| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Filosofie en religie
Hans Küng
De Islam. De toekomst van een wereldreligie. Ten Have, Kampen, 2006, 893 p. €69
‘Geen vrede onder de volkeren zonder vrede tussen de godsdiensten. Geen vrede tussen de godsdiensten zonder dialoog tussen de godsdiensten. Geen dialoog tussen de godsdiensten zonder onderzoek naar de fundamenten van de godsdiensten’. Vanuit deze programmatische stellingen schreef Hans Küng zijn trilogie over de religieuze situatie van onze tijd. Wat vijfentwintig jaar geleden begon met Het jodendom (1991) en Het christendom (1994) wordt nu vervolledigd met De islam. Küng is zich er goed van bewust dat hij als christen een buitenstaander is die schrijft over de islam. Dat komt het boek ten goede omdat telkens gewezen wordt op de gelijkenissen en verschillen tussen de monotheïstische godsdiensten. Pas als men goed op de hoogte is van ieders eigenheid, kan men in dialoog treden. Uitgaande van het vijandbeeld van het Westen en het ideaalbeeld binnen de islam, stelt deze eigenzinnige theoloog zich tot doel het echte beeld in het vizier te krijgen om tenslotte de blik te richten op de uitdagingen voor de toekomst. Vooral de moslims in de diaspora, in Amerika en in Europa, kunnen hun gewicht in de schaal leggen om te evolueren naar een verlichte islam. Problemen rond sjaria en mensenrechten, staat en godsdienst, geweld en heilige oorlog, islamitische economie, moraal en dagelijks leven moeten opnieuw aangepakt worden. Ondanks het volume is dit een vlot leesbaar boek met verhelderende schema's, samenvattingen en een duidelijke structuur. Op elke bladzijde valt wel iets bij te leren. Met dit geniale boek gaat Küng in tegen de ‘clash of civilazations’ en ijvert als bruggenbouwer voor een duurzame wereldvrede.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Lieven Boeve
God onderbreekt de geschiedenis. Theologie in tijden van ommekeer. Pelckmans, Kapellen, 2006, 252 p. €20,95
Het nieuwste boek van Lieven Boeve kan gelezen worden als een uitdieping van zijn vroegere studie Onderbroken traditie. Heeft het christelijk verhaal nog toekomst? Waar het boek uit 1999 vertrok vanuit de praktijk en vanuit concrete verhalen, daar is God onderbreekt de geschiedenis een theoretisch en academisch doordenken van dezelfde thema's. Was het eerste boek vlot leesbaar en verstaanbaar, dan is dit vervolg vooral bedoeld als theologische vakliteratuur.
Toch is dat niet negatief, want de gestelde vragen krijgen een scherper antwoord. De theoloog is duidelijk geëvolueerd, net zoals de context alweer gewijzigd is. Tendensen die zeven jaar geleden pas in gang gezet waren, krijgen vandaag duidelijke contouren en zijn beter te evalueren. We staan een stap verder in de traditionalisering, in pluralisering, in het heropleven van religiositeit en in het opkomen voor de eigen christelijke identiteit. Ook de denker is vooruit gegaan en heeft zich sterker geprofileerd en gepositioneerd. Nieuwe uitdagingen zoals creationisme, intelligent design en de zorg voor het milieu in deze apocalyptische tijd, vroegen om nieuwe antwoorden. De veranderde context onderbreekt het klassieke denken en daagt christenen uit om hun verhaal over God die de geschiedenis onderbreekt, terug bij de tijd te brengen. Daar is Lieven Boeve alvast in geslaagd.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
Epco Runia en Ariane van Suchtelen
Rembrandt in het Mauritshuis. Waanders Uitgevers, Zwolle, 2006, 72 p. €14,95
Om de uitgebreide schilderijencollectie van het Mauritshuis in Den Haag bij een ruimer publiek bekend te maken verscheen in 2005 een handig boekje over Vermeer. Vorig jaar kwam - hoe kon het ook anders! - eveneens zo'n publicatie over Rembrandt tot stand. In deze Noordnederlandse verzameling bevinden zich tien schilderijen van deze meester en deze worden nu naast elkaar geplaatst, besproken en vergeleken. Een schare uitstekend beeldmateriaal vervolledigt de uitgave en maakt er meteen een aangenaam kijkboek van. De illustraties worden vergezeld van een beknopte maar interessante uitleg die ons zowel gegevens over iconografie, pedigree als stijl van de tien werken bezorgen. Ook een algemene situering met een beknopte biografie van de kunstenaar ontbreekt als inleiding niet.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Lien Gellynck
Body of Flowers, Lannoo, Tielt, 2006, 156 p. €49,95
Lien Gellynck is gezegend met het kunstgen dat al generaties lang door de familie Gellynck rondwaart. Ze is verwant met Emiel Constant Gellynck, de architecten Rafaël en Piet Gellynck, Hilaire Gellynck, medestichter van Kunsttijdschrift (West-)Vlaanderen en Klaas Verplancke. Op haar eigen manier zoekt de Gentse floriste naar esthetische schoonheid. In Body of Flowers doet ze dat via zorgvuldig gestileerde composities die beeld, bloemen en bodypainting inventief verenigen.
Mens en natuur zijn met elkaar vergroeid, aan elkaar verknocht zoals man en vrouw, ouders en kinderen, broer en zus, vriend en vriendin. Het is wonderbaar hoe de schoonheid van het menselijk lichaam harmonieert met de pracht van de natuur. Elke creatie is geladen met poëtische symboliek. Het leven doorgeven vormt daarbij de rode draad in dit kijkboek. De cirkel van het leven is een ‘never-ending story’ van liefde geboorte, leven en dood, nieuw leven en nieuwe liefde. Het lijkt wel een sprookje om in weg te dromen. Bloemen als teken van liefde en schoonheid. Toch sluimeren gevaar, angst of pijn in een hoekje. Wat op het eerste gezicht een schitterend drietalig floraal geschenkboek is, groeit uit tot een meditatie over het leven, doet stilstaan bij de dingen en roept vragen op. Wie is de mens? Waartoe leven wij? Wat is natuur? Wat is cultuur? Waar begint de cultuur en waar eindigt de natuur?
