Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 56
(2007)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |||||||||||||||
Stralend subliem: William Blake tegenover Edmund Burke
| |||||||||||||||
Burke: behoudende rebelBurkes Filosofisch onderzoek was een jeugdwerk: hij was 28 toen het voor het eerst (anoniem) verscheen. Een jaar eerder had hij zijn (eveneens anoniem) debuut gemaakt met een politiek strijdschrift. Die dualiteit tussen politiek en esthetiek kenmerkt de jonge Burke: hij ging op vriendschappelijke wijze om met cultuurpaus Dr. Samuel Johnson (1709-1784) en de bekendste acteur van de achttiende eeuw, David Garrick (1717-1779), maar tegelijkertijd verkeerde hij in de hoogste politieke kringen. Vanaf halfweg de jaren 1760 zou hij voornamelijk nog van zich laten spreken als politicus. Hij was lid van de Whigs, en stond bekend om zijn kwaliteiten als redenaar en om zijn onconventionele standpunten: hij pleitte voor representatieve democratie (en dus tegen absolutistische neigingen van het koningshuis), had begrip voor de Amerikaanse vrijheidsstrijd (als lid van het Engelse Parlement!), en streed voor religieuze verdraagzaamheid in Ierland - hij was zelf ler, zijn vader was anglicaan, zijn moeder katholiek. Toch staat Burke vandaag bekend als conservatief denker - de conservatieve denktank in Nederland heet niet voor niets de Edmund Burke Stichting. Die reputatie heeft hij vooral te danken aan zijn reactie op de Franse Revolutie. In 1790 was heel progressief Europa dolenthousiast over de radicale veranderingen in Frankrijk, maar net toen bracht Burke zijn Reflections on the Revolution in France uit (gedeeltelijk vertaald als Het wezen | |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
van het conservatisme). Hij veroordeelde de revolutie, omdat ze volgens hem niet tot de vooropgezette vrijheid zou leiden, maar zou uitmonden in terreur en tirannie. De volgende jaren zouden een aantal van zijn voorspellingen maar al te pijnlijk werkelijkheid worden - met eerst het terreurbewind onder Robespierre en daarna de opkomst van Napoleon, die uiteindelijk als keizer zelfs het absolutisme dat Burke zo verafschuwde, zou belichamen. In 1790 werd hij uitgespuwd door de radicale progressieven.Ga naar eindnoot4 Onder andere daardoor wordt Burke eigenlijk wat al te gemakkelijk in het kamp van de conservatieven geplaatst. Wessel Krul stelt het in zijn heldere inleiding tot de vertaling van het Filosofisch onderzoek als volgt: ‘Politiek was in de ogen van Burke niet een streven naar een toestand van blijvende stabiliteit, maar een voortdurend spel van krachten rondom een denkbeeldig midden.’Ga naar eindnoot5 Dat spel werd Burke enkele jaren later, na de dood van zijn enige zoon, te veel en hij trok zich terug uit de politiek. Hij stierf in 1797, op zeventigjarige leeftijd. Burke was dan misschien niet zo conservatief als men hem vandaag in bepaalde kringen graag voorstelt, hij was alleszins wel behoudsgezinder dan zijn revolutionaire tijdgenoten. Dat balanceren tussen progressief en conservatief geldt niet alleen voor zijn politieke standpunten. Filosofisch onderzoek wordt vaak genoemd als een van de katalysatoren voor de romantische beweging. En niet geheel onterecht. Burke definieerde het sublieme als ‘delightful horror’, ‘verheugde afschuw’.Ga naar eindnoot6 Hij bedoelt daarmee de vreemde, verontrustende mengeling van genot en angst die we ervaren als we een storm op zee zien, of een vulkaanuitbarsting, of wanneer we een indrukwekkende passage in, bij voorbeeld, Miltons Paradise Lost (1667, vertaald als Het paradijs verloren) lezen. Het angstaanjagende van dergelijke spektakels wordt op een veilige afstand gehouden, waardoor de angst die eerst opgewekt werd, plaats kan maken voor een soort van opluchting en zelfs een vorm van genot. Volgens Burke is één van de meest elementaire drijfveren van de mens zelfbehoud. Als we in dat zelfbehoud bedreigd worden, ervaren we angst, doodsangst zelfs. Maar als de bron van angst - de storm, de vulkaanuitbarsting - op een veilige afstand gehouden wordt, als we ons in veiligheid weten, dan verliest het angstgevoel zijn spankracht. Die ont-spanning zorgt voor een gevoel van verlichting dat onmiskenbaar een zeker genot oplevert, een negatief genot: ze wordt opgewekt door de verlichting van pijn of angst. Een ongecompliceerd genoegen, zonder enige schijn van pijn of angst, gaat gepaard met het gevoel van het schone. De ervaring van het sublieme gaat veel dieper, omdat ze ons raakt in het wezen van ons bestaan, ons zelfbehoud. Wie het sublieme ondergaan heeft, is in