| |
| |
| |
Literatuur in ‘Wallonie-Bruxelles’
Marie Nicolai
De Franstalige literatuur lijkt wel één groot feest: Fureur de lire, Théâtre-poème, Midis de la poésie, Jeudis littéraires in het Paleis voor Schone Kunsten, Collège des traducteurs in het kasteel van Seneffe. Open deur in de boekhandel: Quartiers latins, Maison du Livre. Regisseur is er veelal Jacques De Decker, bestendig secretaris van de Académie, met zijn eigen kunst om schrijvers aan het woord te krijgen of zelf over hen te spreken. Lectures publiques, Ateliers d'Ecriture, Foire du Livre, open deur bij schrijvers en op podia: Riches Claires, Centre Bernier in Waterloo. Niet te vergeten de vele tijdschriften: Nos Lettres, Le Carnet et les Instants, Francophonie vivante, Marginales, Le Non-Dit, Le reflet de chez nous, Le Spantole etc. Een ware opbloei dus, omtrent onze grote namen. De meeste onder hen staan vermeld in het repertorium dat in 2002 verscheen, naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de Association des Ecrivains belges de langue française. En ten slotte staat een hele generatie jongeren klaar die zo goed mogelijk te voorschijn komen met hun beste werk.
Deze drukke en intense activiteit bereikt spijtig genoeg nog het grote publiek niet. Waar is de tijd van Maeterlinck, de Ghelderode, Verhaeren, Hellens, Van Lerberghe, Plisnier of de Coster? Parijs geeft immers nog steeds de toon aan. Onze schrijvers, gesteund door de media mét radio en televisie, worden dan wel uitgegeven door Gallimard, Stock, Albin Michel, Grasset, Actes Sud, La Différence, Le Seuil. Maar veel anderen blijven achter bij onze Belgische uitgevers, dus met bescheiden oplagen en een dunne verspreiding. Hun verkoop is miniem, want de boekhandel wordt opgejaagd en overrompeld door de Franse uitgevers, die zich autoritair opstellen terwille van enkele klanten die nieuwsgierig zijn naar al wat uit Frankrijk komt.
Bij de media is het vermakelijk te zien hoe een literair werk soms geweigerd en zelfs vernietigd wordt door de jury van belangrijke literaire prijskampen, terwijl de media het ophemelen. Gevolg is dat het voorstellen van enkele waardevolle auteurs echt kopbreken wordt, hoewel onweerstaanbaar de namen van Liliane Wouters, Françoise Lalande en Gaston Compère opduiken. En ziehier waarom.
Liliane Wouters
[Foto DGACH, Raymond Saublains]
| |
Liliane Wouters
Geboren in Elsene. Dichteres, dramaturge, samensteller van bloemlezingen, vertaalster. Lid van de Académie royale de langue et de littérature françaises en van de Académie européenne de poésie. Vaak en met ere werd zij onderscheiden: Prijs van de Nacht van de Poëzie (Parijs) voor La Marche forcée 1955. Prijs Montaigne van de Stichting F.V.S in Hamburg voor het geheel van haar oeuvre, 1995.Vijfjaarlijkse prijs voor het hele oeuvre 2000. Beurs Goncourt van de poëzie, 2000. Internationale prijs Clé d'Or, in Smederevo, Joegoslavië, 2000...
Ik heb geluk gehad! is haar reactie. Wat mag zij dan wel ervaren hebben toen zij het resultaat zag van haar talent, dat zich ontwikkeld had sinds La marche forcée? Wat had zij intussen vastgelegd in woorden, gedachten, verzen? En zal zij ontdekt hebben dat het er slechts op aankwam een stuk van de opspringende schoonheid te vangen? Gebruik nooit het woord azuur, en wij weten wel dat het gaat om het effect van takken, fluitende vogels, de hemel, de bloemen. Een poëzie dus die tenminste het schrijven niet stillegt, tot er slechts huid op bot overblijft in een hol hermetisme. De perceptie benaderen, daar gaat het om! Het resultaat wenkt aan de einder.
Uit het nummer 46, april 2000 van het tijdschrift Le Non-Dit van Michel Joiret, bijna helemaal gewijd aan Liliane Wouters, wil ik enkele vragen en antwoorden overnemen, flarden van een gesprek tussen onze dichteres en Eric Brogniet, eveneens dichter en laureaat, directeur van de nieuwe vereniging Maison de la Poésie et de la langue française in Namen.