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Hans Geybels
Kapellen in Vlaanderen. Vergeten verleden. Davidsfonds, Leuven, 2006, 274 p. €62,50
Begin vorig jaar verscheen bij het Davidsfonds het imposante en rijk geïllustreerde naslagwerk over Kapellen in Vlaanderen. Het werd geschreven door historicus en theoloog Hans Geybels, die zich wel meer in deze materies heeft verdiept. De meestal schitterende foto's werden genomen door Bart Deseyn en harmoniëren perfect met de tekst. Inhoudelijk is het werk geen inventaris van Vlaamse kapelletjes, hoewel de meeste en zeker de belangrijkste aan bod komen. De auteur overloopt ze eigenlijk, na een uitgebreide inleiding, min of meer chronologisch gaande van de kersteningsperiode tot in de twintigste eeuw. Daarbij probeert hij een geografische spreiding over Vlaanderen in acht te nemen en houdt geen rekening met hun grootte of belang. Het is goed en juist op tijd dat zo'n boek over dit rijke Vlaamse erfgoed verschijnt, want Vlaanderen is bezaaid met ontelbare kapelletjes. Er zijn weinig straten of wijken waar er geen te vinden zijn. Ze hebben een grote culturele waarde. Dikwijls herinneren ze aan een miraculeuze gebeurtenis, aan een ongeval of verwijzen naar een verschijning. Schoolvoorbeelden van die laatste zijn de meestal in portlandcement opgetrokken Lourdesgrotten, gemodelleerd in ruwe oppervlakten als nabootsing van natuursteen, die na de miraculeuze verschijning in 1858 van Maria aan de molenaarsdochter Bernadette Soubirous her en der werden opgetrokken in tuintjes, veranda's, kerken, kloosters en bossen. Sommigen trokken persoonlijk naar de grot van Massabielle in de Pyreneeën om er de juiste maten op te nemen. In feite hoefde dit niet, want de juiste afmetingen konden aldaar per brief opgevraagd worden bij het ‘Oeuvre du Roc’. Er waren ook gespecialiseerde firma's die Lourdesgrotten maakten. Bepaalde kapellen groeiden uit tot ware bedevaartsplaatsen en trekken nog jaarlijks honderden bezoekers, dikwijls tijdens de mariale meimaand. Dan zijn er speciale diensten, misvieringen of komen gewoon dagelijks
mensen een kaarsje branden met één of andere smeekbede. Ook deze aspecten komen in dit boek ruimschoots aan bod. Volksgeloof, devotie en bijgeloof zijn nauw met deze oorden van bezinning verbonden. Het boek bezorgt ons van dit alles een overzicht, al moet een deftige inventaris net zoals ook van de calvaries die tegen de muren van bidplaatsen of op kerkhoven staan, nog worden opgemaakt. Deze fascinerende uitgave is daartoe veel meer dan een aanzet.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Serge Goyens de Heusch
Art belge au XXe siècle. Collection de la fondation pour l'art beige contemporain Serge Goyens de Heusch. Editions Racine, Bruxelles, 2006, 536 p. €49,95
In 1981 heeft de kunsthistoricus Serge Goyens de Heusch een stichting met zijn naam opgericht en in de loop der jaren tot een belangrijk centrum van de eeuwse kunst uitgebouwd. Van ongeveer tweehonderd kunstenaars bezit de stichting nu werk en ijverig streeft de initiatiefnemer ernaar de nog bestaande lacunes aan te vullen, zodat een boeiend en hoogstaand ensemble de evolutie van de kunst tijdens de twintigste eeuw illustreert en dit in de toekomst met nog grotere volledigheid zal doen. De catalogus is een prachtig boekwerk geworden met honderden afbeeldingen, knappe korte synthetische teksten over de kunstenaars en grondige informatie over elk van hen in verband met biografie, aanwezigheid in verzamelingen en bibliografie. Als auteur, organisator, professor en voordrachtgever heeft Serge Goyens de Heusch een indrukwekkende bijdrage geleverd tot de bekendmaking van de moderne Belgische kunst. In deze, naar we hopen voorlopig laatste publicatie is het hoofdstuk dat zijn vele activiteiten als schrijver, spreker en promotor vermeldt, zeker op zijn plaats.
[Jaak Fontier]
| |
Klazina Dieuwke Botke, Tanja Kootte, Guus van den Hout (voorwoord)
Bijbelse vrouwen in de kunst. Waanders Uitgevers en Museum Catharijneconvent, Utrecht-Zwolle, 2006, 96 p. €14,95
Het Museum Catharijneconvent in Utrecht werd recent totaal heringericht. Daardoor werd de uitgestalde collectie tot op ongeveer de helft herleid - wat betreurenswaardig is - en kwam de pand- | |
| |
gang op de verdieping vrij. In die kloostergalerij zullen nu voor lange tijd thematische opstellingen worden ingericht met kunstwerken uit de eigen verzameling. Momenteel worden vooral schilderijen en beelden met voorstellingen van bijbelse vrouwen tentoongesteld. Het gaat daarbij niet noodzakelijk over kwalitatieve topstukken, wel geeft het geheel een beknopt overzicht van de vrouwen uit het Oude en Nieuwe Testament. Hier en daar worden de plastische kunstwerken aangevuld met voorstellingen op keramiek, meubelkunst en edelsmeedwerk. Ook grafisch werk werd als illustratie gebruikt. In dit kader verscheen een fraai geïllustreerd en handig gidsboekje dat een twintig vrouwen uit de bijbel summier behandeld. Vooral de illustraties zorgen voor een aantrekkelijke uitgave.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Johan van Cauwenberge (ed.), Patrick Auwelaert, Serge Goyens de Heusch
Hoenraet. Tekens in de tijd. Werken 1963-2006. Uitgeverij P, Leuven, 2006, 191 p. €49,50
Luc Hoenraet (Aalst, 1941) leeft en werkt in Brussel. Hoenraet volgde les aan het Sint-Lucasinstituut, waar hij in 1963 afstudeerde. Aangemoedigd door zijn leraar Maurits van Saene houdt hij zijn eerste tentoonstelling in 1962. Hoenraet ontpopt zich tot een veelzijdig kunstenaar Zijn rijke oeuvre omvat (materie)schilderijen, tekeningen, etsen, lino's, litho's, zeefdrukken, installaties, assemblages en collages. Tussen 1978 en 1999 verbleef Hoenraet in Parijs. Hij nam deel aan talrijke individuele en groepstentoonstellingen in binnen- en buitenland. Het bekende kruismotief duikt op in 1965. Het zou zijn handtekening worden. Patrick Auwelaert schreef daarover in Kunsttijdschrift Vlaanderen: ‘Dat het Grieks kruis en het sint-andrieskruis doorheen de jaren standvastig bleven opduiken in zowel zijn schilderkunstig als zijn grafisch werk, is tekenend voor de twijfel waaraan de kunstenaar lange tijd onderhevig was. Zijn levenscredo luidde tot het begin van de jaren negentig dan ook niet voor niets: “De twijfel is mijn geloof.” In de jaren die daarop volgden, evolueerde hij als gevolg van een aantal ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven tot iemand die in het geloof een existentiële geloofwaardigheid gevonden heeft.’ Met de uitgave van deze monografie bij Uitgeverij P krijgt Luc Hoenraet de eer die hij verdient. De honderd zorgvuldig gekozen kunstwerken uit zijn oeuvre - dat meer dan vier decennia omspant - geven een alomvattend beeld van de rijkdom en diepgang van zijn werk. In zijn inleiding situeert Serge Goyens de Heusch het werk van Hoenraet in het hedendaagse kunstlandschap. Hij noemt Hoenraet een ‘alchemist van de materie’. In zijn gedegen essay noemt Johan van Cauwenberge Hoenraet ‘een moderne symbolist (...) omdat voor hem kunst toch ook meer een kwestie is van suggereren dan beschrijven’. De volledige biografie van de kunstenaar is van de hand van Patrick Auwelaert en bevat een
schat aan informatie voor wie het levenspad van Luc Hoenraet op de voet wil volgen. Het boek wordt afgesloten met een indrukwekkende bibliografie.
[Geert Swaenepoel]
| |
Jaap van Moolenbroek
Wonderen voor alledag. Elf opstellen over godsdienst en samenleving in de Middeleeuwen. Uitgeverij Verloren, Hilversum, 320 p. €29,00
Naar aanleiding van het afscheid aan de Vrije Universiteit van Amsterdam werden een tiental artikelen van prof. dr. Jaap van Moolenbroek gebundeld en uitgegeven. Ze werden destijds her en der gepubliceerd in tijdschriften of jaarboeken en zijn nu samengebracht in één boek. De opstellen zijn gegroepeerd rond drie thema's. Centraal vinden we teksten over de cisterciënzermonnik Caesarius van Heisterbach Een ander deel bevat bijdragen over het religieuze leven in de late middeleeuwen en een derde is een verzameling artikels over de vernieuwingen van het kloosterwezen in de twaalfde en de dertiende eeuw.
