Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 52
(2003)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
Herbestemming of ontmanteling van de kerken?
1. In zijn uitdagend boek, Metabletica van God, schrijft de psychiater en cultuurhistoricus, Jan Hendrik van den Berg, dat er op het gebied van de architectuur niets plaats vindt in de recente tijdGa naar eind(1.). Het is een boude bewering, en dat realiseert hij zich ongetwijfeld, want hij is een auteur die wil provoceren, die als arts én psychiater dingen moet zeggen die pijn doen. Aan architecten zeggen dat er geen echte nieuwe architectuur is, zal protest uitlokken. De historicus van de bouwkunst die de ‘actuele architectuur’ goed volgt, zal onmiddellijk met een reeks namen voor de dag komen en zal aantonen dat zo en zo en zo nog nooit is gebouwd. Als Van den Berg die nieuwe en vernieuwende constructies zou zien, zou hij zeker toegeven dat op architectonisch gebied wel allerlei plaats vindt, en hij zal er aan toevoegen dat hem dat niet is ontgaan, dat hij daarover lezingen heeft gegeven en ook over heeft gepubliceerdGa naar eind(2.). Hij zal echter opnieuw naar zijn stelling in Metabletica van God verwijzen en poneren dat er in de kerkenbouw niets nieuws is gebeurd: er valt ‘geen nieuwe architectuur van het bedehuis met zijn eredienst te signaleren, en daar gaat het hier om’Ga naar eind(3.). Met dit laatste geeft hij te kennen dat de kerkenbouw architectuur excellence is. Eeuwenlang is het kerkgebouw het typevoorbeeld van en voor de bouwkunst geweest, omdat de kerk als bedehuis van de gemeenschap en bouwkundige omkleding van zowel
het heilige als van het sacramentele leven zinnebeeld was van de hoogst mogelijke vorm van wonen. In de kerk is de vrome mens thuis, meer dan hij elders ook zou kunnen zijn. Het zelfde geldt voor de niet-christelijke religieuze mens: in de nabijheid van de tempel of voor het heilige der heiligen, de plek of kamer die alleen voor de priesters toegankelijk zijn, is hij waar hij moet zijn. Tegen deze achtergrond is de kerken- of tempelbouw het toonbeeld van de architectuur die een gemeenschap of een beschaving heiligt en daarom herbergzaamheid biedt. Als er nu in de christelijke wereld geen nieuwe architectuur van het bedehuis met zijn eredienst te signaleren valt, dan vernieuwt de bouwkunst zich niet echt, zo begrijpen we de argumentatie van Van den Berg. Ja, natuurlijk er is wel andere architectuur, maar ten aanzien van de authentieke bouwkunst die van de hoogste beschaving getuigt, is die slechts secundair. Deze andere architectuur is echter niet van maatschappelijk relevante zinnebeelden gespeend. Zo toont hij aan dat het Centre Pompidou in Parijs wel iets zegt over de mutaties in het maatschappelijk levenGa naar eind(4.), ook zijn analyses over het verdwijnen van de horizontale lijn zijn suggestiefGa naar eind(5.). Is Van den Berg een cultuurpessimist die nu denkt dat het met de bouwkunst van het bedehuis gedaan is? Zo ver gaat hij niet. Hij gelooft stellig in de toekomst van een nieuwe architectuur met een nieuwe spiritualiteit, maar deze vernieuwing hangt met zovele
historische veranderingen en haar synchronismen samen - juist dat bestudeert de metabletica of leer der veranderingen - dat een analyse ervan buiten het bestek van deze uiteenzetting valt. Wat we hier nu
| |
[pagina 267]
| |
door gelovigen die er komen bidden. Voor hen is er nog wel ergens in een zijkapel plaats voor ongestoord gebed voorhanden, maar het gebouw zelf met zijn heus artistiek patrimonium van schilderijen en sculpturen is er voor de toeristen; gidsen staan klaar voor de verhelderende toelichtingen. In Gent zijn de Sint-Baafskathedraal en de Sint-Niklaaskerk pronkstukken van permanente restauratie. Omdat alles er zo fraai is, trekken zij jaarlijks vele duizenden bezoekers die van mooie dingen komen genieten en vaak niet meer weten in welke zin deze ‘mooie dingen’ niet in de eerste plaats kunstwerken, maar rituele voorwerpen zijn - of waren.