contact gekomen met een diepere dimensie van het leven, en is intens verrijkt door de ervaring. Burke gaat in het vervolg van zijn betoog dieper in op de elementen die een dergelijke ervaring kunnen opwekken. Stormen en vulkaanuitbarstingen, onherbergzame gebergten, maar ook wijd uitgestrekte vlaktes, het gegrom van wilde beesten,... Talloze voorbeelden passeren de revue. Alles wat angst kan opwekken, kan een bron voor het sublieme worden. Dit alles kan dan nog eens versterkt worden door het geheel in duisternis te hullen, door de suggestie te wekken dat er achter het nauwelijks zichtbare iets afschuwelijks schuil gaat. Ook de suggestie van het oneindige is een bron van het sublieme: het onvatbare dreigt ons te verpletteren. Deze inzichten werden gretig gebruikt in een genre dat op het eind van de achttiende eeuw ongemeen populair werd: de gothic novel. Auteurs als Horace Walpole en Anne Radcliffe putten ongegeneerd uit de talrijke voorbeelden die Burke aangereikt had. De gothic novel bereidde de weg voor de duistere romantiek (men denke aan o.m. Byron). Hoewel zijn geschriften een belangrijke rol hebben gespeeld in het ontstaan van dit preromantische genre, was de classicist
Burkes nachtmerrie: Eugène Delacroix, La Liberté guidant le peuple, 1830.
Musée du Louvre, Parijs Edmund Burke allerminst een liefhebber van gothic. Het is enigszins ironisch dat Burke als pleitbezorger van een classicistische poëtica mee aan de wieg stond van de romantiek. Ook Miltons Paradise Lost is een inspiratiebron voor het romantische levensgevoel gebleken, maar de tekst is volgens de klassieke regels van het epos opgebouwd en geschreven. Burke, die Milton als schrijver van het sublieme canoniseerde, verafschuwde de gothic novel. Gothic was oppervlakkig en plat populair volgens hem. In de gothic novel vond hij geen verrijking na het initiële angstgevoel; het ging enkel maar om het opwekken van hevige emoties, waarmee verder niets gedaan werd. | |||||||||||||||
Blake vs. BurkeNiet alle romantici bewonderden Burkes esthetische theorieën. William Blake viel Burkes werk over de Franse Revolutie aan, en gebruikte daarvoor meteen ook Burkes Filosofisch onderzoek als instrument. Burkes interpretatie van het sublieme kon bij Blake op nauwelijks meer appreciatie rekenen dan zijn analyse van de Franse Revolutie. In een reeks (eerder giftige) notities bij het werk van de Engelse schilder Sir Joshua Reynolds (1729-1792) - één van Burkes intimi, nota bene - schrijft Blake dat hij Burkes boek lang geleden gelezen heeft, en dat hij nu, bij het werk van Reynolds dezelfde ‘contempt and abhorrence’Ga naar eindnoot7 voelt: misprijzen en afkeer. Zowel Reynolds als Burke missen inspiratie en visie, erger nog: deze twee onmisbare elementen worden geschoffeerd door Burkes Filosofisch onderzoek. Terwijl Burke verklaarde dat een | |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
helder idee een klein idee is - het vermoeden van oneindigheid kan onmogelijk helder weergegeven worden, een helder idee kan dus geen oneindigheid suggereren, en kan dus niets subliems hebben - stelt Blake dat de grandeur van ideeën gebaseerd is op precisie. Geen duistere suggestiviteit voor Blake, maar ‘Singular & Particular Detail is the Foundation of the Sublime’.Ga naar eindnoot8 Blake spreekt Burkes visie op het sublieme helemaal tegen. Burke citeert Milton: | |||||||||||||||
De andere vorm(als dat nog vorm mocht heten waaraan geen gewricht of lid te zien was, of als wat een schaduw leek materie heten mocht, want dit leek beide) was zwart als de Nacht, wreed als tien Furies, als de hel onguur, een schicht wreed drillend; wat het hoofd moest zijn, droeg een soort vorstenkroon.Ga naar eindnoot9
Hij concludeert: ‘In deze beschrijving is alles duister, onbepaald, verward, schrikwekkend, en in de hoogste graad subliem.’Ga naar eindnoot10 Hoewel ook Blake Milton mateloos bewonderde - één van zijn latere werken is getiteld Milton - was hij het absoluut oneens met Burkes interpretatie: ‘Obscurity is Neither the Source of the Sublime nor of Any Thing Else’.Ga naar eindnoot11 Het sublieme is volgens Blake een kwestie van helderheid en precisie. En toch is diezelfde Blake de auteur van de volgende verzen: Allengs aanschouwden wij de oneindige
Afgrond, vurig
als de rook van een brandende stad; onder
ons op een
onmetelijke afstand was de zon, zwart maar
stralend
random haar waren vurige sporen waarop
reusachtige
spinnen wentelden, krioelend naar hun prooi;
die vloog of
eigenlijk zwom in de oneindige diepte, in de
meest ver-
schrikkelijke dier vormen ontsproten uit
ontaarding.