Over de vorm van het kunstwerk. Is dit belangrijk of ligt de essentie elders? antwoordde Liliane Wouters: ‘De vorm is natuurlijk belangrijk. Hij alleen realiseert eigenlijk het kunstwerk vanuit een of ander getuigenis. Van het ene boek naar het andere kan deze vormgeving natuurlijk erg verschillen. Sommige auteurs tonen vanaf hun debuut en tijdens hun verdere levensloop, hetzelfde
| |
| |
Omslag van Journal du Scribe door Liliane Wouters
[Les Eperonniers]
gelaat. Zo'n extreem geval is Pessoa. Maar de kern van het werk blijft’... Nog over de vorm: ‘De oorspronkelijkheid van een dichter (of van een kunstenaar) is de persoonlijke stem. Als zij herkenbaar is tussen vele anderen, brengt zij altijd iets nieuws voort. Men kan vastgeroest zitten in een vorm van avantgarde, maar toch volop berusten in de kern van de traditie. Men kan verlamd zijn door het conformisme van de mode, maar ook door de sleur van de routine. Kijk naar Delvaux. Een groot figuratief kunstenaar die altijd rechtop bleef staan, te midden van een vloed van modieuze abstractie. En omdat Norge meestal trouw blijft aan de meest traditionele vormen, kan men hem toch moeilijk in deze mal vastkluisteren. De dichter die slechts tevreden is met enkele versregeltjes zal nooit iets anders worden dan een rijmelaar. Wij zijn maar ten dele meester van ons bestaan. Daarom lijken veel bladzijden ons tegenstrijdig. Ik heb dit vaak gezegd in mijn gedichten, in Double bijvoorbeeld. Deze contradicties en dualiteiten kunnen een oorzakelijk verband hebben: geest en vlees, geest en materie, leven en dood, vervoering van het leven en bewustzijn van de dood, eeuwigheid en ogenblik... Zichzelf en de anderen... zelfs Germaans en Latijn!
Maar denk er toch maar aan dat elke tegenstelling op zich een bron van rijkdom kan zijn, als je er maar niet je weg in verliest’.
Ondanks de bekoring om daaraan toe te geven ligt de exegese van zo'n dichterlijk oeuvre, voluit op de weg van La marche forcée tot Changer d'écorce. Hoe zouden wij dan spreken over grenspalen in het werk van Liliane Wouters?
Je kwam op aarde met lege handen
Je vertrok naakt tot op het bot,
Tot in het merg. De kariatiden
Zullen vergeefs lamenteren. Geen pathos
Moet mijn uitvaart opblazen.
Als ik heenga, dan met trage stap.
Dichters vertrekken dapper
Op het ritme van alexandrijnen en blanke verzen.
Zelfs als we het koud hebben zullen zij alleen begrijpen
Welk lot ons was beschoren, welke gedachten loshangen
Onder de kransen die in de schaduw van cypressen
Treuzelen onder de twintig paarden van de Citroën.
Laat ze dus een haag vormen, een vlammende ligusterheg
Laat ze hun gezangen, hun klaaglied psalmodiëren.
(L'Aloès, Luneau-Ascot, Parijs, 1983)
En nog over haar poëzie: Haar bewerking van middelnederlandse gedichten: Bréviaire des Pays-Bas, Editions Universitaires, Parijs 1973, Reynart le Goupil, La Renaissance du Livre, Brussel 1974.
| |
En haar toneelwerk?
Vraag van Eric Brogniet: ‘betekenen uw toneelstukken een uitzuivering ten opzichte van uw poëzie?’... ‘Dit is alleen een ander expressiemiddel. Ik heb deze spanning tussen dichter en dramaturg, een identiteitskwestie, uitgelegd in een mededeling aan de Academie op 12 mei 1990. Voor zover mijn poëtisch ik zich door iemand bewoond voelt, heeft mijn dramatisch ik als specifieke functie er zelf in te wonen. De schrijver van een toneelstuk is niet alleen tevreden met verbeelding, hij belichaamt de figuren die hij ter wereld brengt.’