Betekent deze musealisering de oplossing van de ‘herbestemming’ die met zich meebrengt dat we enerzijds de kerkgebouwen kunnen behouden als indrukwekkende voorbeelden van monumentale architectuur en dat we anderzijds deze gebouwen ook nog als ‘bedehuizen met hun eredienst’, voor de nog weinige vrome katholieke christenen kunnen gebruiken? Zulk een ‘herbestemming’ heeft een voordelige kant: door het feit dat de kerkgebouwen ook tot het cultuurpatrimonium van de gemeenschap behoren, kunnen ze ook door die gemeenschap worden onderhouden. Met de restauratie van de eeuwenoude kathedralen gaan gigantische bedragen aan subsidies gepaard, worden gespecialiseerde ondernemers ingezet, geleid door een ploeg van deskundige architecten, archeologen en kunsthistorici. Dat dit alles kan gebeuren geeft aan het cultuur- en toerismebeleid van de stad en van het land de nodige uitstraling.
3. Zijn deze gemusealiseerde kerken nog wel kerken in de eigenlijke zin of zijn zij nog slechts gebouwen die naar een verloren kerkelijkheid verwijzen? Wie de Sint-Baafskathedraal of de Sint-Niklaaskerk binnenstapt, weet ongetwijfeld dat hij een plaats betreedt die op de een of andere manier met het religieuze te maken heeft. Hoe weinig voeling de bezoeker met het christendom ook moge hebben, hij weet dat hij zich in een ruimte bevindt die te maken heeft met het heilige, onderscheiden van het seculiere buiten. De meeste, zoniet alle, bezoekers zullen dan ook een zekere behoedzaamheid, een zeker ontzag aan de dag leggen. Ze raken niet alles aan, komen niet tot bij het altaar, beginnen niet met brandende kaarsen te knoeien of hollen niet rond alsof ze op de markt zijn. Wie een kerkgebouw binnentreedt, onthoudt zich van ontheiligend, oneerbiedig of profanerend gedrag. Dit is de regel, alsof we ons allen het optreden van Jezus herinneren (Joh. 2:14-17), toen hij zag hoe er in de tempel handel werd gedreven: Hij maakte een zweep van koorden, en dreef ze allen met schapen en runderen de tempel uit, en smeet het geld der wisselaars op de grond en de tafels omver. We treffen vandaag geen veehandelaars of beursagenten aan het werk in de kerken aan; zo'n grove ontheiliging zou al te kras zijn. Maar is er geen meer verfijnde heiligschennis aan de gang, wanneer het heilige de metamorfose van de esthetisering ondergaat? Het bedehuis is een plaats van verering en vroomheid en staat eigenlijk haaks op datgene wat vandaag van een kerk als de Sint-Baafs voor de buitenwereld zo aantrekkelijk maakt: een vormelijkheid die alleen omwille van haar vormelijkheid wordt bewonderd en die bovendien alleen door nog meer vormelijkheid ook nog meer glans krijgt. De Sint-Baafskathedraal is Gents meest prestigieuze museum geworden met de grootste verzameling schilderijen van Hubrecht en Jan van Eyck, een retabel waarvoor niemand komt bidden, maar waarvoor jaarlijks duizenden kunstliefhebbers, na het betalen van entreegeld, esthetisch en cultuurhistorisch komen genieten. Deze kathedraal is sinds enige tijd niet alleen een heus museum geworden, maar ook een belangrijke concertzaal. Het Festival van Vlaanderen kan er terecht voor heel wat muziekopvoeringen, waarvan sommige wel van godsdienstige origine zijn, maar die nu zelf in het muzikaal-esthetische oor van de moderne mens tot louter wereldlijke kunst (en virtuositeit) zijn getransformeerd. Met de dood van de Griekse goden zijn de antieke Helleense tempels als tempels, als plaatsen van de eredienst, verdwenen. In de loop der eeuwen na het Helleense verval werden ze ruïnes. Maar later werden ze herontdekt en voor een deel gerestaureerd. Nu zijn ze in Griekenland, Turkije, Zuid-Italië en Sicilië toeristische aantrekkingspolen, geseculariseerde bedevaartsoorden voor bewonderaars van de Helleense cultuur. Het ziet er naar uit dat het zelfde lot de grootse katholieke kathedralen te wachten staat. Door de secularisering verliezen ze hun oorspronkelijke bestemming, en die bestemming lijkt niet terug te komen. In de echte zin van het woord kan hier dus van geen her-bestemming sprake meer zijn. Als kerk verliest ze haar bestemming in religieuze zin; zij is in haar gestalte van gebouw niet langer - of slechts nog marginaal - een sacrale woning op een heilige plek voor een gemeenschap die zich door haar spiritueel geherbergd weet. Daartegenover wint dit gebouw als gebouw een nieuwe functie: als kerkgebouw ondergaat het, na de religieuze ontmanteling, een metamorfose en wordt het een kunstencentrum, een museum, een concertzaal en, in sommige gevallen, een tentoonstellingszaal voor wat men religieuze kunst noemt - eigenlijk rituele voorwerpen die we, als moderne esthetici, als kunstvoorwerpen bekijken.