& de lucht was vol van hen & leek gevormd
door hen; dit zijn duivels en ze worden de
Machten
van de lucht genoemd, nu vroeg ik aan mijn
metgezel wat mijn
eeuwige lot was? hij zei, tussen de zwarte &
witte spinnenGa naar eindnoot12
And the angel which I saw lifted up his hand to Heaven, ook wel Angel of the Revelation genoemd, 1805.
Metropolitan Museum of Art, New York. Er is oneindigheid, duisternis, dreigend geweld, we zien spinnen die op hun prooi afgaan, en de voorafspiegeling van een lot van eeuwige verdoemenis. En toch zou Blake het niet subliem willen noemen. | |||||||||||||||
Blake en het subliemeHet is duidelijk dat beide denkers het over iets anders hebben als ze het woord ‘subliem’ gebruiken. Burke maakt het concept zelfs de inzet van zijn boek - de bespreking van het schone in zijn Filosofisch onderzoek staat in feite in functie van het sublieme. Blake heeft geen systematische tekst over het sublieme geschreven - Blake was een visionair kunstenaar, geen koele filosoof - en zijn opmerkingen over het sublieme lijken eerder occasioneel. Maar zijn ideeënwereld lijkt intiem verbonden te zijn met een bepaalde visie op het sublieme. Hoewel Blakes werk wel degelijk elementen bevat die zo uit Burkes Filosofisch onderzoek lijken te zijn weggeplukt, staat het - blijkens Blakes eigen opmerkingen - vast dat Blake niet het burkeaans-subliem effect nastreefde. Het sublieme en Blake lijken onverzoenbaar. De Amerikaanse literatuurwetenschapper Thomas Weiskel biedt een uitweg. Weiskel heeft het sublieme op een nogal eigenzinnige manier benaderd: in zijn boek over The Romantic Sublime maakt hij een onderscheid tussen het ‘negatief’ en het ‘positief’ sublieme. Volgens hem is het sublieme dát moment waarop we geen betekenis meer kunnen geven aan wat we zien (of lezen), m.a.w. het sublieme is de ontkoppeling van het fysieke teken en de inhoud waarvoor dat teken normaal gezien staat. De betekenis van het gegeven feit blijft in het ijle hangen. Dat gebrek aan concrete betekenis kan op twee manieren benaderd worden. Als het gebrek op zich als belangrijk ervaren wordt, als dus de lege betekenis centraal staat, spreekt Weiskel van een negatieve vorm van het sublieme: het teken, het object kan niet door de mens geduid worden, en dit veroorzaakt een crisis. Dit is het geval bij Burke: het sublieme wordt opgewekt door onduidelijkheid, duisterheid, oneindigheid. De mens wordt pijnlijk gewezen op zijn (fysieke) beperktheid, maar herstelt zich doordat zijn fysieke bestaan niet rechtstreeks bedreigd wordt. De mens wordt op zichzelf teruggeworpen en slaagt erin vanuit die positie het ‘gevaar’ te weerstaan. In de late achttiende eeuw zal Immanuel Kant deze vorm van het sublieme aan een uiterst fijnzinnige analyse onderwerpen. In het andere geval gebeurt iets soortgelijks, maar in plaats van zich op zichzelf teruggeworpen te voelen, ontdekt de mens in deze benadering dat hij deel uitmaakt van iets groters, dat hem en de natuur overstijgt. Het gebrek aan concrete betekenis komt niet voort uit een leegte, maar uit een overvloed: er is gewoonweg te veel betekenis. In deze ervaring van het sublieme speelt het religieuze gevoel vaak een belangrijke rol: de mens wordt geconfronteerd met de transcendentie van God. In dit positief sublieme is de crisis in het proces van