[Nummer 315]
Woord vooraf
Ria De Schepper
‘Lang geleden, toen wensen nog hielp, leefde er eens een koning wiens dochters allemaal mooi waren, maar de jongste was zo mooi dat de zon zelf - die toch zoveel heeft gezien - telkens weer verbaasd was als hij haar gezicht bescheen.’ of ‘Er was eens een arme man die twaalf kinderen had en dag en nacht moest werken om hun alleen maar droog brood te kunnen geven.’ of nog ‘Eens, midden in de winter, toen de sneeuwvlokken als veertjes uit de hemel dwarrelden, zat er een koningin te naaien bij een raam met een kozijn van zwart ebbenhout’ Als je als kind deze beginzinnen van sprookjes voorgelezen krijgt, wordt je fantasie onmiddellijk geprikkeld. Je komt terecht in een wereld waar wensen in vervulling kunnen gaan maar waar liefelijke tafereeltjes ook de voorbode kunnen zijn van onheil.
Bloedmooie prinsessen vinden er, meestal na lang zoeken, een knappe prins en de wereld van koningen en prinsen contrasteert sterk met de grauwe werkelijkheid van de gewone man.
Spanning, emoties, magie, bijzondere attributen en beeldrijke beschrijvingen blijven jong en oud aanspreken en maken sprookjes onsterfelijk.
Sprookjes vertellen gebeurt al eeuwenlang. Opeenvolgende generaties hebben ze verteld, bewerkt, geparodieerd en verhaalmotieven uit bestaande sprookjes gebruikt in nieuwe sprookjes. De canon van onze sprookjesschat wordt gevormd door de volkssprookjes die Charles Perrault eind 17de eeuw en de gebroeders Grimm in de 19de eeuw verzamelden, aangevuld met de sprookjes die Hans Christian Andersen in de 19de eeuw schreef. Toch kennen de meeste mensen niet zó veel sprookjes, soms hooguit zo'n tien à twintig die heel populair zijn. Recente uitgaven van de sprookjes van Grimm en Andersen, naast sprookjesuitgaven van onder meer Henri van Daele, maken ook minder of totaal onbekende sprookjes beschikbaar voor een breed publiek. In onze gemediatiseerde wereld kennen veel kinderen en jongeren sprookjes evenwel vooral van animatiefilms, en is hun beeld van sprookjesfiguren vaak bepaald door Disney. Kunnen ze zich een ander Sneeuwwitje en een andere stiefmoeder voorstellen dan die uit de Disneyfilm? De beelden van de film, en het herhaald bekijken ervan, beklijven blijkbaar meer dan de beeldende beschrijvingen bij het beluisteren van de sprookjes.
Toch zijn sprookjes nog sterk aanwezig in onze brede cultuur. In nieuwe boeken en verhalen, in toneel, opera en muziekvoorstellingen, in films en reclame duiken geregeld bewerkingen en sprookjesmotieven en -figuren op. Met dit sprookjesnummer willen we een aantal aspecten van die aanwezigheid in de kijker stellen. Vanessa Joosen beschrijft waarom sprookjes vandaag de dag nog populair zijn en belicht een aantal transformaties en creatieve bewerkingen door hedendaagse auteurs. Jan van Coillie bekeek talloze illustraties die doorheen de tijd bij ‘Roodkapje’ zijn gemaakt. Hij bespreekt hoe kunststromingen de stijlen en de onderwerpkeuzes van de illustraties hebben beïnvloed en hoe zowel commercialisering, trivialiteit als artisticiteit het beeld van Roodkapje en de wolf bepaalt. Ook al hebben onze sprookjes duistere ontstaansgeschiedenissen, bij een aantal ervan kunnen we spreken van typisch Vlaamse sprookjes. Harlinda Lox beschrijft een aantal kenmerken van die Vlaamse sprookjes en geeft een overzicht van hoe de voorbije twee eeuwen Vlaamse sprookjes werden verzameld en opgetekend. Marita de Sterck bespreekt haar ervaringen met het optekenen van sprookjes in Zuid-Afrika. Zij verzamelt orale verhalen waarin de groei van meisje tot vrouw centraal staat en stelt een aantal pregnante vragen bij de consequenties van het optekenen en vastleggen van die verhalen. Via het medium film zijn sprookjes heel toegankelijk. Sylvain De Bleeckere wijst erop dat filmsprookjes geen
De stiefmoeder uit ‘Sneeuwwitje’ voor haar spiegel. Charlotte Dematons (2005), uit: Grimm. Volledige uitgave, Vertaling Ria van Hengel, Rotterdam, Lemniscaat.
gefilmde sprookjes zijn en bespreekt het werk van enkele hedendaagse sprookjesvertellers. De laatste twee eeuwen zijn sprookjes ook in de muziek heel populair. Jaak Van Holen maakte een selectie uit de talloze sprookjescomposities die in alle mogelijke genres verschenen. Tenslotte mag ook de populaire cultuur niet ontbreken. Erwin Taets troontje mee naar het sprookjesbos van pretparken en bespreekt hoe sprookjes nog kunnen overleven, daar waar technologie, geavanceerde multimedia en nieuwe tv-helden de toon voeren.
Over sprookjes valt nog veel meer te schrijven. Hopelijk zet dit themanummer aan om nog eens een sprookjesbundel ter hand te nemen of een sprookje te vertellen. Sprookjes blijven immers van alle tijden, voor jong en oud. ‘En degene die dit het laatst heeft verteld, diens mond is nog warm’.