend scherp de wreedheden van Reinaart en dat vaak op een spottende manier. Zo trekt Reinaart bijvoorbeeld zowel letterlijk als figuurlijk aan de touwtjes bij het beetnemen van de dieren en Cuwaart de haas wordt als in een duivels poppenkastspel op het altaar van de lichtgelovigheid geofferd. Zo visualiseert Verplancke in zijn illustraties de onderhuidse kritiek van het verhaal op maatschappij, religie, macht en rechtspraak. Een knappe uitgave die al wie ouder is dan tien kan boeien.
[Ria De Schepper]
| |
Wendy Stroobant
Orfeo. Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2006, 123 p. €14,95
Sandro de Luca, de castraat van de Napolitaanse opera, kon met zijn hemelse stem zijn publiek ontroeren maar nu zit hij in Frankrijk, bij een armtierig rondtrekkend theatergezelschap. Hij is op de vlucht voor de rijke Fausto Lombardi die zich in zijn eer gekrenkt voelde omdat Sandro een relatie had met zijn geliefde. Er zijn spanningen tussen de leden van het bonte gezelschap, onder meer door de komst van het jonge meisje Muse waarop zowel Nicolas, de toneelschrijver, als Sandro verliefd worden. Daarnaast zijn er toenemende aanvallen op Sandro en allerlei sabotagedaden. Alles wijst erop dat Fausto hem op de hielen zit en dat Sandro op zijn manier de rol van de mythische Orpheus moet vervullen. Dit debuutverhaal heeft een spannende plot met originele intriges, emotionele spanningen tussen de personages en een beklemmende climax. Het verhaal geeft in plastische beschrijvingen een treffend beeld van de 18de-eeuwse opera- en theaterwereld, zowel van een rijke Italiaanse opera als van een schamel Frans vaudevillegezelschap. Doorheen het verhaal komen sfeerbeelden uit het dagelijks leven van die tijd, heersende denkbeelden en onder meer de hypocrisie van de kerkelijke overheden aan bod. Ook de houding van de buitenwereld tegenover castraten en de gevoelswereld van castraten zelf is knap getypeerd. Stilistisch is dit een verhaal met een krachtig ritme, vlotte dialogen en boeiende plastische en zintuiglijke beschrijvingen. Voor jongeren vanaf twaalf jaar is dit een toegankelijk historisch verhaal met heel wat troeven.
[Ria De Schepper]
| |
Jon Berkeley
Het paleis van de lach. Van Goor, Houten, 2006, 307 p. €18,95
De elfjarige weesjongen Tycho Woensdag ziet op een nacht dat Circus Oscuro zijn tenten opzet. Hij gaat op onderzoek in het circus en bevrijdt er de tengere Mini uit haar gevangenschap. Zij blijkt een zangengel te zijn die samen met Zilvertip, een stormengel, tijdens een storm naar de aarde is gekomen. Zilvertip is in handen van de Grote Cortado, de baas van Circus Oscuro, en zou in het Paleis van de Lach gevangen zitten. Tycho en Mini ondernemen een spannende tocht naar de stad waar dit bizarre paleis te vinden is. Ze krijgen hulp van een geheimzinnige tijger die hen op zijn rug meevoert maar ze worden ook gehinderd door rivaliserende bendes die het gebied rond het Paleis van de Lach terroriseren. Als ze het paleis binnendringen wordt het pas echt menens. Dit lijvige boek boeit van in het begin door de mooie, soms poëtische beschrijvingen, de bizarre situaties en personages en de geslaagde mix van realiteit en fantasie. De plot zit kunstig in elkaar met tal van personages en nevenlijnen die samenkomen in een mooie climax. De tocht van Tycho en Mini is avontuurlijk en vergt veel moed maar het is ook een innerlijke
| |
| |
queeste waarin Tycho zichzelf ontdekt en mentaal groeit, waarin hij voor het eerst ondervindt wat vriendschap is en zijn afkomst ontdekt. Het verhaal boeit van bij de eerste zin. Vooral het begin van de tocht is heel beeldend, ook grappig soms, en de passages met de tijger hebben een zekere magie. Het slot is vooral spannend en op actie gericht. Dit is het debuut van een Ierse verteller met talent. Voor gretige lezers vanaf elf jaar is dit een kleurrijk patchwork van grillige situaties en personages, doorspekt met tal van emoties.
