Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 56
(2007)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||
De verwachtingshorizon doorbroken
| |||||||||||
Besmettelijke sprookjesOm bij de epidemiemetafoor van Jack Zipes te blijven zou je kunnen zeggen dat sprookjes vertellen besmettelijk is. De populariteit van sprookjesbewerkingen valt dan ook in de eerste plaats te verklaren door de populariteit van het traditionele sprookje zelf. De verhalen van Grimm, Perrault en Andersen behoren tot de canon van de kinderliteratuur: auteurs kunnen ervan uitgaan dat de meeste kinderen en volwassenen toch met een handvol sprookjes bekend zijn, als is het door het bekijken van Disney films of televisieprogramma's als Simsala Grimm. Daardoor kan het verband tussen de bewerking en het traditionele sprookje door bijna alle lezers gelegd worden, en kan de auteur de parodiërende kracht van de bewerking ten volle uitspelen voor een breed publiek. In zijn prentenboek Into the forest (2004) speelt de Britse auteur en illustrator Anthony Browne bijvoorbeeld in op de verwachtingen van kinderen die vertrouwd zijn met sprookjes. Een jongetje gaat in dit boek op zoek naar zijn vader. Hij wandelt door een bos waarin allerlei sprookjesattributen verborgen zitten: van het spinnenwiel uit ‘Doornroosje’ en het glazen muiltje van Assepoester tot de hoge toren uit ‘Raponsje’, vlecht incluis. Het zijn herkenbare objecten waarbij Browne ervan kan uitgaan dat ze bij vele lezers associaties met het sprookje oproepen. Aan een tak in het sprookjesbos ziet het jongetje een rode kapmantel hangen en omdat het zo koud is trekt hij die aan. De visuele associatie met ‘Roodkapje’ is meteen duidelijk, en dit intertekstuele verband wordt nog verder versterkt wanneer de jongen vervolgens aan het huis van zijn grootmoeder klopt: Ik klopte op de deur en een stem riep, ‘Wie is daar?’ Maar het klonk niet echt als de stem van grootmoeder. Elke lezer die vertrouwd is met ‘Roodkapje’ verwacht een verklede wolf in het bed. Maar hier zorgt Anthony Browne voor de verrassing: de lezer die de bladzijde omslaat ziet het stralende gezicht van een heve oma. Doordat Anthony Browne de verwachtings- | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
Omslagillustratie van Into the forest van Anthony Browne
horizon van het sprookje doorbreekt wijst hij de lezer erop hoezeer we de conventies en verhaallijnen van bepaalde sprookjes geïnternationaliseerd hebben. Dit geldt overigens niet alleen voor de lezer, maar ook voor het jongetje uit het boek. Want waarom is hij doodsbang wanneer hij het huis van zijn grootmoeder binnengaat? De verrassende wending - de afwezigheid van de wolf plaatst dit verhaal opnieuw in een realistisch referentiekader. Je kan je dan afvragen of het sprookjesbos waar de jongen doorgelopen is wel echt bestaat: in tegenstelling tot de andere prenten is het sprookjesbos volledig kleurloos, ook de sprookjesfiguren en voorwerpen in het bos zijn getekend in zwart, wit en grijs. De afwezigheid van kleuren zorgt voor een surreële sfeer, alsof de gebeurtenissen in het sprookjesbos zich vooral in de fantasie van de jongen afspelen. | |||||||||||
Sprookjesbewerkingen als deel van het sprookjesdebatEr is nog een tweede verklaring voor de populariteit van de sprookjesbewerkingen. Sprookjes zijn niet alleen populair, ze zijn ook heel omstreden. Ze zouden gedateerd, escapistisch en seksistisch zijn en kinderen nodeloos angst aanjagen. De bewerkingen zijn sinds de jaren zeventig deel gaan uitmaken van het sprookjesdebat en worden zowel door voor- als tegenstanders van het traditionele sprookje ingezet. Critici van het sprookje gebruiken deze teksten om de traditionele versies belachelijk te maken, of om de impliciete en vaak problematische ideologie in deze teksten te ontmaskeren. Voorstanders proberen het sprookje door kleine of grote aanpassingen opnieuw interessant en geschikt te maken voor lezers aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Zo