En met welk mooi resultaat: Oscarine et les Tournesols, creatie in Le Rideau de Bruxelles, 1964, La Porte creatie op het festival Jeune Théâtre in Luik 1967, Le Monument, creatie in het Maison de la Culture in Mons, 1981, Autour d'une dame de qualité, creatie in het Atelier d'écriture, Neufchâteau 1983, La salle des profs, creatie in het Maison de la Culture, Mons Jacques Antoine, Brussel 1983, een groot succes, een onderwerp dat veel anderen heeft geïnspireerd maar nooit werd geëvenaard... L'équateur, gevolgd door Vies et morts de mademoiselle Shakespeare Jacques Antoine, Brussel, 1986. Charlotte ou la nuit mexicaine, Les Eperonniers, Brussel 1989 en Grote Prijs van het Parlement van de Franstalige Gemeenschap.
Liliane Wouters bracht ten slotte verschillende bloemlezingen zoals La poésie francophone de Belgique met Alain Bosquet, Académie royale de langue et de littérature françaises, Brussel 1982, vier delen, een standaarden referentiewerk. Belles Heures de Flandre. Anthologie de la poésie flamande du 12o au 16o Siècle, Seghers, Parijs 1961, herzien en aangevuld bij Les Eperonniers, 2000.
De spiegel herhaalt zichzelf oneindig:
De zon straalt in onze ogen zoals in die van
Zoals in elke druppel dauw.
Ook de maan weerspiegelt zich,
En de sterren die al eeuwen dood zijn,
En het universum dat zich maar blijft herscheppen.
En wellicht ook het Niets
(Journal du Scribe, Les Eperonniers, 1990.)
| |
Francoise lalande
Als ons leven een voortdurende aanvulling is, en overloopt, en aangroeit en rivier wordt en als dit éénworden dan aangevoeld wordt door iemand die kan schrijven, dan eindigt dit met een creatie.
Op het eerste gezicht ervaart men bij het contact met Françoise Lalande een dub- | |
| |
bele indruk van elegantie. Niet de elegantie die op straat loopt - dit conformisme van de avant-garde, zoals Liliane Wouters het omschrijft - maar de klank van een voorkomen, van een chic zou men in de jaren zestig gezegd hebben, maar dan aangescherpt en zelfs geschaafd door iemand met een altijd wakkere geest. Zij studeerde Romaanse filologie aan de U.L.B. Daarna kwam de jarenlange vervreemding. Twee jaar in Zaïre, meer dan zeven jaar in Colombia waar zij de boekhandel Bucholtz leidde, een kunstgalerie nabij Saint-Paul de Vence met schilderijen uit de Fondation Maeght, ingehuldigd door André Malraux na de oorlog van 1940. Daarna een verblijf in Ecuador en ten slotte de terugkeer naar België. Een benoeming als beheerder van Amnesty International (1977) die uitmondde in colleges over de Franstalige literatuur in België in de 20ste eeuw aan de Haute Ecole de Bruxelles (HEB).
De titellijst van haar dozijn publicaties is afgewerkt, Alma Mahler bijvoorbeeld, verschenen bij Actes-Sud, Parijs, 1989, vertaald in het Engels en verschenen bij Peter Lang in New York. Herdrukken als Madame Rimbaud, Presses de la Renaissance 1987, heruitgave bij Press Pocket, Parijs, 1991, en Labor, Brussel, 2000. Christian Dotremont, l'inventeur de Cobra, Parijs, Stock, 1998, heruitgave Ancrage 2000 samen met een overdruk: Decortiqueur de mouches et vierges violées...
Bekroningen: Prijs Vaxelaire en Prijs van het Publiek tijdens de meimaand van het toneel in Strasbourg voor Alma Mahler 1988. Prijs Denayer voor Noir en het geheel van het oeuvre. Ridder in de Orde van Kunst en Letteren van de Franse republiek.
Voor L'impertinence comme poème, een tekst over De Toverfluit, 1999 en haar Alma Mahler, zijn de orkestratie en de wijze van begeleiden overduidelijk. Françoise aarzelt nooit soms ver ter plekke te gaan om te onderzoeken, om feiten en getuigenissen te versnijden zoals Christophe Van Rossom onderstreept in zijn Lecture van Madame Rimbaud. Balans tussen fictie en biografie. In een scherpe visie bechrijft zij ons de levens, alsof wij er zelf bij waren. Geen aanstellerij. In haar schriftuur is de plaats van de woorden vast bepaald. Niet zoals in sommige romans van dames, die aan hun teksten zo verknocht zijn als een muildier aan zijn hooikarretje: altijd maar over de liefde in al haar lichamelijke staten, herhalingen zoals bij Steinbeck in De druiven der gramschap. Dit brengt natuurlijk allure en vaart in het verhaal en vooral een zekerheid voor de schrijver die zijn woorden maar de vrije loop moet laten, alsof alles lijkt geschreven te zijn met dezelfde vlotte hand.