Doorheen de inhoud van die teksten loopt er een rode draad. De middeleeuwse mens liet zich namelijk leiden door tekens en wonderen die van Godswege kwamen. Soms ging het om bovenzinnelijke ervaringen die hen in contact bracht met de Andere Wereld, soms over gewone gebeurtenissen waarachter bijbelse prototypes schuilgingen. Ze konden zich voortdoen in de gedaante van een persoon in wie men een man Gods herkende. Het waren zogezegd goddelijke bakens die de weg wezen, zowel in het alledaagse leven als tijdens avontuurlijke tochten. Aan dit thema heeft de eminente professor zijn wetenschappelijk leven gewijd en het is goed dat die interessante verspreide kernartikels nu werden samengebracht in ene handige uitgave.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Titus M. Eliëns
Het Keramiekboek. Nederlands vernieuwingsaardewerk 1876-1940, Waanders Uitgevers, Zwolle, 2006, 360 p., €14,95
Waanders Uitgevers, die sinds 1836 actief is in het uitgeven van kunstboeken in Nederland en bij ons vooral bekend is door de zeer succesvolle verzamelreeksen zoals ‘Waar is de Tijd’ en ‘Van Toen’, gaf in juni 2006 ‘Het Keramiekboek’ uit in de serie ‘Het... Boek’.
In die serie verschenen reeds 27 instructieve, leuke en zeer fraai geïllustreerde boekjes die zeer uiteenlopende onderwerpen behandelen zoals literatuur, kunst, monumenten en geschiedenis. De meeste boekjes behandelen specifiek Nederlandse onderwerpen op uitzondering van een drietal die zich meer tot het Vlaams publiek richten (zoals Het 14-18 Boek, Het Vlaamse Schilderkunstboek en het Gentboek). Het Keramiekboek, dat verscheen naar aanleiding van een tentoonstelling die tot 5 november 2006 in het Gemeentemuseum van Den Haag is te bezoeken, is volledig gewijd aan het sier- en gebruiksaardewerk uit de periode 1885-1940. Nederland kende net in periode veel keramiekbedrijven die ook buiten Nederland en zelfs over de hele wereld ruime aftrek vonden. De aardewerknijverheid leverde toen immers een zeer wezenlijke bijdrage tot de nieuwe stijlen van de 20ste eeuw. Tot de belangrijkste bedrijven behoorden de Haagse Plattelbakkerij Rozenburg en de Amsterdamse bedrijven De Distel en Amstelhoek. Ook belangrijke kunstenaars en ontwerpers hebben tijdelijk voor keramisten ontwerpen gemaakt zoals Richard Roland Holst maar ook architect H.P. Berlage. Het Keramiekboek is geïllustreerd met 192 kleurenfoto's en vlot leesbaar. Achteraan is een handig register opgenomen.
[Brigitte Beernaert]
| |
Guus van den Hout (red.)
Christendom in Nederland. Topstukken uit Museum Catharijneconvent. Waanders Uitgevers, Zwolle, 2006, 112 p. €14,95
Het Museum Catharijneconvent in Utrecht is bij kunstliefhebbers voldoende bekend, zeker bij hen die interesse hebben voor godsdienstgeschiedenis, christelijke cultuur en kunst. Niet alleen is hun verzameling zeer uitgebreid, maar ze bezitten evenzeer enkele kwalitatieve objecten die werkelijk tot de hoogtepunten van de wereldkunst behoren. Die topstukken werden nu verzameld in een handbare bundel, geschreven door enkele specialisten ter zake: Guus van den Hout, Saskia van Haaren, Janneke Raaijmakers, Babette Hellemans, Tanja Kootte, Jeroen Koch en Joost de Wal. Het pas verschenen boek is uiteraard geen catalogus, wel een fraai geïllustreerd en handig gidsboekje. Het geheel is chronologisch opgebouwd. Aan de hand van schilderijen, sculpturen en liturgische voorwerpen krijgen we een doorlopend verhaal over de komst van het christendom, over de verspreiding van het geloof, de middeleeuwen, de opkomst van het protestantisme, de contrareformatie en zo verder tot in de twintigste eeuw. Dat de nadruk op Nederland ligt moeten we erbij nemen.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Architectuur
Hilde De Bruyne, Jan van der Hoeven e.a.
Kunst met diverse patronen. Kunst om mee te wonen. OCMW Brugge, 2006, 72 p. €29,95
Het OCMW van de stad Brugge doet al vele jaren lang lofwaardige inspanningen om zijn woningbezit te restaureren, te saneren en met nieuwbouw uit te breiden. Zo werden talrijke godshuizen systematisch maar met respect voor hun monumentale waarde gerenoveerd tot comfortabele hedendaagse woningen. Nieuwe gebouwen met serviceflats, een dienstencentrum, een kinderdagverblijf en tenslotte de hoofdzetel van het OCMW in de buurt van het A.Z. Sint-Jan zijn andere opmerkelijke realisaties. De hoofdzetel, een hedendaagse en kleurrijke creatie van het architectenbureau Archinovo, werd op 28 april 2006 ingehuldigd. De vele bouwprojecten van het Brugse OCMW worden nu op een originele wijze voorgesteld in een bijzonder fraai boek. Centraal in het concept ervan staan de gedenkstenen die in de gevelmuren zijn aangebracht. Ze zijn het werk van beeldhouwers en kalligrafen als Pieter Boudens, Pierre Goetinck, Maud Bekaert, Christoffel Boudens, renaat Ramon en Brody Neuenschwander en zij visualiseren gevleugelde woorden of verzen van o.a. Winckelmann, Van Wilderode, Vasalis, Pessoa, Snoek en van der Hoeven. Van de gerenoveerde beluiken en woningen geeft Hilde De Bruyne telkens een korte geschiedenis. Boeiende lectuur in een publicatie, die dankzij de prachtige foto's van Hugo Maertens, Phaedra Dhondt en Wouter Missiaen tevens een schitterend kijkboek is. Vormgever is Johan Mahieu; het boek werd gedrukt door die Keure.
[Jaak Fontier]
| |
Literair essay
Bart Van Loo
Parijs retour. Literaire reisgids voor Frankrijk. Meulenhoff/Manteau, 2006, 414 p. €22,50
‘Lezen is reizen in je hoofd.’, schrijft Bart Van Loo in het voorwoord van Parijs retour. Hij volgt in zijn boek de plekken waar de allergrootste Franse negentiende-eeuwse auteurs leefden en werkten. Achtereenvolgens komen in zijn literaire reisgids Victor Hugo, Alexandre Dumas père, George Sand, Honoré de Balzac, Emile Zola, Alphonse Daudet, Guy de Maupassant en Gustave Flaubert aan bod. Hij volgt zijn geliefde Franse negentiende-eeuwse auteurs ook naar de plaatsen die zij in hun romans tot leven brachten. Op die manier wekt zijn boek het literaire verleden weer tot leven en wordt de lezer van Parijs retour uitgenodigd in de voetsporen van Bart Van Loo te treden. Begin en eindpunt van het boek is zoals de titel al aanduidt natuurlijk Parijs. Maar Van Loo brengt de lezer ook naar de meest uiteenlopende plekken in Frankrijk: van Besançon naar de Kanaaleilenden, van de Provence naar Normandie en de Berry. En telkens opnieuw naar Parijs. ‘Het spreekt voor zich dat lezen het begin en het einde van dit boek vormt.’, schrijft Van Loo. Die eruditie en belezenheid springt van elke bladzijde van het boek. Niet op een pedante, belerende manier, maar aanstekelijk, zodat je als lezer zin krijgt om Maupras van Georges Sand of De mijn van Zola opnieuw ter hand te nemen. Parijs retour is als reisgids zoals het hoort voorzien van de nodige kaartjes die de lezer-reiziger toelaten in de voetsporen van de auteurs te treden.