kan je Een griezelmeisje (2006) van Edward van de Vendel en Isabelle Vandenabeele lezen als een feministische kritiek op ‘Blauwbaard’ van Charles Perrault. Zoals bekend ontdekt de echtgenote van Blauwbaard in dat sprookje een kamer met alle lijken van de vorige vrouwen van haar man. Wanneer Blauwbaard diezelfde dag thuiskomt, smeekt ze hem doodsbang om vergeving. Haar man is echter meedogenloos, en ook haar inwonende zus kan haar niet helpen. Pas wanneer op het laatste nippertje haar broers komen aanstormen, wordt de vrouw van Blauwbaard van de dood gered. Voor feministen is het sprookje van Perrault om twee redenen problematisch: net als in ‘Roodkapje’ van Grimm is het vrouwelijke hoofdpersonage hier een hulpeloos wezen dat volledige afhankelijk is van een mannelijke redder. Bovendien voegt Perrault een moraal toe waarin niet de fouten van Blauwbaard maar wel die van zijn vrouw in de verf gezet worden: ‘La curiosité, malgré tous ses attraits, Coûte souvent bien des regrets.’ En hij voegt eraan toe dat ‘Blauwbaard’ zich duidelijk in het verleden afspeelt want dat zulke wrede mannen niet meer voorkomen. Heel anders vergaat het Rotboy en Louise, de hoofdpersonages in Een griezelmeisje. Wanneer Louise het verschrikkelijke geheim van Rotboy, haar Blauwbaard, ontdekt heeft, reageert ze meteen kordaat: ‘Louise sprong op het paard en racete door het Huuverbos naar huis’ (n.p.). Bovendien wordt er aan het einde van dit verhaal gesuggereerd dat Louise terugkeert naar Blauwbaard om wraak te nemen. Dit is een vrouw die van aanpakken weet, en bovendien krijgt haar ‘zonde’ positievere connotaties: zonder nieuwsgierigheid, als je niks mag vragen ‘en nergens aankomen,’ is het leven saai en kleurloos. Ook de moraal van Perrault wordt zo wat vrouwvriendelijker gemaakt. | |||||||||||
Sprookjesbewerkingen en de moderne maatschappijIn sprookjesbewerkingen wordt niet alleen kritiek geleverd op de traditionele sprookjes. Sinds de jaren zeventig wordt dit genre steeds vaker ingezet voor een kritiek op de
Isabelle Vandenabeele (2206), uit: Edward van de Vendel en Isabelle Vandenabeele, Een griezelmeisje, Wielsbeke, De Eenhoorn
| |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
hedendaagse maatschappij. De ondertitel van Wim Meyles' De Pittbull en de Zeven Geitjes luidt niet toevallig: ‘Grimmige sprookjes uit de jaren '90’ (1991). Terwijl de traditionele sprookjes zich nog afspeelden ‘in een land hier ver vandaan’ en in een niet nader bepaalde periode, verplaatst Meyles de verhalen naar een maatschappij die sterk lijkt op het Nederland van de late twintigste eeuw. Zo lees je aan het begin van ‘Sneeuwwitje’ dat het sprookje zich afspeelt in ‘een land waar alles om mooi en lekker draaide. [...] Niemand maakte zich druk om de vraag of hij nu links of rechts was, zodat de grote Middenpartij de touwtjes stevig in handen had.’ Het onderscheid met de feodale maatschappij uit de sprookjes van Grimm kon moeilijk groter zijn. Meyles gebruikt het sprookje als contrastpunt met de moderne samenleving, wat leidt tot een humoristische maatschappijkritiek. De jager uit ‘Sneeuwwitje’ wordt bijvoorbeeld vervangen door de ‘laaghartigste van [alle] hovelingen, de minister van Bezuinigingen.’ Hij wil Sneeuwwitje maar al te graag uit de weg ruimen wanneer hij hoort dat ze ‘een te grote belasting voor 's Rijks schatkist’ vormt. Sneeuwwitje kan deze zuinige minister overtuigen om haar te laten leven wanneer ze vraagt: ‘Wat denkt u dat een staatsbegrafenis tegenwoordig kost?’ Zulke praktische vragen, en andere vragen over geld in het algemeen, zijn zo ongepast in de wereld van het sprookje dat een grappige incongruentie ontstaat. Tegelijkertijd maakt de auteur hier wel dankbaar gebruik van één van de typische stijlkenmerken van het sprookje, namelijk de neiging tot overdrijving en zwart/wit tekening. Deze eigenschap van het genre past natuurlijk mooi in het plaatje van de satirische maatschappijkritiek waarvoor de auteur zijn tekst inzet. Wanneer de plot van een sprookje ingebed wordt in de moderne maatschappij, dan botst het gebruik van magie vaak met de nieuwe setting. Het is typisch voor de wereld van het sprookje dat magie er als vanzelfsprekend ervaren wordt: wanneer een wens of vloek uitgesproken wordt, twijfelt niemand eraan dat die ook zal uitkomen, en Roodkapje reageert niet verbaasd wanneer ze in het bos wordt aangesproken door een wolf. Wanneer het sprookje verplaatst wordt naar een hedendaagse context, dan is het gebruik van toverkunst veel minder vanzelfsprekend. In de praktijk laten auteurs de magie vaak weg, geven er een realistische draai aan, of maken personages belachelijk die nog wel in magie geloven. In ‘Sneeuwwitje’ van Wim Meyles bijvoorbeeld heeft de boze stiefmoeder nog steeds een sprekende spiegel, maar er is wel een realistische verklaring voor: de spiegel is voorzien van een cassettebandje met de boodschap dat zij de mooiste is. Wanneer het bandje versleten is en opnieuw ingesproken moet worden, vindt de technicus ‘eerlijkheid belangrijker dan vleierij.’ Hij zegt dat Sneeuwwitje de mooiste is, met alle bekende gevolgen. De afwezigheid van magie heeft ook gevolgen voor het einde van het sprookje. Want in de bekendste sprookjes, van ‘Roodkapje’ tot ‘De Schone Slaapster’ wordt het gelukkige einde mogelijk dankzij toverkunst. Zonder magie kom je niet meer levend uit de buik van een wolf of word je niet wakker na een slaap van honderd jaar. ‘Sneeuwwitje’ heeft bij Wim Meyles minder geluk dan in het sprookje van Grimm. De prins die beweert dat Sneeuwwitje ‘zou ontwaken als hij haar kussen mocht’ wordt ‘onmiddellijk ter beschikking van de staat gesteld.’ Meyles is overigens niet de eerste die het vreemd vindt dat een prins geïnteresseerd is in een levenloze vrouw, onder andere de militante Amerikaanse feministe Andrea Dworkin beschuldigde hem al een keer van necrofilie. De vraag of de kus van de prins geholpen zou hebben of niet, blijft in de bewerking van Meyles onbeantwoord, en een gelukkig einde blijft dan ook uit: nadat Sneeuwwitje meer dan tien jaar in coma ligt, oppert een arts dat er voldoende gronden voor euthanasie aanwezig zijn. De eerst nog vrolijke maatschappijkritiek van Meyles krijgt een wrange toon, en het optimistische einde van het sprookje mag dan wel botsen met de realiteit, het biedt in elk geval mooiere perspectieven op een gelukkige toekomst. | |||||||||||
Een nieuw perspectiefIn de massale trend van sprookjesbewerkingen van de laatste jaren wordt het steeds moeilijker om nog een originele invalshoek te vinden om de bekende verhalen te transformeren. Een beproefde strategie is dat auteurs het traditionele sprookje opnieuw vertellen vanuit het perspectief van een ander personage dan de typische held of heldin. Dit kan heel ver gaan: Mini Grey belicht ‘De prinses op de erwt’ van Hans Christian Andersen vanuit het perspectief van de erwt. Haar bewerking heet dan ook De erwt en de prinses (2003). Vaak krijgt de typische slechterik uit het traditionele sprookje de kans om zijn versie van de feiten te geven. Meestal levert zo'n nieuw vertelperspectief een heel ander verhaal op, dat niet zelden
De (Engelse) koningin zoals Mini Grey ze typeert in De erwt en de prinses, Amsterdam, Sjaloom, 2003
‘het echte verhaal’ genoemd wordt of het ‘verhaal zoals het in waarheid gebeurde.’ Louise Murphy geeft haar bewerking van ‘Hans en Grietje’ zo'n veelzeggende titel mee: The True Story of Hansel and Gretel (2003). Al is het begrip van ‘waarheid’ of ‘truth’ hier relatief: het lijkt vooral een aanleiding om het sprookjes vanuit een verrassende hoek opnieuw te vertellen. Murphy situeert het verhaal van Grimm tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hans en Grietje zijn twee Joodse kinderen die ontsnapt zijn tijdens een transport naar een concentratiekamp. Na lang zwerven in een groot bos mogen ze onderduiken bij een goedhartige oude vrouw aan de rand van een Pools dorp. Een aantal elementen uit het