betekenisgeving in feite maar van secundair belang: alles gaat uiteindelijk op in het pantheïstisch geheel. Het is deze vorm van het sublieme waarnaar Blake verwijst met ‘the Sublime of the Bible’ in zijn voorwoord bij zijn episch gedicht Milton.Ga naar eindnoot13 Hij stelt dit sublieme tegenover Homerus en Ovidius, Plato en Cicero. Zelfs Shakespeare en Milton gaan over de knie: ook zij lieten zich leiden door de verkeerde voorbeelden. De Bijbel vormt voor Blake een onuitputtelijke bron van sublieme ervaringen. Weiskel noemt de negatieve variant ook wel het lezerssublieme en de positieve het schrijverssublieme. Hoewel er wel wat valt af te dingen van die strikte tweedeling helpt het om Burke als vertegenwoordiger van het lezerssublieme (de lezer van het teken wanhopig op zoek om de leegte in te vullen) en Blake als verdediger van het schrijverssublieme (de auteur van de tekst wanhopig op zoek om de overweldigende betekenis vorm te geven) te duiden. De termen ‘negatief’ en ‘positief’ zijn wat misleidend: Weiskel ontkent | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
Drie jaar na Burkes uitroep, de ridderlijkheid vermoord: 16 oktober 1793, de executie van Marie-Antoinette.
niet dat Burkes ‘negatieve’ sublieme in een uitgesproken positief lustgevoel eindigt. Zijn keuze voor deze termen heeft enkel te maken met de manier waarop omgegaan wordt met het crisismoment in betekenisgeving. Blakes pantheïstische vorm van het sublieme stapt met gemak over het crisismoment heen, en ziet meteen the big picture. Het crisismoment in het betekenisproces wordt positief geëvalueerd, want het duidt op het exces aan betekenis, waaraan de mens uiteindelijk (via het goddelijke) deel heeft. In het andere geval wijst de crisis op het tekort van de mens, de negatie van betekenis. Burkes ‘overdreven’ aandacht voor angstaanjagende elementen botst met Blakes gevoel voor harmonie. Voor Blake liggen ‘subliem’ en ‘schoon’ in elkaars verlengde, want uiteindelijk gaat alles op in het goddelijke. In een brief van 1803 schrijft Blake dat het sublieme gedicht spreekt over het hogere, het goddelijke, zonder het bij die naam te noemen: het is een allegorie.Ga naar eindnoot14 Omdat de gewone zintuigen het hogere niet zomaar kunnen vatten, doet die poëzie een beroep op de hogere faculteit in de mens (die in verbinding staat met het transcendente, immanente goddelijke). | |||||||||||||||
Blake vs. Burke bisBlake verkeerde in het begin van de jaren 1790 in de kringen van Mary Wollstonecraft en Thomas Paine, fervente voorstanders van de Franse Revolutie en al even fervente tegenstanders van Edmund Burke. Blake schreef in die periode het gedicht The French Revolution, waarin hij Burke meermaals met zijn eigen wapens bekampte. Blake negeerde Burkes afkeer van gothic en beschouwde het burkeaans sublieme synoniem met een verheerlijking van middeleeuwse gotiek, en literaire gothic. In de loop van zijn betoog geeft Burke een beschrijving van de Franse koningin Marie Antoinette, die op hem een diepe indruk had gemaakt (Burke ontmoette haar tijdens zijn reis in Frankrijk in 1773). Als hij spreekt over de (weinig tactvolle) behandeling die ze krijgt van de revolutionairen roept Burke uit: ‘het tijdperk van ridderlijkheid is
De jonge Marie-Antoinette van wie Burke zo onder de indruk was.
