Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 52
(2003)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Couperus in English
| |
[pagina 170]
| |
loopbaan in de City, maar werd ‘voor de literatuur gered’, zoals zijn biograaf, Stephen McKenna het uitdrukt, door Jack T. Grein, die hem secretaris van het Independant Theatre maakte.Ga naar eind7 Vervolgens werkte hij als vertaler en als Londens correspondent van een Nederlandse krant. In de zomer van 1898 brachten Louis en Elisabeth Couperus een bezoek aan Londen. Teixeira nodigde het echtpaar op de thee in The Strand, samen met een aantal niet nader genoemde schrijvers.Ga naar eind8 Op 12 juni van dat jaar waren Couperus en zijn vrouw te gast bij Edmund Gosse in diens huis op 29, Delamere Terrace, in Little Venice. The Book of Gosse, een soort dagboek waarin Gosse nauwkeurig bijhield wie hij allemaal ontving, noemt ‘Mr and Mrs Couperus’ in een rijtje samen met Arthur Symons, Robert Ross, en de kunstenaar William Rothenstein.Ga naar eind9 Helaas weten we niet meer over dit bezoek. Men zou zeggen dat Couperus omstreeks 1900 een uitstekende entrée had in de Engelse literaire wereld. Hij had toonaangevende figuren uit de Yellow Nineties ontmoet; literatoren en critici als Oscar Wilde, Arthur Symons en William SharpGa naar eind10 hadden het belang van zijn werk in het kader van de laatste literaire stromingen onmiddellijk ingezien. Toch was het tussen 1898 en 1914 aan de andere kant van het Kanaal betrekkelijk stil rond de auteur. In 1902 verscheen de bloemlezing Flowers from a foreign gardenGa naar eind11 die bevatte ‘My art’, een vertaling van Couperus' gedicht ‘Maar 't allerzoetst...’ uit Orchideeën. Reacties hierop zijn niet bekend. In 1908 werd het sprookje Psyche in het Engels vertaald, door B.S. Berrington. Dit deed weinig stof opwaaien. Couperus zelf deed intussen zijn uiterste best. In een brief aan zijn uitgever L.J. Veen van 4 februari 1904 vroeg hij Teixeira exemplaren te sturen van Metamorfoze, Hooge troeven, Over lichtende drempels en God en goden.Ga naar eind12 Teixeira de Mattos koos uit dit rijtje de opvolger van Wereldvrede: Hooge troeven, en vertaalde dit onder de eigenaardige titel Queen Carola. A story. Het werd gepubliceerd in de Fortnightly Review van 1909.Ga naar eind13 Er zijn tot nu toe geen reacties op gevonden. Veen van zijn kant deed ook de nodige moeite, vooral via zijn persoonlijke kennis, de
Brief van Alexander Teixeira de Mattos uit 1898
Engelse uitgever T. Fisher Unwin.Ga naar eind14 Zo schreef Unwin op 24 november 1900 aan Veen: ‘Ik dank u dat u mij een exemplaar van “De Stille Kracht” van Louis Couperus gestuurd heeft, maar deze roman voldoet niet voor Engelse lezers, en ik denk niet dat hij hier een uitgever zal vinden. Wat de andere roman betreft, daar zou ik graag nog even naar kijken en er iets langer over willen nadenken.’Ga naar eind15 Die andere roman was Langs lijnen van geleidelijkheid, zoals blijkt uit het volgende. Veen berichtte Couperus: ‘Unwin (Londen) schreef mij over Stille Kr. als niet geschikt maar over de Lijnen zou hij denken. Nu veel van hem te halen is er niet, ik zal hem nu ten minste een bedrag vragen, want Majesteit heeft hij ook z.g. betaald maar leed ik een verlies van ± f 90.’Ga naar eind16 Toch schreef Veen op 11 mei 1905 aan Couperus: ‘Ik wilde voor jou boeken dat wij beiden in Engeland woonden, want dan was ons beider fortuin gemaakt geweest.’Ga naar eind17 De reden voor de weigering van Langs lijnen van geleidelijkheid en De stille kracht is niet moeilijk te vinden. Na het drama rond Oscar Wilde en de decadente beweging in 1895 was er in Engeland een soort morele herbewapening ontstaan