[Geert Swaenepoel]
| |
Literair proza
Ruth Lasters
Poolijs. Meulenhoff/Manteau, Antwerpen, 2006, 178 p. €18,95
| |
| |
In 2005 won Ruth Lasters met ‘Poolijs’ de verhalenwedstrijd van het tijdschrift De Brakke Hond. Ook binnen de poëzie liet zij zich al eerder opmerken, met gedichten in o.m. Het Liegend Konijn en in de bloemlezing ‘21 dichters voor de 21ste eeuw’. Met een uitgewerkte versie van ‘Poolijs’ debuteert zij als romancier. Wat ogenschijnlijk het verhaal is over twee mensen die om uiteenlopende redenen vastlopen in hun relatie, wordt door Lasters op een bijzonder ingenieuze manier tot een literair hoogstandje verheven. Meer dan bij enig ander debuterend auteur voel je in ‘Poolijs’ de verregaande en uitgesproken drang om de lezer met en door het taalgebruik toegang te verlenen tot een eigenzinnig universum waarin de plot zelf eerder bijkomstig gaat lijken. Ter illustratie, ex negativo dan, deze idee die Lasters in de mond legt van een van de twee protagonisten, Yves namelijk, die over de moeder van zijn vriendin Lucy zegt: ‘Als ze spreekt, met name door het ding aan haar hals, zegt ze niets. Zij reproduceert. Zelden hoor je taal zo gescheiden van gedachten.’ Ruth Lasters zoekt in haar glashelder en afgemeten proza de binnenkant op van de taal: ‘Ik leek er wel in de taal zelf binnen te komen.’ (p.78)
Yves klust als niet al te overtuigd student wat bij als schoonveger van de ijspiste waar ook Lucy werkt. Alternerend komen beiden aan het woord, twee keer in de ikvorm, maar in het geval van Lucy wordt het relaas omgebogen tot een monoloog waarin zij haar geliefde toespreekt, die zoals al snel blijkt in de beginpagina's, in een verkeersongeval is omgekomen. Aarzelend, precies omdat ze wil vermijden moraliserend te worden, verkent Lasters het speelveld - conform het gegeven van de ijsbaan dat gaandeweg tot motief uitgroeit - waarop mensen zich wagen in het aangaan van relaties. Yves hierover: ‘Verdragen is niet eens de restwaarde van liefde. “Houden van” is een totaal andere discipline’ (p.116) Yves kampt daarbij met een dwangneurose: in zijn strottenhoofd slaat hij voortdurend stemmen en klanken op. Daarom zoekt hij het liefst de stilte op, ‘plaatsen waar mensen massaal hun bek houden’. Een van die plaatsen is het auditorium waar Anka kunstlessen geeft aan doven. Meteen buigt Lasters dit gegeven om tot een gedragen visie, waarin Mondriaan een centrale plaats inneemt met zijn streefdoel de wereld te vatten in drie kleuren plus wit. Toegepast op het motief van relaties tussen mensen: ‘Voor elke primaire kleur die Mondriaan gebruikt heeft, één ding van elkaar weten en meer niet, om net als hij naar overzicht te streven en dat ook te bewaren.’
(p.68) Mondriaan dus, die overigens, zij het niet steeds op een even duidelijke en geslaagde manier, mee het tussenverhaal inkleurt dat Lasters in brokken en stukken tussen de twee ikverhalen smokkelt en waarin het verhaal wordt gebracht van het gevecht van een oudere man met een ijsbeer. Uit een van die fragmenten: ‘U hebt juist altijd alles gewild, maar dan bevrijd van zijn duizelingwekkende veelheid.’ (p.61) Binnen deze gegevens groeit Yves uit tot een intrigerende romanfiguur tegenover wie Lucy dan weer, vanuit de contrastwerking uiteraard, nogal mager uitvalt. Haar snel geconsumeerde avontuurtjes met Patrick, een van de werknemers op de ijsbaan, de manier waarop zij Anka als rivale benadert, het steekt schril af tegen de draagkracht van de Yveshoofdstukken. Met haar benadering van iemand als Yves bewijst Ruth Lasters ten volle dat zij als schrijfster een heerlijke toekomst tegemoet gaat.
[Jooris van Hulle]
| |
Joseph Pearce
Het belang van Edward Lindeman. Meulenhoff/Manteau, Antwerpen, 2006, 205 p. €18,95
Vertellende ikfiguur Edward Lindeman, een leraar wiskunde, trekt naar de afgelegen Granville Manor in Engeland om daar, terwijl zijn vrouw Roos met de laatstejaars van hetzelfde college waar ook Lindeman lesgeeft, naar Griekenland is afgereisd. Lindeman wordt er opgewacht door drie bejaarde gastvrouwen die resp. Pat (Patience), Pru (Prudence) en Chas (Chastity) heten. Een nogal doorzichtige en beladen naamgeving, de drie schikgodinnen als het ware die Lindeman tijdens zijn verblijf op het buitengoed in een verregaande en ingrijpende crisis doen belanden.
Lindeman overdenkt zijn huwelijk met Roos en blijkt nu pas ten volle te beseffen dat hun kinderloosheid sterk weegt op hun relatie. Mede door toedoen van een aantal andere mysterieuze gasten op Granville Manor - de Nederlandse Selina o.m., die later zal verongelukken -, een homoseksueel paar en een Duits echtpaar met hun zoon, en door toedoen van dorpsbewoner Alexander wordt Lindeman er door de drie zussen toe gebracht de schepen achter zich te verbranden en in te gaan op hun voorstel Granville Manor verder in de toekomst te beheren. John Pearce mag er dan in slagen een sfeer op te roepen die raakt aan het mysterieuze dat verbonden is aan oude Engelse landgoederen als Granville Manor, met de drie zussen die een complot lijken uit te werken waaraan Lindeman op geen enkele manier kan ontsnappen, echt overtuigen doet het geheel niet. Ergens legt Pearce een van zijn personages deze bedenking in de mond: ‘Iemand die zijn kop in het zand steekt weet niet wanneer een zandstorm opsteekt. Ach, ik sla onzin uit. Luister niet naar mij.’ (p.109) De stijl komt vaak geforceerd over, met zinnen als: ‘Zwaaiend met de armen als een militair loop ik de heuvel af, want de wind heeft zulke scherpe tanden dat hij de huid van mijn gezicht afstroopt.’ (p. 24) Onzin, inderdaad.... Aan het slot van de roman pent Lindeman dan dit neer: ‘Granville Manor heeft me doen inzien dat berekeningen nooit kloppen. Wie ik ben en wat ik wil past in geen enkele formule. Wanneer ik mijn sommen optel, is er altijd een restgetal. Rekenen wordt raden, vereenvoudigen mondt uit in benaderen.’ (p. 204) Hoe de leraar wiskunde tot deze slotsom Komt, wordt uiteindelijk te weinig doordacht weergegeven.