Portret van Marie-Antoinette door Joseph Krantzinger, 1771, Kunsthistorisch Museum, Wenen. voorbij.’ Gentleman Burke krijgt van zijn tegenstanders meteen het verwijt dat hij terug wil naar de middeleeuwse hoofsheid, en dus naar de feodaliteit, waarvan het Franse koningshuis een exponent was.Ga naar eindnoot15 Het is ook in die zin dat Blake zijn gedicht The French Revolution opzet. In de openingsstrofe schetst hij een verzwakte feodale prins, die zich vertwijfeld afvraagt hoe hij moet reageren op de onlusten die zijn Frankrijk teisteren. De doden waren rond over Europa, duisternis bedreigt het ooit zo opgewekte Frankrijk. De openingsverzen roepen de sublieme elementen van Burke op, maar het effect gaat meteen verloren als we lezen dat de prins ‘sick, sick [...] on his couch’ is.Ga naar eindnoot16 Blake gebruikt deze strategie voortdurend: hij roept ‘burkeaanse’ associaties op, maar countert die meteen ook weer. Zo wil hij duidelijk maken dat het sublieme van Burke berust op een misplaatst verlangen naar een (middeleeuws) verleden, en dus ook een wreed, tiranniek systeem verdedigt. Blake zet zijn eigen versie van het sublieme daartegenover, in de figuur van de daadkrachtige generaal van de Assemblée, Fayette.Ga naar eindnoot17 Blakes sublieme generaal baadt in het licht en contrasteert fel met de donkere bergen, de in schaduw gehulde stad en zijn dreigend leger. Het contrast met het voorbeeld dat Burke gegeven heeft - het eerder geciteerde fragment uit Milton, waarin alles duister en onduidelijk was - kan moeilijk groter zijn: Blakes sublieme straalt.Ga naar eindnoot18 | |||||||||||||||
Who made thee?Het sublieme van Burke en dat van Blake lijken mijlenver uit elkaar te liggen. Maar dat ligt misschien vooral aan de terminologie van Thomas Weiskel: positief en negatief suggereren een polariteit. Vincent De Luca wijst er echter terecht op dat Weiskels onderscheid al te rigide is, zeker wat Blake betreft.Ga naar eindnoot19 Morton D. Paley wijst in The Apocalyptic Sublime herhaaldelijk op de gelijkenissen tussen Burkes visie op het sublieme en Blakes tekeningen. Volgens hem is Blake er niet op uit de toeschouwer te raken door hem in verwarring te brengen (het beginpunt van Burkes sublieme), maar door hem in contact te brengen met de idee van het goddelijke. Daarmee is de paradox niet opgelost: feit blijft | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
The Tyger uit Songs of Innocence and of Experience. 1794. Library of Congress, Washington. Copy Z.
dat Blake zijn afkeer voor Burke niet onder stoelen of banken stak, én tegelijkertijd heel vaak de gedachte aan het burkeaans sublieme oproept. Blakes beroemdste gedichtGa naar eindnoot20 biedt misschien uitkomst: Tijger! Tijger! brandend' pracht
In de bossen van de nacht,
Wiens onsterf'lijk oog of hand
Bracht uw geduchte symmetrie tot stand?
Deze verzen over de tijger, dat angstaanjagende, indrukwekkende wild dier zouden zo in Burkes lijstjes van voorbeelden kunnen opgenomen worden. Het gaat verder: In wiens diepe hemelboog
Brandde het vuur van uw oog?
Welke wiek durft hij te trotseren?
Hoe de hand 't vuur durft te bezweren?
Diepte en hoogte, vuur en vleugels (‘welke wiek’): de stem van Burke klinkt steeds luider op de achtergrond. Ook in de volgende strofen wordt vraag na vraag afgevuurd, geen enkel antwoord volgt, de onduidelijkheid groeit. Het mysterie neemt gigantische afmetingen aan. Wie is de schepper van dat verschrikkelijke wezen? De vragen worden steeds korter, de angst steeds groter. Maar plotseling slaat de toon om: Lachte hij toen om wat was ontwaakt?
Heeft hij die het Lam schiep u gemaakt?
Door het lam, het toonbeeld van onschuld op te voeren, stort de burkeaanse leeservaring in elkaar. De mysterieuze, angstaanjagende sfeer lijkt op een anticlimax af te stevenen. Dit gedicht, ‘The Tyger’, komt uit Songs of Experience. Het ‘companion’ gedicht uit Songs of Innocence is ‘The Lamb’Ga naar eindnoot21. Ook daarin wordt gevraagd ‘Little Lamb, who made thee?’ en hier wordt de maker geïdentificeerd als diegene die zichzelf het lam noemt: het Lam Gods, Jezus Christus. ‘Heeft hij die het Lam schiep u gemaakt?’ Ja. God de Schepper creëerde alle leven, en dus ook de angstaanjagende en indrukwekkende tijger: in alles is het goddelijke licht te vinden. Burkes sublieme wordt overstegen door Blakes pantheïstische sublieme. Triomfantelijk herhaalt hij de openingsstrofe: Tijger! Tijger! brandend' pracht
In de bossen van de nacht,
Wiens onsterf'lijk oog of hand
Bracht uw geduchte symmetrie tot stand?
| |||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
Titelpagina van ‘Jerusalem The Emanation of The Giant Albion’
|
|