Behalve in Noir dat onlangs verscheen
Françoise Lalande
[foto © Marc Brasseur]
Omslag van Madame Rimbaud door Françoise Lalande
Lecture de Christophe van Rossom [Labor]
en dat lang geleden in woede werd geschreven is de hand van Françoise Lalande voorzichtiger geworden en wanneer zij meldt dat ze aan het werk is, weet men dat dit schrijven betekent. In plaats van haar zieletoestanden te onthullen onder het mom van verbeelde personages, stelt ze helden van ons intellectueel patrimonium aan haar lezers voor en wij betreden deze boeken gretig en blijven ze herlezen. Madame Rimbaud, bijvoorbeeld. Men voelt zich echt in het gezelschap van deze Vitalie Cuif, zo vaak zwart gemaakt, van nature een opvliegende creatuur, verklaarbaar door haar tegenspoed als valse weduwe, vier kinderen op te voeden, stadsvrouw en boerin tegelijk. Moeder van een genie met zelf nogal wat grillen. Haar zoon mocht in zijn jeugd niet eens de banneling Victor Hugo lezen.
Een hand dekt zulke intimiteiten toe, en men kan zich afvragen hoe Françoise Lalande ze opspoort: feiten en gebaren, plaatsen en data van gebeurtenissen uit het verleden die ons inspireren en ons ondervragen alsof wij nooit van iets hoorden spreken: de geloofwaardigheid van opgegraven zekerheden... Het zilver aan de vingers van deze moeder en van deze zoon die zo hielden van geld en goud uit vrees het te verliezen! Het voortdurend heen en weer van artikels die besteld werden door een huisgenoot die steeds van adres veranderde. Hij woonde in Parijs, in Brussel waar Verlaine gearresteerd was en van naald tot draad gefouilleerd, in Engeland, in Duitsland en daarna in Afrika en Arabië. En de van haar stuk gebrachte moeder gaf uiteindelijk altijd toe. Geld, voordelen die hij voortdurend zal najagen tot hij zelfs nog een karavaan samenbracht om duizenden geweren uit Europa te gaan verkopen aan Menelik, koning van Choa, die ze ten slotte niet meer nodig had.
Dit zeer openhartig boek wordt nog verruimd, na de dood van Rimbaud, want het gaat dan niet meer over de dolende zoon, de geliefde van Verlaine, de handelaar, de professor, of de ingenieur over wie sprake is in Charleville, in Parijs en Roche en zijn hoeve, maar van de dichter die plotseling ontdekt werd en dan gevierd dank zij Verlaine. Deze onverwachte vloedgolf - moet men dood zijn om bemind te worden? - vertoont een Vitalie die zich druk maakt rondom het familiegraf waarin zij wel eens levend had willen afdalen, of dood naast haar zoon gaan liggen, maar die afwezig bleef bij de inhuldiging van zijn herdenkingsmonument. En Isabel, de achterblijvende dochter die haar broer had bemind tot in zijn postume erkenning. En tenslotte voor de zo attente mevrouw Rimbaud nog een bijkomende smart: de zo oplettende heeft het ware karakter van haar zoon nooit gekend en zijn echte aanleg heeft zij gemist.
Overgang naar Jean-Jacques ou le plaisir, uitgegeven bij Belfond, Parijs 1993. Het originele verhaal van een leven, maar vooral van de kaakslag door juffrouw Lambercier toegediend in Bossay, aan de toen achtjarige Rousseau. Zijn wijze van beminnen zou daardoor levenslang getekend blijven...
| |
| |
Onlangs volgden nog novellen bij Grand Miroir, L'Homme qu'il aimait en Moi aussi j'ai une histoire bij dezelfde uitgever, waar wij Jean-Jacques Rousseau terugvinden. Even een oponthoud zou men denken, maar nee, onder de glijdende woorden ontwikkelt zich een weinig benadrukte kracht. Men herademt niet meer, men houdt zijn adem in bij La Reine des Truands, Céline, Victor, Le Témoin en andere, een brede kijk op de wereld van ons levenden en die geen hokjes duldt; zin om te huilen, bewondering eindigt altijd met tranen, wanneer het de moeite loont.