traditionele sprookje zijn behouden maar krijgen in deze bewerking een nieuwe betekenis: de oude vrouw sluit de kinderen bijvoorbeeld niet op om hen op te eten, maar om hen te beschermen tegen de Nazi's die het dorp bezetten. Net als de heks in ‘Hans en Grietje’ sterft de oude vrouw op het einde van het boek en wordt ze verbrand in een oven. Het is echter niet Grietje die haar hierin duwt: de oude vrouw wordt opgepakt door de Nazi's, en in een concentratiekamp vergast en verbrand. De rollen van boosdoeneren slachtoffer worden door Louise Murphy radi- | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
caal verschoven, zo radicaal dat de lezer het traditionelere sprookje van Grimm voortaan misschien met andere ogen gaat bekijken. De heks, die bij Grimm een door en door slechte figuur was, krijgt hier een menselijk gezicht. Ook in Confessions of an Ugly Stepsister (1999) wordt de karaktertekening van het traditionele sprookje genuanceerd. In deze historische roman van de Amerikaanse auteur Gregory Maguire vertelt één van de stiefzusters van Assepoester haar verhaal. De voorgeschiedenis van haar familie werpt een nieuw licht op de vijandige houding van de stiefmoeder: zij heeft een leven achter de rug dat gekenmerkt is door armoede, uitsluiting en gevaar. Haar eerste echtgenoot is vermoord, en samen met haar twee dochters is ze naar Nederland gevlucht, waar ze volledig afhankelijk is van de goede wil van anderen. De stiefmoeder van Assepoester probeert in de eerste plaats te overleven en ervoor te zorgen dat haar dochters nooit hetzelfde moeten meemaken als zij. Overigens staan de stiefzusters in deze bewerking veel minder vijandig tegenover Assepoester dan in de versies van Grimm, Perrault of Disney. Integendeel, de drie meisjes worden vriendinnen en helpen elkaar waar mogelijk. Op het einde van de roman beschrijft de stiefzuster hoe het verhaal over Assepoester en de prins doorverteld en aangedikt werd, tot het lijkt op de versie zoals wij die nu kennen van Perrault en Disney. Ook dit personage beweert met haar versie ‘het waar gebeurde verhaal’ te vertellen, zodat lezers de zwart/wit karaktertekening in de traditionele versies voortaan misschien met andere ogen bekijken. | |||||||||||
Afscheid van SneeuwwitjeHet zijn niet alleen de slechteriken die in de sprookjesbewerkingen recht van antwoord krijgen. Ook de personages die traditioneel goed zijn krijgen een forum om hun rol in het sprookje toe te lichten. Dat levert evenzeer allerlei verrassingen op, zoals blijkt uit twee recente bewerkingen van ‘Sneeuwwitje.’ De gedichten rond ‘Sneeuwwitje’ in Een vlekje wolf (2003) van de Vlaamse Sine van Mol en de jeugdroman Zwart als inkt (1998) van de Nederlander Wim Hofman vertonen overigens verschillende gelijkenissen. In beide verhalen komt Sneeuwwitje rechtstreeks aan het woord in kleine briefjes, en telkens wordt het duidelijk dat ze een bijzonder ongelukkig meisje is. Haar biologische moeder is zowel bij Wim Hofman als bij Sine van Mol nog in leven en vervult de rol van de stiefmoeder: net als in de zogenaamde ‘oerversie’ van ‘Sneeuwwitje’ (uit het Ölenbergse manuscript van Grimm uit 1810) is de moeder van Sneeuwwitje jaloers op haar dochter en probeert ze haar te vermoorden. Sneeuwwitje begrijpt die haat niet en probeert wanhopig om de liefde van haar moeder terug te winnen. Dit uit ze in haar briefjes. In Een vlekje wolf schrijft ze: | |||||||||||
Brief aan de spiegel
Spiegeltje, spiegeltje
aan de wand,
zeg haar dan toch
dat zij
de mooiste is
van het land.
En in Zwart als inkt:
Briefje aan haar moeder
Lieve mama,
zeg me, wat
heb ik dan
gedaan?
Wat heb ik dan
fout gedaan?
Ik weet het echt niet.
Je dochter Sneeuwwitje
In Zwart als inkt hoort ze van de dwergen de reden waarom haar moeder haar haat:
Mamma,
de dwergen bij wie ik woon
zeggen rare dingen
ze zeggen dat u de jager
heeft gestuurd ze zeggen
dat hij mij niet doodstak
omdat ik zo jong en mooi was.
ze zeggen
was je maar lelijk
dan zat je niet hier.