[Ria De Schepper]
| |
In de ban van de maan. Kunst voor kinderen van 's werelds grootste illustratoren. De Eenhoorn, Wielsbeke, 2006, 80 p. €19,00
IBBY (International Board on Books for Young People) vroeg wereldwijd 32 illustratoren een gedicht, tekstje, raadseltje of volkswijsje te kiezen en het te illustreren. Onder hen bevinden zich internationaal gelauwerde illustratoren maar ook minder bekende namen. Dit boek is een staalkaart van wat illustratoren van kinder- en jeugdboeken te bieden hebben. Een openliggende bladzijde toont telkens de tekst in de originele taal, de vertaalde tekst en de bijhorende illustratie. Soms maakt de tekst integraal deel uit van het kunstwerk, zoals bij de Tsjechische KvÄ›ta Pacovská, de Zweedse Eva Erikson of de Oostenrijkse Lisbeth Zwerger. De prenten tonen diverse stijlen en technieken, met soms duidelijk herkenbare cultuurgebonden kenmerken. Het is een plezier om bladzijde na bladzijde te bekijken: zoals de enigmatische tekening van een neushoorn (Peter Sis, Tsjechië), de vrolijke kinderen op pad in het woud (Marie-Louise Gay, Canada), het onroerende oosterse tafereel met een oude dame (Nasrim Khosravi, Iran), de baby in zijn wiegje dat schommelt in de wind (Noemi Villamuza, Spanje). België is vertegenwoordigd door Carll Cneut die koos voor een ludieke illustratie van een broodjessmerend berenechtpaar. Frank Albers, Geert de Kockere, André Sollie, Kees Spiering, Edward van de Vendel en Joke van Leeuwen stonden in voor de vertalingen. Het boek bevat achterin interessante informatie over de illustratoren. De verscheidenheid en de universele begrijpbaarheid van de beeldtaal in dit boek verrast de lezer en biedt tegelijk herkenning. Voor wie ouder is dan elf jaar is dit een mooi, kunstzinnig boek.
[Ria De Schepper]
| |
Discotheek
De Boeck, Huybrechts, Wauters
Sonatas for violin and piano, Guido De Neve, viool en Jan Michiels, piano; Pavane Records, ADW 7509.
Raakvlakken en contrasten, zo zou de inhoud van deze opname kunnen worden samengevat. Het voorgestelde repertoire dat ruim een eeuw omvat, brengt 3 componisten samen die, hoezeer verschillend ook qua muzikale persoonlijkheid, toch een en ander met elkaar gemeen hebben.
Hun voorkeur voor stevige, op traditionele principes gebaseerde structuur en hun zin voor lyriek bijvoorbeeld. Maar inhoudelijk liggen de sonates van August De Boeck (1894) en die van Christian-Adolphe Wauters (2000) mijlenver uit elkaar. Waar de eerste romantisch gepassioneerd, bij wijlen fris en dartel is, met een vleugje zoete melancholie, is de laatste een striemende, wanhopige schreeuw van vereenzaming, à la Edvard Munch; dit is muziek die aan de ribben blijft kleven. De sonate van een door de omstandigheden verbitterd rakende Albert Huybrechts (1925) is als een brug tussen deze beide uitersten, wrang en dreigend, iets minder uitgesproken, iets minder radicaal dan Wauters, met hier en daar nog een flard van levenslust die de troosteloosheid eventjes mildert en die naar De Boeck zou kunnen verwijzen. De uitvoeringen zijn meeslepend, bijzonder verfijnd in de vele gevoelsnuances, technisch gaaf, heel evenwichtig in het samenspel. Bovendien zijn de opnames van De Boeck en Wauters wereldprimeurs! Redenen te over dus om deze cd aan te bevelen.