Nog een ander groot boek handelt over Christian Dotremont, inventeur de Cobra. Het samenbrengen van drie steden Copenhagen, Brussel, Amsterdam in het avontuur van één menselijk en artistiek labyrint waarin alle hoop, liefde en lijden van een man en zijn vrienden werden ondergebracht. Zij vonden tastend inspiratie bij de Egyptische hiërogliefen, de Amerikaans-Indiaanse of Azteekse ideogrammen of de oude schrijfwijze van Chinese letters.
Dotremont had twee aangezichten. Françoise Lalande belicht ook de zoon die zijn moeder (Marie-Jeanne) zo liefheeft, en de zieke in de kliniek, die universitaire studie afwees om later zichzelf te beklagen dat hij slechts een autodidact was. Zijn zevenentwintig jaar liefde voor Bente, tegen alles en allen in, voor haar, zijn Deense, zijn afwezige. Zoals Cocteau werd hij vanaf de jaren 14-18 aangetrokken door de totale oorlog van degenen die de wereld van de geest wilden wijzigen of probeerden te hermaken: Picasso, Apollinaire, Diaghilev, Max Jacob, Nijinski en natuurlijk Breton, de eeuwig aanwezige.
Wij volgen de buitengewone tocht van deze auteur, die nooit aarzelde zelf de locaties uit haar boeken te gaan opzoeken, zelfs tot in Lapland. Zij zette er haar voet op de witte, zuivere en harde ondergrond, waarop Dotremont, uitvinder en verspreider van de tekeningwoorden, de beeldzinnen het spoor van zijn zo inspirerende hologrammen, zijn holosneeuw had achtergelaten. Komt Le goût de l'encre voor Gan Xingjian, geschreven door Michel Draguet niet uit Cobra?
Bij het beschouwen van zulke kunstwerken kan men uren blijven nadenken.
Michel de Montaigne beweerde dat elke samenvatting van een boek een gekke samenvatting is. Mogen Liliane Wouters, en Françoise Lalande mij dus vergeven, en ook
| |
Gaston compere
Gaston Compère
Foto
Niets zou eenvoudiger zijn als een Comperiaanse exegese.Men gaat de boeken van deze auteur met vaste voet te lijf, daarna wankelt en aarzelt men en verdwaalt en keert niet meer terug. Maar de boeken die men niet meer opneemt, zijn toch de lievelingsboeken. Herlezen versterkt en verbetert het inzicht.
Zijn geschriften vermijden elke moeilijke beschrijving, blijven verrassen met krachtige en stoutmoedige passages, maar vooral met eenvoud van uitvoering in alle opzichten. Een echte voortplanting: drieënzeventig titels, op twee en een halve pagina in het repertorium van de A.E.B. Vroege bekroningen: Prijs van APIAW of Engelman voor Le Sagittaire, 1952. Prijs van de Franse Gemeenschap voor Ecrits de la Caverne, 1976. Prijs Jean Ray voor La Femme de Putiphar 1976. Prijs Rossel voor Portrait d'un roi dépossédé, 1978 Grote prijs van de francofone literatuur 1998 en vorig jaar grote prijs Proncetton voor het geheel van zijn oeuvre door de Sociéte des Gens de Lettres, Parijs en naar aanleiding van de heruitgave van Anne de Chantraine ou la naissance d'un ombre bij La Renaissance du Livre. Andere heruitgaven: een biografie van Maeterlinck, Je soussigné, Charles le Téméraire, duc de Bourgogne bij Belfond 1985 en 2001 bij La Renaissance du Livre; dit boek bracht hem op het podium van Apostrophe.
Roman, poëzie, toneel, biografie. Ook muziekcompositie. In Anne de Chantraine is de tonaliteit van Compère bestendig in eenklank met hetgeen hij uitdrukt en naturaliseert naarmate het verhaal verloopt. 'Ken je het versleten - frisse paars van de pinksterbloem, het blauw van het vergeet-mij-nietje, melk gemengd met azuur, het poederachtig groen van de blaren van de andoorn? Ik wil het wel geloven en je kan de verbeelding ook oproepen in de golvingen van de Condroz en de ruimten van Hesbaye.