die zich onder meer uitte in een fervent ‘jingo-ism’, of oorlogszuchtig chauvinisme. Dit laatste vond rond 1900 een uitweg in de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Couperus' scepsis over de rol van de Westerse kolonialist in Nederlands-Indië sloot nauwelijks aan bij het ideaal van ‘the white man's burden’ - ofwel, het idee dat de blanke in de koloniën een opvoedende taak te vervullen had. Verder was er een groot verschil tussen Couperus en contemporaine schrijvers als Zola in Frankrijk en George Gissing of George Moore in Engeland. Laatstgenoemden zochten hun personages in de lagere maatschappelijke klassen. Couperus bleef zijn inspiratie altijd putten uit zijn eigen milieu. In zekere zin maakte dat zijn romans nog meer shockerend. Het zou nog twintig jaar duren, voordat romans als De stille kracht en Langs lijnen van geleidelijkheid in het Engels werden vertaald. Couperus vestigde zijn naam in de Angelsaksische wereld met wat tegenwoordig als zijn belangrijkste werken worden beschouwd: De boeken der kleine zielen en Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan... De eerstgenoemde romanreeks werd, kort na publicatie van de verschillende delen in Nederland, in het Londense tijdschrift The Atheneum besproken door H.S.M. van Wickevoort Crommelin. Deze publiceerde twee artikelen die de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur rond 1900 in het algemeen tot onderwerp hadden.Ga naar eind18 Op 28 maart 1904 verzocht Couperus zijn uitgever Veen om De boeken der kleine zielen naar Teixeira de Mattos in Londen te sturen.Ga naar eind19 Wat diens reactie hierop is geweest, weten wij niet. Pas in de herfst van 1912 schreef Couperus aan Veen dat Tex graag De kleine zielen zou willen vertalen en informeerde hij naar de voorwaarden nu Nederland zich had aangesloten bij de Berner conventie, die de internationale auteursrechten regelde.Ga naar eind20 Small souls verscheen in 1914 in Engeland en Amerika. Het tweede deel, The later life, kwam in Londen uit in 1915, en een jaar later in New York. The twilight of the souls verscheen in beide landen tegelijk in 1917. Het laatste deel, in de vertaling Dr. Adriaan geheten, verscheen in Londen en New York in het laatste oorlogsjaar. De romans hadden vooral succes in de Verenigde Staten. Ze werden besproken in toonaangevende kranten en tijdschriften zoals The New York Times Book Review, The Nation, The Bookman, The Dial, en andere. Alle vier de delen werden in New York meerdere malen her- | |
[pagina 171]
| |
drukt. Zoals R. Breugelmans concludeerde: ‘Verder bleek dat bepaalde boeken die in Nederland de winkels niet uit te branden waren in het buitenland veel populairder waren: [...] van De kleine zielen [verschenen] in de Verenigde Staten tussen 1914 en 1930 acht afzonderlijke drukken...’Ga naar eind21 Ter vergelijking: in Nederland verscheen van De boeken der kleine zielen pas in 1935 een tweede druk. Het eerste wat de Amerikaanse critici trof bij het lezen van Small souls was Couperus' vermogen tot het creëren van ‘echte’ mensen, personages van vlees en bloed. ‘Onbelangrijke mensen, ja; maar allemaal echt en overtuigend’, stelde The New York Times Book Review op 4 oktober 1914. Bij de bespreking van het tweede deel, The later life, schreef deze krant: ‘Want Mr Couperus bezit die allerkostbaarste, meest moeilijk te analyseren kwaliteit - het vermogen om zijn personages te doen leven.’Ga naar eind22 The Nation stelde: ‘De Van Lowes zijn echte mensen, niet innemend of charmant, maar levend’.Ga naar eind23 De personages van Couperus verrassen ons evenals die van Ibsen of Sudermann omdat ze zo menselijk zijn, vervolgde deze recensent. En wie van ons