[Jooris van Hulle]
| |
Gie Bogaert
Opklaringen. Podium, Amsterdam, 2006, 188 p. €16
Romans en verhalen van Gie Bogaert komen op de lezer af als verfijnde miniaturen. Geen grootspraak bij deze auteur, wel de indringende verkenning van wat mensen in het diepste van hun bestaan raakt. Voor ‘Opklaringen’ kiest hij een schrijver van hotelgidsen als hoofdfiguur. Geen schrijver dus in de klassieke zin van het woord, want ‘Schrijvers zijn uitvinders. Ze bedenken werelden, decors en personages en vertellen verhalen waarin ze laten zien wat we zoal met onze levens doen.’ (p.20) Schrijvend over de man die geen ‘schrijver’ wil zijn, verkent Bogaert in een zich traag afwikkelend verhaal hoe zijn hoofdsfiguur Rob tijdens een hotelinspectiereis in Noord-Italië en Frankrijk (het moment overigens voor Bogaert om enkele indringende pagina's reisliteratuur neer te zetten, met o.m. een aansprekend portret van de stad Milaan), het contact met zijn tweeëntwintigjarige dochter Luna tracht te herstellen. Veertien jaar geleden is haar moeder Janne om gekomen in een verkeersongeluk. Heel die tijd is Rob daarna op zoek gegaan naar zichzelf, naar een vorm van nieuwe zingeving die het leven, ondanks alles, weer draaglijk moest maken. Tijdens hun gezamenlijke reis overdenkt Rob, die er aanvankelijk niet in slaagt het pantser waarachter Luna zich schuil houdt te doorbreken, wat herinneringen doen met mensen. Hij die leeft van de herinnering, moet er voor zichzelf toe komen te aanvaarden dat wat voorbij is, niet terug kan keren. Aanvaarden betekent voor hem ook inzien dat er grenzen zijn aan de haalbaarheid van de liefde en dat troost uiteindelijk ‘de meest onbaatzuchtige en deemoedige vorm van liefde is’ (p.175) Bogaert gedraagt zich door de overdenkingen die hij zijn hoofdfiguur in de mond legt, als een evenwichtskunstenaar, die de verhalende elementen in zijn roman moet doen convergeren met de monologue intérieur die er in wezen de basis van uitmaakt. Zonder opdringerigheid toont hij aan hoe vader
en dochter naar elkaar toegroeien, zeker wanneer Luna er, zoveel jaren na de dood van haar moeder, eindelijk toe komt te zeggen dat zij haar mist en haar vader ertoe brengt de omstandigheden van het ongeval te verduidelijken: Janne had de grens bereikt van wat voor haar mogelijk was in haar liefde voor Rob en wou van hem weggaan. En samen met, of door toedoen van Luna, bereikt Rob dit punt van inzicht: ‘je denkt dat je iets ben kwijtgeraakt, en uiteindelijk merk je dat je iets hebt gevonden.’ (p. 186)
[Jooris van Hulle]
| |
Jeugdliteratuur
Jan De Leeuw
Midzomernachtzee. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2006, p. 134, €14,95
Charlotte is bijna zestien als ze besluit van huis weg te lopen. Ze trekt al liftend naar Viareggio waar haar vriend Maarten zijn zomervakantie doorbrengt. Waarom ze dat doet, achterhaalt de lezer pas in de loop van het verhaal. Op haar tocht naar Italië ontmoet ze mensen van allerlei slag, met goede en minder goede bedoelingen. Gaandeweg realiseert ze zich dat ze wellicht een droombeeld najaagt. Toch vindt ze ook mensen die ze in vertrouwen kan nemen, zoals de Ierse jongen Graeme en de nonnen die haar een slaapplaats bieden. Rusteloos trekt ze verder naar Viareggio waar de ontmoeting met Maarten heel anders verloopt dan verwacht. Het verhaal maakt de lezer van bij het begin nieuwsgierig naar wat er met Charlotte precies aan de hand is. Doorheen de reis met wisselende ontmoetingen worden de gevoelens en stemmingen van Charlotte treffend getypeerd. Stilaan worden haar echte motieven duidelijk en dan blijkt dat haar tocht zowel een teken van wanhoop en paniek als van liefde en levensdrang was. Met het verrassende slot is de cirkel weer rond en dus kan Charlotte haar verhaal van de voorbije weken in de ikvorm opschrijven. Voor 14- à 16-jarigen is dit een knap geschreven over een zowel fysiek als mentaal, turbulente reis van een leeftijdgenoot.
[Ria De Schepper]
| |
Taalkunde
Genootschap Onze Taal en Wim Daniëls
Het Witte Boekje, Spellinggids van het Nederlands. Prisma Woordenboeken en Taaluitgaven, Het Spectrum, Utrecht, 2006, €18,50.
Het zij vooraf duidelijk: sedert 1 augustus 2006 is de Woordenlijst Nederlandse Taal (het Groene Boekje) de wettelijke spellingnorm voor onderwijs en overheid! Eigenlijk vind ik het geen goeie zaak dat er twee spellingen voor het Nederlands van nu naast elkaar bestaan. Ik weet wel, iedere spelling heeft zijn voor- en tegenstanders. Spelling is nu eenmaal een ‘conventie’, die wellicht niemand helemaal zal/kan bevredigen. Met een ‘alternatieve spelling’, de zgn. Witte spelling, naar buiten komen, lijkt op anarchie en leidt wellicht tot chaos, waardoor we in het buitenland een mal figuur slaan en binnen onze eigen taalgrenzen heel veel mensen doen twijfelen, hoe het nu eigenlijk moet. Neem nu de regel 69 in de ‘witte spelling’ die handelt over de tussen-e(n) in samenstellingen. De taalgebruiker - steunend op zijn taalgevoel (?) - mag zelf kiezen tussen -en (met n) of -e alleen, zegt het Witte Boekje (blz. 6). Toen ik in 1997 (zie Kunsttijdschrift Vlaanderen, nr. 264, p. 49-50) over de toenmalige ‘nieuwe spelling’ schreef, vond ik de regel waarbij men -en in samenstellingen moest schrijven (met enkele [spijtige] uitzonderingen) ook niet zo bijzonder goed en ik vroeg me toen af waarom men niet
| |
| |
systematisch overal enkel -e in de samenstellingen mocht schrijven. Ik pleitte toen voor één regel zonder keuzemogelijkheden. Dat de ‘witte spelling’ nu de taalgebruiker ‘aan zijn lot overlaat’, vind ik jammer. ‘Zo zou ik nog een aantal andere (alternatieve) regels te berde kunnen brengen. ‘De witte spelling legt de regels wel duidelijker uit en geeft daarnaast ruimere regels voor kwesties waarin veel mensen de officiële regels onnodig streng vinden.’, lees je in de inleiding. Wel is het zo dat na ieder lemma verwezen wordt naar één (of meerdere) van de 82 vooraf geformuleerde spellingregels, waar men dan uitleg vindt over de spelling van het lemma, maar meestal ook nog tal van andere voorbeelden aantreft.
Dat de ‘witte spelling’ alternatief is, is voor mij nog geen reden om ‘het Witte Boekje’ af te keuren. Wel in tegendeel. Wanneer de ‘witte spelling’ van de ‘groene’ afwijkt wordt dat gesignaleerd en - dat is voor mij een reden om vooralsnog ‘het Witte Boekje’ te kopen - er staan in ‘het Witte Boekje’ heel wat woorden die een spellingprobleem kunnen vormen voor de taalgebruiker, vooral dan eigennamen, aardrijkskundige namen en zgn. ‘versteende’ uitdrukkingen (ik neem als voorbeeld de woorden met de h als initiaal): Haacht; Haaltert; Haaren; haars inziens; Haasse, Hella; Hades; Hadewijch; Haelen; Haifa, Haile Selassie, Haïti; ter hand stellen; de close harmony; van ganser harte; enzovoort. Anderzijds ontbreken de punten die de lettergrepen aanduiden in dit ‘Witte Boekje’. Besluit: iemand die graag correct wil spellen, kan maar beter beide boekjes raadplegen!