De heksenjacht van begin 17de eeuw in het Prinsbisdom Luik en in het Graafschap Namen. Het geloof aan het veralgemeende kwaad, kende geen genade voor Anne de Chantraine, dochter van een reiziger in textielwaren, kleindochter van een slager, een meisje met lang blond haar, aantrekkelijk voor de vuilste handen. Eerst gevangen gezet in de Bordialtoren aan de voet van de citadel van Namen. Daarna levend verbrand in de zaal van het Schepenhuis, oktober 1622, (volgens documenten door Gaston Compère teruggevonden). Zij was 17 jaar oud. Het haar werd afgeschoren, en ze kreeg honderd zweepslagen. Wat stro en een stoeltje waren de rekwisieten en om haar heen de joelende massa, van overal samengestroomd...
Zevenentwintig hoofdstukken lang in één verhaal, verteld in aparte kapittels, over familieleden of bekenden van de kleine Anne: rijke lui, slechte mensen, priesters, boeren en boerinnen, wetslui, tovenaars en dieven die niet spreken met de exacte woorden van het moment, maar in de taal van de mentaliteit van toen. Deze moeilijke oefening deed veel schrijvers struikelen, omdat zij die wisselingen van toon niet aankonden. Maar niet Gaston Compère.
Elke partij plaatst zijn woordje, kras of verontwaardigd, onderstreept het verloop van de geschiedenis en brengt ons bij de kleine Anne daar waar het moet, elk in zijn eigen huid, elk met zijn taal, zijn karakter en vreemde reactie: waarom doet een verbrande heks uiteindelijk denken aan Jeanne d'Arc?
| |
| |
| |
Polders
De chronologie in het verschijnen van Compères werk is niet dwingend: zijn groter werk of beter zijn grote uitvindingen uit het
Omslag van Polders. Les noces de l'eau, de la terre et du ciel door Gaston Compère [La Renaissance du Livre]
begin van zijn loopbaan schudden reeds aan de boom van kennis om oude onvoldaanheden neer te halen. Polders, heruitgegeven door La Renaissance du Livre, juli 2000, had al een eerste uitgave gekend in 1993 bij La Manufacture en inspireerde de film van Claudio Serughetti, herhaaldelijk uitgezonden door ARTE en bekroond door de Koninklijke Academie van België. Een sentimentele geografie. De auteur beschrijft de magische polderstreek langsheen de kust van Frankrijk tot Nederland. Andere schrijvers staan ter zijde; zij verdiepen nog de kleuren in de visie op het landschap en vooral dan de Vlaamse auteurs met hun eigen taal, die van de streek zelf.
Polders, les noces de l'eau de la terre et du ciel. Een vaak hernomen onderwerp wordt hier herboren in het hart van een schriftuur, die tastbaar op de uitkijk ligt, naar de sensatie van een soort selectieve verwantschap, waarover Goethe sprak. In enkele reflecties weerspiegelt het landschap zichzelf en gaat de ambigüe dialoog aan met ernst en luim, zoals Gide in zijn meesterwerk Paludes of in Les Caves du Vatican. En hij wordt gesteund door een vriend, mon grand ami Gerrit-Jan, die de armen op de knieën en de handen samengevouwen de hemel aan de horizon zit te bekijken met een stijfkoppige blik, waarvan het blauw voldoende bewijst dat de mens gemaakt is voor een geluk, dat ver weg ligt van wat tijd en wereld voorschrijven.
Hij veroorlooft zich ook improvisatie, ludieke ommekeer, vrijheid van uitdrukking en keus in het lang of kort voor deze Witte Stem. Hij neemt de interpunctie of de stippellijn op de korrel, niet zoals Céline, maar integendeel om de adem van het woord te verbergen of terug te vinden, zoals Jos de Haes al zei: Doch samen, inniger dan vuur en as. Een muziek, een stem, een partituur die men leest en de indruk krijgt hem ook te zingen, als een responsorium.