[Jaak Van Holen]
| |
Rackham
Juanita K, audio-cd, 65 min., productie Jeanno Vanesse, RAT Records, RAT 005, distributie AMG, www.rackham.biz, 2006
Alweer een pracht van een debuutcd van eigen bodem. Op de creativiteit van de Belgische musici lijkt tegenwoordig werkelijk geen maat te staan. Rackham is een kwintet rond de Brusselse saxofonist en klarinettist Toine Thys, onder andere bekend van de formatie Take the Duck. Ook zijn kompanen zijn actief in meerdere bands: Laurent Blondiau (trompet, bugel), François Verrue (bas), Benjamin Clement (gitaren) en Teun Verbruggen (drums). Op Juanita K laten ze zich assisteren door Bart Maris (trompet) en de zangeressen Sacha Toorop en Delphine Gardin. Als inspiratiebronnen haalt de groep uiteenlopende bands en artiesten aan als Calexico, Jeff Buckley, The Brian Blade Fellowship, Jim Black, Tortoise en Radiohead. Geen wonder dat Thys Rackham omschrijft als een ‘free satellite in the jazz-rock-pop-ethnoworldhish galaxy’. Het ongecompliceerde samenspel en de verrukkelijke solo's stralen hoe dan ook een opgewektheid uit die haaks staat op de donkere wolken boven ons tijdsgewricht. Nochtans komt op de cd eveneens regelrechte noise voor die het voorgaande dan weer lijkt te ontkrachten. Juanita K verwijst trouwens naar de compositie ‘Juanita Kligopoulou’, een parel die ook al te beluisteren viel op de cd Live at Umit van Take the Duck. Hier krijgt het nummer een al even droefgeestige mariachi-behandeling mee. Schoonheid van het zuiverste water, en dat geldt voor de meeste tracks op deze cd, die ondanks hun stilistische verscheidenheid toch een homogeen, vlot toegankelijk en beluisterbaar geheel vormen.
[Patrick Auwelaert]
| |
W.A. Mozart
Symphonies 38 ‘Prague’ & 41 ‘Jupiter’. Freiburger Barockorchester o.l.v. René Jacobs, Harmonia Mundi, HMC 901958.
Naar het einde van zijn leven toe componeerde Mozart minder en minder symfonieën. Zijn aandacht ging steeds meer uit naar het klavierconcerto en de opera. Maar de enkele symfonieën die hij tijdens zijn laatste vijf levensjaren nog schreef, horen zonder twijfel tot de top in het genre. Ze worden dan ook terecht vaak uitgevoerd en opnames ervan zijn nauwelijks nog te tellen.
Desondanks is deze opname een ontdekking. Jacobs benadert de ‘Praagse’ en de ‘Jupiter’ als heuse opera's zonder woorden. Mozarts laatste symfonieën zijn immers ver weg geëvolueerd van de leuke verstrooiingsmuziek die zijn eerste symfonische composities waren. Al van bij de eerste maten van nr. 38 waant men zich middenin de ouverture van een muziekdrama. En die lijn wordt consequent doorgetrokken: spitse accenten, vlijmscherpe contrasten tussen speelse, dansante lichtvoetigheid en krachtige dramatische toetsen, dynamische clair-obscur effecten, kortom de muzikale bouwstenen zijn de protagonisten van een boeiend, puur abstract, dramatisch klankenspel. In het eerste deel van nr. 41 onderstreept René Jacobs die interpretatie met een bijzonder ongewone tempowisseling bij het inkomen van het 3de thema. Even opvallend, èn gedurfd, is het feit dat in diezelfde symfonie het tempo van het 3de deel, Menuet, Allegretto, zowaar sneller is dan het Allegro molto van deel 4. Mozart zoals u hem niet eerder hoorde. Het is een verdienste die ook het ensemble toekomt: loepzuiver, virtuoos, met scrupuleuze aandacht voor ieder detail, met een drive alsof ook zij nu pas Mozart ontdekken.