Beide meisjes komen uiteindelijk tot een zelfde conclusie en sluiten zich aan bij een rij van suïcidale Sneeuwwitjes uit de hedendaagse sprookjesbewerkingen. Als hun moeder niet van hen houdt zien ze de zin van het leven niet langer in - ze weten dat de appel die hun moeder hen aanbiedt vergiftigd is, en bijten erin met het volle bewustzijn van de gevolgen. Bij Sine van Mol schrijft Sneeuwwitje aan de dwergen:
Lieve dwergen,
jullie hoeven niet meer te waken
want
ik zal slapen
in
een glazen ledikant.
| |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
Wim Hofman (1997), uit: Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen, Amsterdam, Querido
In Zwart als inkt schrijft Sneeuwwitje dit keer geen briefje, maar spreekt ze haar moeder rechtstreeks aan: Ze herkende de stem
van de vrouw maar al te goed.
Had ze hier steeds op gewacht?
‘Ik denk dat ik weet
wie u bent,’ zei ze, ‘en wat voor appel dit
is,
zoet en bitter tegelijk...’
De regen ruiste, de beek ruiste,
de wind ruiste harder dan ooit.
Ze nam de appel aan.
Ze zag waar de vrouw haar tanden had
gezet.
Ze zag hoe het donkere rood
van de appel spiegelde en blonk
en beet daarin. De wereld sloeg om
als een bladzijde van een boek.
‘O, moeder!’ zei ze en ze gleed
weg in een zee van bloed en inkt.
Deze opvallende wijziging ten opzichte van het Grimmsprookje houdt verschillende implicaties in. Ten eerste kan je de zelfmoord lezen als een feministische correctie. Het personage Sneeuwwitje van Grimm werd immers door feministen bekritiseerd omdat ze niet al te slim was: hoe is het mogelijk dat ze haar (stief)moeder niet herkent, zeker als die al twee keer eerder probeerde om haar te vermoorden? Bij Hofman en van Mol wordt dit aangepast: Sneeuwwitje herkent haar moeder wel degelijk. Tegelijkertijd wordt Sneeuwwitje voorgesteld als iemand die bewuste keuzes maakt, al betekent haar keuze in dit geval dat ze een einde aan haar leven maakt. ‘Kon ik ook maar weg,’ denkt ze in Zwart als inkt, wanneer ze een briefje in het donker schrijft en de letters ziet vervagen. Bij Sine van Mol betekent de zelfmoord van ‘Sneeuwwitje’ waarschijnlijk haar definitieve dood: na haar afscheidsbrief volgen er geen berichtjes meer. Bij Wim Hofman komt er wel een prins, die haar bovendien belooft dat hij op haar briefjes zal antwoorden. Bijna een gelukkig einde, als Sneeuwwitje op het laatst niet nog een vreemd geschenk zou krijgen: de spiegel die de jaloezie tussen haar en haar moeder zo aanwakkerde. Nu haar moeder dood is, lijkt de kans reëel dat Sneeuwwitje haar plaats zal innemen. Wat voor een moeder zal zij zijn, die zelf nooit een liefhebbende moeder heeft gehad? Zal zij op haar beurt jaloers zijn op haar dochter? En zal de spiegel ook haar beïnvloeden zoals hij het gedrag van haar moeder mee gestuurd heeft? Hofman laat het antwoord op die vragen aan de verbeelding van de lezer over. | |||||||||||
BesluitOok al duiken Sneeuwwitje, Roodkapje, Hans en Grietje en andere sprookjesfiguren nog regelmatig op in de hedendaagse literatuur, voor de tijdgenoten van Grimm en Perrault zijn ze bijna onherkenbaar veranderd. Auteurs benutten de voorkennis van de lezer om de traditionele verhalen op een creatieve manier opnieuw vorm te geven. Dat levert heel uiteenlopende versies op, die het betekenispotentieel van het sprookje telkens op een andere manier benutten en transformeren. De bewerkingen zijn een deel geworden van hetsprookjesdebat en leiden op hun beurt tot weer nieuwe versies, zodat het ernaar uitziet dat de literaire dialoog over het sprookje nog lang niet stilgevallen is. Grimm, Andersen en Perrault mogen dan al jaren dood zijn, hun sprookjes zijn nog altijd springlevend. | |||||||||||
Bibliografie
|
|