Voor kinderen
Een kleine eeuw na De Vuurvogel zijn de verhalen van Katsjej en de magische vogel de inspiratiebron geweest voor Olek schoot een beer (2006), een verhaal van Bart Moeyaert, geïllustreerd door Wolf Erlbruch en van muziek voorzien door Wim Henderickx.
Olek is een olijke kerel die de wereld intrekt om te zien of hij ergens iets kan doen. En of hij dat kan! Hij knoopt een veter, dicht gaten in een emmer, redt een konijn uit een strop, helpt een vleugellamme vogel van wie hij een veer krijgt en bevrijdt een dozijn meisjes uit de klauwen van de duivel. Want Olek doet wat hij kan.
Moeyaert vertelt dit verhaal in heerlijk kernachtige zinnen, met veel herhalingen, ontwapenend eenvoudig en toch diepzinnig. De muziek van Henderickx die deels het verhaal ondersteunt en deels haar eigen weg gaat, knipoogt wel af en toe naar Stravinski maar is pastiche noch recyclage. De bezetting is geïnspireerd door Stravinski's L'histoire du soldat: klarinet, fagot, trompet, trombone, viool, contrabas en slagwerk dat door Henderickx wel aanzienlijk uitgebreid wordt. In zijn eigen onmiskenbaar hedendaags idioom maakt hij de jonge luisteraar vertrouwd met de eigentijdse muziektaal. De essentie van het sprookje, de essentie van alle sprookjes, m.n. het conflict tussen goed en kwaad, wordt muzikaal gestalte gegeven door de tegenstelling tussen lichte en donkere tinten: de klarinet schildert Olek, dreigende klanken staan voor woud, tovertuin en duivel, vioolsolo voor hét meisje onder de meisjes. Toch is Olek schoot een beer geen Peter en de wolf. De instrumenten vertellen niet zoals bij Prokokjev elk hun eigen instrumentaal didactisch verhaal, stellen zichzelf niet voor, maar staan ten dienste van het verhaal; ze scheppen sfeer, onderstrepen acties, kleuren en schilderen een klinkende toverwereld. Zingbaar als Peter en de wolf is deze muziek zeker ook niet, een volksliedachtig wijsje dat de meisjes symboliseert, niet te na gesproken. Qua opzet, maar daar eindigt ook verder iedere vergelijking, refereert deze partituur veeleer aan De nachtegaal voor verteller en kamerorkest (1981) van de Nederlander Theo Loevendie die het sprookje van Andersen gebruikte om jongeren die Peter en de wolf voorbij zijn, vertrouwd te maken met de klankschappen van 20ste-eeuwse nieuwe muziek.
Wèl helemaal in de lijn van Prokofjev, en dus uitdrukkelijk bedoeld om kinderen vertrouwd
Wolf Erlbruch (2006), uit: Bart Moeyaert, Olek schoot een beer en kwam met een veer op zijn muts weer thuis, muziek van Wim Henderickx, Amsterdam/Antwerpen, Querido
te maken met diverse instrumenten, zijn
Betje Trompet in de knoop (1950/1986) en
Betje Trompeten de reus (1965/1985) van Louis De Meester die in 1948 ook al
Sprookjesmuziek voor orkest schreef over een vogel die naar de zon wil vliegen maar niet verder komt dan de eerste witte wolkjes. De muziekverhalen van
Betje Trompet bestaan beide in twee versies: voor recitant met 10 instrumenten en voor recitant met orkest. Tekst is van René Metzemaekers.
Tijdens de pauze van een concert raakt Betje Trompet, grappend met zijn collega's, in een onmogelijke knoop. De portier belet de instrumenten om het gebouw te verlaten en Betje naar de dokter te brengen. In de drukte raakt hij geklemd tusser de liftdeur. Als zijn vrienden hem uit die hachelijke situatie willen bevrijden, sleuren ze zo hard aan zijn tengere lijf dat de knoop uit de trompet gaat. Net in tijd, want de pauze is afgelopen.
De dorpsfanfare rouwt om het overlijden van de burgemeester. De instrumenten maken van de gelegenheid gebruik om erop uit te trekken, verdwalen in het woud en worden gevangen genomen door reus Amelodie, vijand van de muziek. Hij wil hen ombrengen maar als hij hen komt halen om zijn plan te voltrekken, spelen ze allen op initiatief van Betje een meeslepende dans waaraan de reus onmogelijk kan weerstaan. Hij bekeert zich tot de muziek.
Voor iemand met een beeldende, plastische schriftuur als De Meester was de naïeve eenvoud van deze verhalen zonder enige literaire pretentie, geen obstakel om twee geestige composities te schrijven waarin niet alleen de klankkleuren van de instrumenten maar ook al hun technische mogelijkheden worden gedemonstreerd. Origineel gekruide harmonieën, melodische en ritmische spitsvondigheden, mengeling van klassieke technieken zoals canon, met dodecafonie, jazz en nog veel meer, maken dat deze twee werken in geen enkel opzicht verbleken naast hun veel bekendere broertje Peter en de wolf.
Sprookjes en muziek, het is een nooit eindigend verhaal... In opdracht van het Mechels Stadspoppentheater schreef Peter Cabus muziek voor De Indische waterlelies, sprookje van koningin Fabiola, en voor klassiekers als Doornroosje, Aladdin, Pinokkio en De gelaarsde kat. Er werden opera's geschreven die uitdrukkelijk bedoeld zijn voor uitvoering door kinderen, zoals Cinderella van Peter Maxwell Davies. Ravel (L'enfant et les sortilèges, Ma Mère l'Oye) creëerde zijn eigen muzikale sprookjeswereld. Sprookjescomposities zijn er eindeloos veel, in alle mogelijke genres: als concertouverture (Mendelssohn, Zum Märchen von der schönen Melusine), als cantate (Honegger, Les mille et une nuits), als lied (Alpaerts, Sneeuwwitje), als symfonisch gedicht (Dvofiak, De middagheks, De woudduif e.a.), als orkestsuite (Rimski-Korsakov, Sheherazade, 1888), voor piano (Martinu, Uit de sprookjes van Andersen, 1912; Benoit, Contes et ballades, 1861), voor kamermuziekbezettingen allerlei (Schumann, Märchenerzählungen voor altviool, klarinet en piano; Janazek, Sprookje voor cello en piano; Absil, Trois contes voor trompet en piano)... Sprookjes en muziek, ze leefden lang en gelukkig, en hadden vele kinderen.