[Robert Declerck]
| |
Van Dale Woordenboek Nederlands op groot formaat
Van Dale Lexicografie, Utrecht, 2006, 1021 p. €42,95
Dit woordenboek is tot stand gekomen i.s.m. Vitaal. nl, een (gratis) internetmagazine, waardoor het o.m. mogelijk is aan de hand van een in het boek afgedrukte activeringscode (tot maximaal drie keer) een digitale versie van het woordenboek gratis te downloaden. De opvallendste kenmerken van dit woordenboek zijn (uiteraard!) het grote formaat én de lettergrootte van de lemmata en dit laatste zal aan veel (oudere) gebruikers heel wat meer leescomfort bieden dan een ‘klassiek’ woordenboek. Het boek bevat 70.000 woordbetekenissen (= 60.000 trefwoorden) die alle in de officiële spelling van 2005 genoteerd worden. De uitleg bij de woorden is (meestal) heel duidelijk en is daarbij in het blauw afgedrukt, wat dan weer het leescomfort ten goede komt. Bijzonder interessant en heel uitzonderlijk voor een verklarend woordenboek zijn de ruim 350 informatiekaders [telkens op een blauwe achtergrond afgedrukt] die enerzijds 168 namen van landen bevatten [waarbij telkens vermeld worden: de officiële naam, inwoner, bijv. naamwoord, hoofdstad, munt, werelddeel en het internationale toegangsnummer (voor de telefoon), de websiteletters (vb. België: www.be) en de autoletter(s)] en anderzijds een goeie 200 woorden/begrippen - vitale kaders genoemd - waarbij uitleg over de betekenis (sen) of het grammaticale gebruik wordt gegeven (vb.: sommige: al of niet met een eind-n? - muziekspelers, waarbij informatie gegeven wordt bij bandrecorder, cassetterecorder, cd-speler, iPod, mp3-speler, pick-up, radio en walkman). En het lijkt een passie van de samenstellers van dit woordenboek om zoveel mogelijk informatie mee te geven: op de (gele) schutbladen voor- en achteraan staan alle mogelijke ‘speciale’ letters en druktekens afgebeeld met de exacte naam er telkens onder (vb.:© = het copyrightteken - TM = het trademarkteken, het
niet-geregistreerd handelsmerk). Samengevat: een heel rijk, handig en gebruiksvriendelijk, multimediaal woordenoek!
[Robert Declerck]
| |
Muziek
Emile Wennekes en Mark Delaere
Hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen. Ons Erfdeel, Rekkem, 2006, 128 p. €17
Het boek wil een beeld geven van de hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen aan de hand van enkele componistenportretten en van het georganiseerde muziekleven. Emile Wennekes, professor aan de universiteit Utrecht, verzorgt het Nederlandse, en Mark Delaere, professor Katholieke Universiteit Leuven het Vlaamse gedeelte. Beiden geven eerst een algemene inleiding waarin ze het muziekleven schetsen. Opvallend zijn de titels: ‘Veelstemmig en veelbetekenend’ van Wennekes, en ‘Een sterk verkaveld muzieklandschap’ van Delaere. Beide titels dekken echter dezelfde lading, de ene klinkt wat positiever dan de andere. Het komt erop neer dat men componisten, muziek en stijlen niet onder één hoedje kan plaatsen, wat maar goed is ook. ‘Veelstemmig’ inderdaad en ‘veelbetekenend’ ook in Vlaanderen. Delaere schrijft trouwens ‘het is doorgaans aangenaam toeven in een dergelijke biotoop’, en verder nog ‘voor wie van diversiteit houdt, is dit een prettig vooruizicht’. De keuze van componisten (twaalf voor Nederland en acht voor Vlaanderen) gaat van gevestigde waarden tot en met jonge nieuwe krachten, de aandacht voor jongeren is heel positief. Naast de profielen geven beide auteurs nog een overzicht van ensembles die in nieuwe muziek gespecialiseerd zijn.
Interessant nog om te weten is dat componisten in Nederland, tenminste diegenen die door commissies werden goedgekeurd, door een riante toelage kunnen leven van hun werk. In Vlaanderen staat men helaas nog niet zover. Een doordenkertje?
[Simonne Claeys]
| |
Discotheek
G.F. Händel
Messiah, K. Avemo, sopraan, P. Bardon, alt, L. Zazzo, contratenor, K. Van Rensburg, tenor, N. Davies, bas, The Choir of Clare College, Freiburger Barockorchester o.l.v. René Jacobs; Harmonia Mundi, HMC 801928-801929.
Händel herwerkte zijn Messiah verschillende kere in functie van de beschikbare stemmen. Zo voegede hij in 1750, acht jaar na de creatie in Dublin, een tweede altstem toe voor uitvoeringen in Londen. Het Londense publiek had het niet meteen op het werk begrepen: de uitvoering van een werk met religieuze inhoud in een operahuis, door gevierde operazangers, de spitse vocale virtuositeit, het leek de Londenaren allemaal wat blasfemisch. Maar de bijzondere dramatiek en emotionaliteit van The Messiah overleefden moeiteloos de tijd en maakten het tot zijn meest populaire oratorium.
Het is deze Londense versie die nu door René Jacobs werd opgenomen. Het is een opname waarvoor superlatieven tekort schieten. Koor en orkest schitteren door helderheid, door expressieve kracht, door engagement, door inlevingsvermogen, door gaafheid van musiceren. De vocale bezetting is al even sterk. Schitterende stemmen met een grote zeggingskracht, probleemloos alle moeilijke vocalises nemend, terzelfdertijd diep expressief, en met nauwgezette aandacht voor dictie. Dit is een vertolking met een sterke homogeniteit; fris, sierlijk mooi en tegelijk diep aangrijpend; boeiend van de allereerste tot de allerlaatste noot.
[Jaak Van Holen]
| |
Edvard Grieg
Complete works for string orchestra; Sinfonia Chamber Orchestra o.l.v. Dirk Vermeulen; EUFODA, 1368
Op één na zijn alle composities voor strijkorkest van Grieg bewerkingen van liederen of pianowerken die hij eerder had geschreven. Het geheel is een verzameling van dansante en zoet melancholische miniaturen. Ook de vijfdelige Holbergsuite is uiteindelijk niets anders dan een reeks van miniaturen. Grieg had niet veel op met groots opgezette werken, had een uitgesproken voorkeur voor kleine vormen. Bij het maken van zijn transcripties opteerde hij voor het uitgebreide symfonische strijkersensemble omwille van zijn overweldigende klankrijkdom en de vele mogelijkheden die het biedt om de partijen op te splitsen zonder dat het geheel aan klankvolheid inboet. Het Sinfonia Chamber Orchestra voert deze werken hier uit met slechts 13 musici (8 violen, 2 altviolen, 2 cello's en 1 contrabas); dat is een kwart van de klassieke volle bezetting. Dat heeft zijn voordelen: alles klinkt heel transparant en laat bijzonder spits en vinnig musiceren toe. Maar ieder voordeel heeft zijn nadeel: het contrast tussen tutti en soli valt magertjes uit; de bezetting is zo dun dat iedere onzuiverheid in de intonatie opvalt; en vooral hoor je in deze opname teveel de individuele kleur van de instrumenten; een homogene, mooie strijkersklank ontbreekt.