4. In Gent hebben de Sint-Baafskathedraal en de Sint-Niklaaskerk geluk gehad: ze zijn objecten van onze esthetische bewondering gebleven. De gemeenschap heeft ze niet laten instorten of afbreken. Dat is wel het lot van vele andere kerkgebouwen. Misschien het meest frappante voorbeeld van deze antigodsdienstige cultuurbarbarij is in Frankrijk de afbraak van de abdij van Cluny, maar - helaas - is dit voorbeeld maar een van de vele. Hier en daar kunnen we restanten redden en tot indrukwekkende ruïnes omtoveren, waarbij we dan nostalgisch of mild esthetiserend-melancholisch kunnen mijmeren en verwijlen. De zorg voor het patrimonium is het culturele antwoord op de secularisering die de kerken overbodig heeft gemaakt. De kunstreligie heeft een grote aanhang en eist niet zoveel van haar aanhangers, integendeel, ze biedt esthetisch genot en troost. Zij kan ten hoogste slachtoffer worden van de politieke strijd om de subsidies in een tijd van besparingen. Deze zorg voor het patrimonium is echter van recente datum en heeft pas sedert enkele decennia in Vlaanderen een gevoeligheid ondersteund die er vroeger niet was. Het is meer dan eens gebeurd dat kastelen, historische panden, abdijen en kerken ontmanteld werden en nog dienst bleven doen als opslagplaats voor graan of vlees, als textielateliers of kazernes. Het Gravensteen in Gent was in de negentiende eeuw een buskruitfabriek en de Franse bezetters op het einde van de achttiende eeuw maakten van de Sint-Pietersabdij een onderkomen voor hun soldaten. Ook de Sint-Baafsabdij - momenteel een van de indrukwekkendste ruïnes in Vlaanderen - heeft een lange lijdensweg gekend.
Exemplarisch voor een ontmanteling van een bedehuis en de daarop volgende ‘herbestemming’ van het gebouw in de context van de geseculariseerde moderniteit is de geschiedenis van de Wolweverskapel in het centrum van de stad Gent verscholen achter | |
[pagina 268]
| |
de gevel van een aantal gerenoveerde winkels in de Korte Dagsteeg (nrs.10-14). Het betreft een Gotische kapel uit de veertiende eeuw van de Gilde der Wolwevers die behoort bij een godshuis dat in de achttiende eeuw werd afgebroken. In de zestiende eeuw verdwijnt de gilde en het gebouw wordt later voor uiteenlopende doeleinden gebruikt, onder meer als vleeshuis in de negentiende eeuw, een hal voor eetwaren, café-concert, een autogarage en tot 1969 een bioscoop, bij de oudere Gentenaars bekend als ‘Cinéma Savoy’, waar vooral frivole Franse films werden geprojecteerdGa naar eind(6.). Daarna werd een gedeelte van het pand een mode- en schoenenzaak tot het jarenlang gesloten bleef. Er was nauwelijks iemand in Gent die wist dat achter de huizenrij in de Korte Dagsteeg een kapel school. We konden er iets van opvangen op de parkeerplaats met toegang in de Vleeshuissteeg. Ook zou de al lang afgebroken toren van de kapel op een van de zijpanelen van het gesloten Lam Godsretabel te zien zijn (paneel 18, het interieur van Maria waar de engel Gabriël verschijnt, geeft uitzicht op de Korte Dagsteeg). Heel onlangs heeft de voormalige Wolweverskapel een nieuwe metamorfose ondergaan. In het kader van de renovatie van een hele reeks winkels in de Korte Dagsteeg is ook de kapel gerestaureerd; het gebouw is bevrijd van allerlei later aangebracht pleisterwerk; de bioscoopzoldering is weg, zodat het schitterend houten gebinte van het dak zichtbaar is geworden. De oude kapelruimte is nu ingenomen door de verkoopgoederen van een trendywinkel van de keten Chill'out: sportkledij voor kinderen en jongeren, skateboards en surfplanken, kortom spullen waarvan we zonder overdrijven kunnen zeggen dat ze het leven van de jongeren kleur geven en dus ‘bezielen’. Hoewel de herinrichting van de voormalige Wolweverskapel volledig aan de moderne consumptiecultuur beantwoordt, is het winkelmeubilair in die zin bescheiden gebleven dat het, niet zoals vroeger, de herinnering aan een kerk camoufleert, integendeel. Wie de winkel binnenstapt, en binnenstappen moet men, want de gevel camoufleert wel, kan er niet naast kijken dat hij een geprofaneerde
