Werkhuis en stadschool: een tussentijds verhaal
De zusters bleven nog geruime tijd eigenaars van de gebouwen. Vanaf 1812 werd een gedeelte verhuurd aan De Paepe-Speelman,
die er een katoenspinnerij installeerden. Enkele jaren later, op 11 november 1817 werd het abdijcomplex verhuurd aan Philippe de Lens, burgemeester van de stad Gent. In een gedeelte werd er een ‘liefdadigheidswerkhuis’ ingericht, voor werklozen. Deze instelling werd toen ook wel ‘Arme Gasthuis’ genoemd. Tot in 1843 werkten er in de winter tot 800 en in de zomer gemiddeld 400 mannen, meestal wevers van zakken. In een ander
gedeelte werden kosteloze stadsscholen voor jongens en meisjes ondergebracht. Deze scholen krijgen op 5 augustus 1834 bezoek van koning Leopold I en koningin Marie-Louise. Op dat ogenblik waren er ongeveer duizend leerlingen ingeschreven.
Enkele jaren tevoren, op 22 augustus 1824, kocht kanunnik Pieter-Jozef Triest (stichter van o.a. de Broeders van Liefde en de Zusters van Liefde) het Rijke Gasthuis integraal aan. Kanunnik Triest verhuurde verder de gebouwen aan de stad. De kerk werd gerestaureerd en opnieuw voor de zondagsliturgie opengesteld in 1829. In 1834 werd deze ruimte als klaslokaal gebruikt.
Ondertussen kwam het dominicaans leven in Vlaanderen opnieuw op gang. In 1835 beginnen pater Pius Braeckman en pater Franciscus Ackerman aan de stichting van het eerste klooster na de Franse Revolutie. Na een jarenlange zoektocht kopen de paters op 17 mei 1845 de voormalige abdij van kanunnik B. De Decker, opvolger van kanunnik Triest. Helaas, de paters konden niet meteen aan de inrichting van hun nieuw klooster beginnen. Het huurcontract met de stad Gent verviel pas in november 1853. Een jaar daarna verhuizen de dominicanen naar hun nieuwe woonst. Eerst betrekken zij voorlopig het abdissenkwartier en nemen dan geleidelijk aan hun intrek in de inmiddels heringerichte kloostergebouwen. Ondertussen werd in de Holstraat een nieuwe kerk gebouwd. De kerk werd ingewijd in datzelfde jaar 1854. Omstreeks 1865 wordt de voormalige abdijkerk afgebroken. De open galerij op het noorden wordt eenvormig gemaakt met de drie overige pandgangen en in alle vensters worden glas-in-loodramen geplaatst. Boven de pandgang op het noorden wordt met recuperatiemateriaal, o.a. van de kerk, een verdieping opgetrokken. Tot 1988 werd hier de kloosterbibliotheek ondergebracht.