[Jaak Van Holen]
| |
Othin Spake
The Ankh, audio-cd, 43 min., opname Julien Pascal, mix Christine Verschorren, RAT Records, RAT004, 2006
Othin Spake bestaat uit drie muzikanten die zowat overal aanwezig zijn in de Belgische jazz- en rockwereld. Drummer Teun Verbruggen speelt o.a. bij het Jef Neve Trio, Flat Earth Society en het Pascal Schumacher Quartet. Mauro Pawlowski nam in 2004 alleen al vijf cd's op in vijf verschillende bezettingen en is momenteel vooral bekend als groepslid van dEUS. Jozef Dumoulin, ten slotte, maakt deel uit van bands als Mâäk's Spirit, Octurn en het Rêve d'Eléphant Orchestra. The Ankh, het debuut van hun gezamenlijke project Othin Spake, is de eerste cd in een geplande trilofie van live-improvisaties gedaan in 2005. De cd bevat zeven stukken met tot de verbeelding sprekende titels als ‘Certified 31% Evil’ en ‘The Bureau of Atomic Tourism’. Ik zeg doelbewust ‘stukken’, omdat het geen composities zijn maar ‘free improvisations: no harmony, form, melody or structure was set in advance’. Of het dan free jazz is? Niet echt, nee, al zijn er wel raakvlakken met het genre. Maar die zijn er ook met sixtiesrock, prog- en krautrock, fusion, grunge en noise. De eerste zes stukken van de cd werden aan elkaar gelast en vormen zo een half uur durend spanningsveld waarin intense geladenheid en climaxvorming met elkaar wedijveren. Opvallend is verder hoe doortimmerd en organisch deze muziek klinkt, alsof er een lang voorbereidingsproces aan voorafging, terwijl niets minder waar is. Mooi ook hoe er soms met contrasten gewerkt wordt, bv. wanneer lieflijke, kinderliedjesachtige partijen van Dumoulin dialogeren met ontketende grunge-gitaarsoli van Pawlowski, terwijl Verbruggens opzwepende drumpartijen ervoor zorgen dat alles aan elkaar koekt als cement.
Deze muziek getuigt onophoudelijk van een tasten naar en een verkennen van de grenzen van wat muzikaal toelaatbaar is zonder dat de luisteraar onderweg afhaakt. Wat mij betreft mogen de volgende twee delen van de trilogie meteen als dubbelcd uitgebracht worden.
[Patrick Auwelaert]
| |
Brussels Jazz Orchestra
Countermove, audio-cd, 78 min., opname en mix Gyuri Spies, productie Frank Vaganée, W.E.R.F. 054, distributie AMG en www.dewerf.be, 2006
Sinds zijn oprichting in 1993 geniet het BJO een
| |
| |
stijgende internationale waardering. Volgens de Critics Poll 2004 van het bekende Amerikaanse jazzmagazine Downbeat is het zelfs de beste Europese big band en de achtste beste big band wereldwijd. Binnen- en buitenlandse jazzgrootheden als Bert Joris, Philip Catherine, Maria Schneider en Kenny Werner werkten dan ook maar wat graag met het orkest samen. Countermove is het zesde album van het BJO en het derde voor het W.E.R.F.-label. Alle acht de composities zijn van de hand van orkestleider Frank Vaganée. Het was al van de cd The September Sessions ('99) geleden dat de band nog eens composities van haar medeoprichter opnam. De leeftijd van de stukken varieert overigens nogal: het oudste dateert van 1995, het recentste van 2005. Toch is dat aan de muziek niet te horen. Het BJO loopt dan ook als een trein, gesmeerd tot in zijn kleinste onderdelen. Wat niet hetzelfde is als zeggen dat het orkest op routine drijft. Wel integendeel: de beklijvende thema's, de vindingrijke arrangementen, het bekoorlijke ensemblewerk en de vaak schitterende solopartijen gijzelen het oor van de luisteraar van begin tot eind. Vaganée moet wel supergetalenteerd zijn om dit gezelschap van cd tot cd steeds hogere toppen te laten scheren. Wedden dat de Critics Poll van Downbeat het BJO ooit nog tot de beste big band ter wereld uitroept?
[Patrick Auwelaert]
| |
Michel Mainil Enter Project
Between the Two Solstices, audio-cd, 59 min., opname en mix Michel Andina, productie Michel Mainil, Igloo IGL188, 2006
Saxofonist-klarinettist Michel Mainil, leider en lid van enkele ensembles, bracht onder eigen naam al eerder de cd Water and Other Games (2004) uit. Met zijn Enter Project leverde hij twee jaar later onder de poëtische titel Between the Two Solstices een tweede werkstuk af. Hij verzamelde daartoe een zevenkoppige band rond zich waarin we onder meer Cecile Broché (v) en Chris Joris (pc) aantreffen. De negen composities zijn alle van de bandleden zelf, met uitzondering van twee waarvoor Erwin Vann en Eloi Baudimont tekenden. Stilistisch pendelt de muziek tussen jazz, fusion en afro.
Zorgt de combinatie van akoestische en elektrische instrumenten op zich al voor een aanstekelijk geluid, extra effecten als scratches, electronics, een rinkelende telefoon, een kinderstem en andere, op het eerste gehoor desoriënterende, extra-muzikale elementen voegen daar op organische wijze nog een dimensie aan toe. Ook tempowisselingen en een subtiel gebruik van stiltes maken deel uit van de muzikale strategie. Voor bijzonder mooie momenten zorgen het warme, melodieuze en meeslepende saxgeluid van Mainil en de schraperige, vaak dissonante en overstuurde viool van Broché. In sommige passages klinken ze unisono en dan is het onverdeeld genieten geblazen. Dat geldt trouwens voor het hele album met hybride muziek die toch nergens de natuurlijke flow van de composities geweld aandoet en daardoor een deugddoende vitaliteit uitstraalt.
[Patrick Auwelaert]
| |
Narcissus Quartet
Narcissus, audio-cd, 56 min., opname Michel Andina, mix Dré Pallemaerts, W.E.R.F. 051, distributie AMG en www.dewerf.be, 2006
Saxofonist Robin Verheyen (o 1983) is een van de jonge honden van de Belgische jazz met een overschot aan talent. Dat bewijzen niet alleen de talrijke prijzen die hij behaalde in binnen- en buitenland, maar ook de lof die hij ontving van Branford Marsalis, met wie hij tijdens een jamsessie in de Turnhoutse Warande samenspeelde.
Zoals vrijwel elke jazzmuzikant maakt Verheyen deel uit van diverse formaties. Met zijn Narcissus Quartet - voorheen Robin Verheyen Quartet - bracht hij nu een eerste cd uit. Zijn kompanen: de Nederlanders Harmen Fraanje (p), Clemens van der Feen (b) en Flin van Hemmen (dr). Net als Verheyen zijn het zelf ook allemaal prijsbeesten, en dat is aan de cd te horen ook. In tien composities, voor het merendeel van de groep(sleden) zelf, zetten de heren een verbazend volwassen werkstuk neer. Kenmerkend voor de composities is hun open structuur. Op nogal wat nummers lijkt de muziek van in het begin alle richtingen te kunnen uitgaan. Toch wordt dat ogenschijnlijk gevoel van vrijheid gedisciplineerd benut en komen alle nummers uiteindelijk op hun pootjes terecht. Opvallend aan de cd is verder het relatief grote aantal trage stukken. De muzikanten brengen ze zonder uitzondering bedachtzaam, met stiltes als integrerend onderdeel van de improvisaties. Verheyen is trouwens een saxofonist die niet op hoog volume dient te blazen om toch te overtuigen. Aan enkele zacht aangeblazen frasen heeft hij genoeg om een poëtisch kleinood neer te zetten. Zijn toon is omfloerst, fluwelig en omzwachteld. Hij laat in zijn spel ook veel adem en ruis doorklinken, wat de muziek een intens voelbare spanning meegeeft. In de weinige snellere nummers op de cd vertoont hij de neiging om in clusters te spelen. Maar zelfs dan getuigt zijn spel van een grote beheersing, en misschien is dat wel zijn grootste kracht: dat hij over het vermogen beschikt om niet alles te geven, maar net genoeg om de indruk te wekken dat hij toch het onderste uit de kan haalt. Een talent waarover alleen de groten beschikken.