[Jaak Van Holen]
| |
VVG Trio + Jozef Dumoulin & Magic Malik
In orbit, 2-cd audio, 60 min. + 61 min., opname cd 1 Chris Weeda, opname cd 2 Roel Snellebrand, mix Chris Weeda, Rat Records, RAT 002 / 003, 2006
Amper twee jaar na hun meer dan verdienstelijke debuut Trio Music, live opgenomen in het Antwerpse café Buster, pakt het VVG Trio ambitieus uit met een dubbelcd. Ter herinnering: VVG staat voor Bruno Vansina (as, ss), Teun Verbruggen (dr) en Gulli Gudmundsson (dr & loops). Voor de gelegenheid laten ze zich bijstaan door Jozef Dumoulin (p) en Magic Malik (fl & vocals). De eerste cd is een studio-opname, de tweede een live-registratie in het Brusselse café Archiduc. Cd 1 bevat een mix van eigen werk en improvisaties. Aanstekelijkheid is het woord dat zich vanzelf opdringt bij het beluisteren van de tracks. Lichtvoetigheid en beheerste weemoed komen daarna. Sommige passages hebben een bijna hymnisch en plechtstatig karakter, andere nestelen zich in je oor als de woorden van een geliefde. Erg toegankelijke muziek is dit, al duurt het soms een poosje voor je dat door hebt. Ze straalt een gevoel van ruimtelijkheid uit ook, laat je nergens naar adem happen, maar vormt een perfect uitgebalanceerd geheel. Cd 2 borduurt voort op de eerste, zij het dat de stukken hier veel langer uitgesponnen worden, en dat hij twee covers bevat. De improvisaties, gekenmerkt door een swingend naturel, zijn meeslepend van begin tot eind. Mooi is Maliks ‘So Nice’, waarop de zanger-fluitist telkens opnieuw dezelfde zin zingt, als een mantra, en daarbij ondersteund wordt door donkere pianoakkoorden. Maar ook in de andere nummers waarop hij zingt en fluit speelt, bepaalt zijn inbreng voor een groot deel de aantrekkingskracht van de muziek, die in tegenstelling met die op Trio Music rustiger en ingetogener is van aard.
[Patrick Auwelaert]
| |
Geschiedenis
Jona Lendering
Oorlogsmist. Veldslagen en propaganda uit de Oudheid, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2006, 407 p., €22,95
Alle oorlogsverslaggeving, of ze nu betrekking heeft op de antieke wereld of op onze eigen tijd, is misleidend. Maar de onwaarheden in die verslaggeving zijn niet altijd opzettelijk. Ze zijn het gevolg van het compleet onvoorstelbare karakter van de meest barbaarse van alle menselijke activiteiten. Oorlogen en veldslagen zijn niet alleen lichamelijk erg uitputtend. Zij vergen van de menselijke geest ook meer dan deze aankan.
In de antieke literatuur en in het bijzonder in de geschiedschrijving worden talloze veldslagen beschreven. Dit gebeurt soms op een erg gedetailleerde wijze. In Oorlogsmist laat de Nederlandse oud-historicus Jona Lendering onder meer de legendarische krijgers uit de Trojaanse oorlog, de val van Nineve, de zeeslag bij Salamis, de belegering van Syracuse, de genocide door Alexander in de Punjab, de tocht van Hannibal over de Alpen, de slag in het Teutoburger Woud, politionele acties in Judea, een straatgevecht in Rome, de revolte van Bar Kochba en de ondergang van het Romeinse rijk aan bod komen. De auteur illustreert aan de hand van deze oorlogen hoe de beschrijvingen in de antieke oorlogsverslaggeving noodzakelijkerwijs tekortschieten. Vaak kunnen wij hierin ook motieven van propaganda herkennen. Juist in onze tijd, waarin de moderne oorlogen van dichtbij kunnen worden gevolgd, toont de berichtgeving uit de oudheid het belang aan van een kritische instelling. Het boek Oorlogsmist is een erg onderhoudend geschiedenisboek, vlot en boeiend geschreven. Dit is een grote verdienste. Maar met het lezen van enkele ons erg vertrouwde hoofdstukken komt ook een licht gevoel van onbehagen naar boven. Sommige passages lijken immers wat al te vlot geschreven en geven het gevoel onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd te zijn. Als geschiedenisboek voor een ruim publiek is het prima, als studieboek weegt het wat licht.
[Robert Nouwen]
| |
[achterplat]
[achterplat]
| |
|
|