Wolweverskapel in Gent
[Foto: Marc Dubois] kapel binnenstapt. De winkelbekleding is maar tot een beperkte hoogte opgetrokken en kan zo worden weggenomen om de naakte ruimte van de kapel te herstellen. Op die manier blijft het gebouw, dat naar het bedehuis verwijst, beschermd. Natuurlijk is hier van geen herbestemming van een kerk (als kerk) sprake, maar alleen van een herinrichting van het geprofaneerde gebouw. 5. Zijn er echte, religieuze, herbestemmingen van onze oude bedehuizen? Dat is ongetwijfeld zo. Met de reformatie werden in de Lage Landen en in Duitsland tientallen kerken ‘gereformeerd’. Ook vandaag krijgen we religieuze herbestemmingen van verlaten katholieke kerken die mohammedaanse bedehuizen zijn geworden. Voor onze westerse wereld is dit nieuw en voor sommigen schokkend, omdat zij daarin de islamisering van Europa zien. Het historische voorbeeld hiervan blijft natuurlijk de Aya Sophia tussen 532 en 537 in opdracht van keizer Justinianus in het toenmalige Constantinopel (nu Istanbul) gebouwd. Na de val van de stad in 1453 kreeg deze kerk een nieuwe religieuze bestemming en werd het een moskee voor de moslims. Dit zal, zo vermoeden we toch, de kathedralen van Amiens, Chartres of Rouen niet overkomen, ook niet de Gentse Sint-Baafskathedraal, de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal of de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch. De esthetische en cultuurhistorische metamorfose in de secularisatiecultuur heeft deze gebouwen reeds gerecupereerd. Daartegen staat momenteel elke voor onze contreien nieuwe godsdienst machteloos. Bovendien wil de Europese Islam niet de islamisering van Europa, maar een islam naast de andere confessies, zelfs al zijn die andere confessies in verval en verlaten de katholieken hun kerken. Bijgevolg heeft de moslimwereld, ook in Europa, haar eigen architectuur voor haar bedehuizen. Misschien kondigt zich hier een metabletisch nieuwe architectuur aan - althans wanneer de islam zich echt vernieuwt en wanneer de mohammedaanse gelovigen in Europa zich niet in een minimum van tijd aan de westerse secularisering overleveren. Hier en daar zien we al iets van die voor ons exotische gebouwen met minaretten, die we echter nog geen nieuwe | |
[pagina 269]
| |
Wolweverskapel in Gent
[Foto: Marc Dubois] architectuur kunnen noemen. Nieuw is wel de nieuwe Moskee in Rome. Zoals de katholieke wereld destijds op een niet-christene, Le Corbusier, een beroep gedaan heeft om in Ronchamp een nieuwe kapel Notre-Dame du Haut te ontwerpen, zo heeft de moslimwereld de niet-mohemmedaan, Paulo Portogesi, gevraagd de Grote Moskee te bouwen; hij heeft dit gedaan in een stijl die de islam een plaats geeft in de Italiaanse geschiedenis, want het gebouw van de moskee heeft in zich, eclectisch, heel wat elementen uit de verschillende stijlen van de Italiaanse bouwkunst. Een eerste stap naar een nieuwe architectuur van het bedehuis? Een kerk valt niet tot de naakte staat van haar gebouw te herleiden; een kerk is pas een kerk binnen de liturgische context. Is deze context er niet meer, dan heeft die kerk haar bestemming verloren, want de bestemming van een kerk is niets anders dan haar kerkelijkheid zelf. Verlaten kerken zijn dus bestemmingloos en wijzen op ontwrichting. Het gebouw zelf kan dan hoogstens nog sporen dragen van die verloren bestemming, zoals in die kathedralen die musea zijn geworden, of die ‘kapellen’ die een kroeg of een winkel zijn geworden. De huidige gebruikers van deze gebouwen zijn vandaag zo geseculariseerd dat ze niet langer beschaamd zijn dat ze van een pand gebruik maken dat vroeger een bedehuis was; die voorbije betekenis heeft geen enkele waarde meer, alleen de loutere vormelijkheid van die gebouwen lijkt esthetisch interessant. De ontmanteling van de kerkelijke bestemming van die kerken is hiervoor de voorwaarde. De secularisering heeft schaamteloos voor de culturele en psychologische voorwaarden voor zo'n ontmanteling gezorgd. |
|