[Patrick Auwelaert]
| |
KD's Basement Party
Sketches of Belgium: Live at the Werf, audio-cd, 63 min., opname Walter De Niel, mix Vincent De Bast, productie Kris Defoort, W.E.R.F. 050, distributie AMG en www.dewerf.be, 2006
In 1993 bracht het Brugse W.E.R.F.-label een eerste cd uit: Sketches of Belgium van KD's Basement Party. KD staat voor pianist-componist Kris Defoort, die in de loop der jaren uitgroeide tot een van de grootste persoonlijkheden in de hedendaagse Belgische jazz. Zijn Basement Party bestond uit Fabrizio Cassol, Michel Hatzigeorgiou, Stéphane Galland (ofwel het voltallige AKA Moon, een van de succesvolste Belgische jazzbands), Bart Defoort en Michel Massot. Bij het W.E.R.F.-label verschenen sindsdien, onder verschillende groepsnamen en in diverse bezettingen, een zevental cd's van Defoort. Eind 2003 kwam W.E.R.F. op het idee KD's Basement Party voor een eenmalig concert opnieuw bij elkaar te roepen. De achterliggende gedachte was de neerslag van dat concert uit te brengen als de vijftigste cd van het label. Daarmee zou de cirkel mooi rond zijn. In 2006 kwam daarop Sketches of Belgium: Live at the Werf uit, jubileumeditie én feest voor het oor tegelijk. De eerste vijf composities van het oorspronkelijke album worden er in dezelfde volgorde op hernomen, aangevuld met ‘Happy’, dat Defoort destijds schreef voor de formatie Octurn. Twee van de zes composities zijn klassiekers van Monk: ‘Trinkle Tinkle’ en ‘Monk's Dream’. Ze worden door het sextet op een vitale en verfrissende manier geherinterpreteerd en naar eigen hand gezet. Maar ook van de overige vier composities gaat veel aanstekelijkheid en vindingrijkheid uit. In enkele lang uitgesponnen versies verkennen de muzikanten zowat alle uithoeken van Defoorts muzikale universum, dat bestaat uit een organisch samengaan van diverse stijlen en genres. Eerder paste Defoort die werkwijze ook al toe op ConVerSations/ConSerVations (W.E.R.F. 047, 2005). Op Live at the Werf ligt de nadruk echter meer op de jazz en minder op invloeden uit de klassieke en hedendaagse muziek. Meegenomen zijn ook de humor
en de lichtvoetigheid in de muziek. Hier zijn duidelijk zes muzikanten aan het werk die gerijpt vakmanschap weten te combineren met het vermogen om zichzelf te relativeren. Ongedwongen speelplezier is het resultaat. Met Sketches of Belgium: Live at the Werf bewijst dit sextet dan ook dat het niet alleen op papier een droomteam vormt.
[Patrick Auwelaert]
| |
Geschiedenis
Hugh Pope
Zonen van de veroveraars. De herrijzenis van de Turkische volken. Atlas, Amsterdam, 2006, 432 blz. €24,90
In Zonen van de veroveraars schetst Hugh Pope een levendig portret van het Turkse volken. Het gaat om de afstammelingen van de nomadische soldaten die het Byzantijnse rijk veroverden en die de regio eeuwenlang domineerden. Tegenwoordig bewonen zij een gebied dat veel groter is dan de politieke grenzen van Turkije, een gebied dat reikt van West-China, via Centraal-Azië, Duitsland en Nederland naar de Appalachen in de Verenigde Staten. Pope is geen louter theoreticus. Hij reisde daadwerkelijk meer dan tien jaar over de hele wereld om onderzoek te doen over de geschiedenis van deze etnische groep. Zijn reizen brachten in Azerbeidjan, Turkmenistan, Turkestan, Kazachstan... tot bij de Oejgoeren in China. Ook de Turkse emigranten in West-Europa en in de Verenigde Staten krijgen de nodige aandacht. Het boek wordt afgesloten met een appendix over de Turkische talen en alfabetten en een appendix met een Turkische stamboom en vervolledigd met een register. Met de vraag van Turkije tot toetreding in de Europese gemeenschap volop in de actualiteit, is Zonen van ae veroveraars een interessante en belangwekkende publicatie, die aandacht verdient bij een breed publiek.
[Geert Swaenepoel]
| |
Lucien De Cock
Geschiedenis van de dood. Deel 1. Rituelen en gewoonten in Europa. Deel 2. Begraafplaatsen in Europa. Davidsfonds, Leuven, 2006, 501 p. en 763 p. €59,90
De fascinatie voor de dood is van alle tijden. Als onderwerp van reflectie leverde de dood prachtige en diepgravende cultuurfilosofische essays op als Het uur van onze dood. Duizend jaar sterven, begraven, rouwen en gedenken van Philippe Ariès of De weg van lichaam en ziel van Cedric A. Mims. De mens heeft in elk tijdperk van de geschiedenis nagedacht over de dood en de eindbestemming van lichaam en geest. De dode heeft dan ook altijd een bijzondere plaats gekregen tussen de levenden. Gemummificeerd. De haren, het hart, de beenderen gekoesterd. Aan de aarde toevertrouwd. Door verbranding aan de natuur weergegeven... Welke beschikking de mens ook koos voor het dode lichaam, hij het een herinnering na, een grafteken, van een eenvoudig kruis tot een immens mausoleum. Ook geriater Lucien De Cock is gefascineerd door de dood. Ruim vijfentwintig jaar bestudeerde hij het onderwerp. Het resultaat zijn twee vuistdikke boeken: Rituelen en gewoonten in Europa en Begraafplaatsen in Europa. In deel een schetst de auteur hoe de verschillende Europese volkeren omgingen met de dode. Daarbij komen echt alle aspecten aan bod: de mythische bootgraven van de Vikingen, balsemen, allerlei vreemde begrafenisrituelen tot vriesdrogen toe. Daardoor krijgt de lezer een unieke kijk op de markante Europese dodencultussen. Lucien De Cock schreef hierbij aansluitend een indrukwekkende begraafplaatsengids voor Europa: Geschiedenis van de dood. Begraafplaatsen in Europa. Megalieten, grafkelders, tumuli, militaire kerkhoven, graven in kathedralen... Graven van kunstenaars, koningen, filmsterren, wetenschappers, politici en sportlui passeren de revue in dit rijkelijk geïllustreerd naslagwerk. Volledigheid is in deze natuurlijk haast onbereikbaar. Maar Lucien De Cock komt toch een flink eind in de buurt. Beide boeken vullen elkaar aan en vormen samen een een standaardwerk over begraven en
begraafplaatsen in Europa.
[Geert Swaenepoel]
| |
Erratum
In het vorig nummer van ons tijdschrift werden de recensies van H.C Ten Berges De mythische plaats en Joris Ivens Alles bij elkaar toegeschreven aan Stefan van den Bossche. Ze zijn van de hand van Cathérine De Kock.
| |
[achterplat]
[achterplat]
| |
|
|