En zo sprokkelt de auteur ook ideeën van anderen: Rainer Maria Rilke: Voor de engelen lijken de kruinen van de bomen op wortels die drinken van de hemel. Of Rutger Kopland: Niets is het, niets dan de verdrietige beweging van een hand, de weerloze houding van een lichaam en er is geen hand, er is geen lichaam, terwijl ik toch zo dichtbij ben. Dit is, in de loop van het verhaal, een Sotto voce van een ouder koppel. Hun huis bij de zee moet afgebroken worden. Ze halen het helemaal leeg om het met herinneringen opnieuw te bemeubelen.
Polders is een eindafrekening, betaald met woorden, met noties, en nota's, om al deze verkortingen dan af te sluiten met...
| |
La musique enigmatique
Dit boek, verschenen bij La Renaissance du Livre in 2000, heeft voorzeker bij heel wat lezers en critici het beeld opgeroepen van een muzikaal meesterwerk. Voorbij de grote meesters van het contrapunt, van contrapunt naar seriële muziek, van symfonieën naar concerto's voor fagot en andere blaasinstrumenten. Wind van de exegeten wanneer ze pochen op hun kennis en die de auteur omschrijft als: lieden die gezwollen staan van lucht, maar onbekwaam zijn ze te laten klinken door een klarinet.
Waarover gaat het? Over verschillende teksten die de muziek als onderwerp hebben... Waar ben jij dan, muziek? Gelukkig sta je op een notenbalk, zoals de zwaluwen uit mijn jeugd op de elektrische draden.
De muziek die hij zo graag wilde schrijven: de opera Sarah, in samenwerking met Paul Uly, voor het eerst opgevoerd tijdens het festival van Spoleto in 1989. en Le Grand Bestiaire in 1992. Een quatuor voor snaren aan hem besteld door Quadro in 1994, gevolgd door de compositie van een lang gedicht, het Oratorium volgens de Apocalyps, voorgesteld door Vincent Engel, zelf een romancier van de toekomst. Of nog in 1999 voor Ania Ciborowska en Cezarinsz Gysdzina, een groot saxofoonspeler, een Olenka-suite naar de naam van hun dochtertje, muziek die de luisteraars in een soort extase bracht.
Muziek en literatuur. Het ene ondersteunt het andere met de beschutting of de openheid van een dagboek waarin fragmenten tot echte lachsalvo's kunnen aanzetten: de goede punten gaan naar de kamermuziek of naar Bach, de slechte naar de Boléro, naar Debussy wanneer hij spichtig en puntig wordt, naar sommige aria's van opera's of naar de vette Walkuren van de weerzinwekkende Richard...
Eerste tableau: Tijdens het beluisteren van een afschuwelijke Liszt, schreeuwde Simon het uit. Hij onderbrak de transpirerende pianist, dit is, zei hij, wat men kan doen met een piano. Laten we nu proberen wat muziek te maken. Ander tableau: Na een concert van een beroemde zanger in Vorst Nationaal lees ik in de krant: Wat verlangt het volk? Toppers! Schlagers!, klappers! In het Frans spreekt men van ‘tubes’, buizen. En men heeft nogal wat buizen aangebracht, heuse heipalen voor prikkeldraad en schrikdraad rondom immense culturele concentratiekampen.
Muziek sluit de mond van alle filosofen. Zij maakt ze zelfs belachelijk, vooral als ze zich blijft uitdrukken in een jargon dat niemand kan misleiden. Leuk om weten dat in de twaalfde eeuw het woord jargon gebruikt werd voor de zang der vogels. Neem iemand die op twee muziekpagina's dezelfde noot schrijft, een blanke bijvoorbeeld en dat hij ‘moderato con rogore, piano sempre’ schrijft. Wees er maar zeker van dat sommigen hem zullen uitroepen tot genie... Muziek is geest en adem. Muziek vernedert het woord. Niet de viool is verliefd, maar de strijkstok.
Nog een ander idee uit dit werk: Miljarden woorden worden gebruikt om uit te leggen hoe een enkel akkoord zich in beweging zet. Kortom dit boek is een feest van beschouwing, van akkoorden en tegenstellingen ten overstaan van de wereld, zoals wij bezig zijn ze te laten verworden. Slogans, pamfletten, muzikale aanbidding, moed om te schrijven wat men denkt, in toewijding of afkeuring, bekentenis afleggen voor zijn keus en zijn spijt betuigen, dit is de volle waarde van een auteur die uniek is in zijn genre. Was het Cocteau niet die zei dat een boek eigenlijk slechts een woordenboek in wanorde is? Welnu, wij houden daarvan!
|
|