zou werkelijk kunnen geloven in die gekken van Toergenjev, of die wispelturige, vieze kinderen van Zola, eindigde hij? Daarnaast viel bijna alle critici Couperus' scrupuleuze aandacht voor alledaagse details op. Deze eigenschap werd als ‘typisch Nederlands’ ervaren, analoog met onze zeventiende-eeuwse schilderkunst. De moraal die Couperus verkondigde - onderworpenheid aan de conventie als een fout van kleine zielen - was echter niet beperkt tot het land van water en windmolens: ‘in de geest is zij weids als de beschaving zelf’, zo meende The Bookman.Ga naar eind24 Het derde element dat indruk maakte op Amerikaanse critici, was de atmosfeer van sombere dreiging die Couperus wist te creëren, niet het minst door zijn voortdurende verwijzingen naar het Hollandse klimaat. ‘Regen, regen... het regent altijd in Nederland; de lucht zit altijd verstopt achter modderige wolken, en in de vochtige, gure atmosfeer zwerven grijze figuren met onbeweeglijke gezichten rond’, schreef The Little Review.Ga naar eind25 Small souls was een ‘sombere roman’, aldus dit blad. Over het vierde deel in de serie, Dr Adriaan, schreef The New York Times Book Review: ‘Terwijl Zielenschemering nauwelijks een opgewekt boek kan worden genoemd, lijkt het bijna hilarisch vergeleken bij Het heilige weten.’Ga naar eind26 Ten slotte waren de Amerikaanse critici geïnteresseerd in de actualiteit van de romans. The New York Times Book Review noemde als thema's van de moderne tijd die in het tweede deel, The later life, worden aangeroerd, het mentale en spirituele ontwaken van Constance, Max Brauws' poging tot het slechten van de klasse-barrière en de plaats van een kind na een echtscheiding.Ga naar eind27 R. Morss Lovett in The Dial zag in het leven van ‘grandeur déchue’ dat de Van Lowes leidden, iets essentieel Nederlands, ‘wat past bij een natie die zich uit de zakenwereld heeft teruggetrokken en die leeft in de buitenwijken van de wereld, geconcentreerd op eigen comfort en welbehagen’.Ga naar eind28 Couperus had een familieroman geschreven over kleine zielen die op meelijwekkende manier aan elkaar hingen, aldus dit blad; ‘evenzo heeft hij een nationale roman geschreven, een argument tegen het recht op zelfbeschikking van kleine landen’, aldus deze criticus! De Engelse reacties op het verschijnen van het eerste deel van The books of the small souls kwamen in het artikel van Wellens reeds aan bod.Ga naar eind29 Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn de reacties op de publicatie van het tweede en derde deel beperkt gebleven. Pas toen de vrede getekend was, kon de aandacht van Engelse recensenten
Foto van Couperus' Engelse vertaler Teixeira de Mattos
zich weer richten op ‘continentale’ literatuur. In The Atheneum van 1919 besprak de schrijfster Katherine Mansfield alle delen van The books of the small souls in één artikel.Ga naar eind30 De Nieuw-Zeelandse noemde de cyclus een ‘verrassende, meesterlijke studie van medelijden en angst’. Het tijdschrift New World International Monthly Review sprak over ‘de grimmige, mistige atmosfeer van Holland’ en wees op Couperus' ‘voorkeur voor het gruwelijke’ in het derde deel.Ga naar eind31 De reacties waren dus vergelijkbaar met die in Amerika. Ook na Couperus' dood in 1923 bleven The books of the small souls de Engelstalige wereld fascineren. De schrijver John Cowper Powys noteerde in zijn boek The art of happiness (1935) over het geluk van de zelfgenoegzaamheid: ‘De doordringende Nederlandse romancier Couperus is zover gegaan om één stel van dit soort aan de kaak te stellen in de figuren van de zelfgenoegzame Karel en Cateau, een stel dat van het specifiek soort “geluk” dat het heeft verworven geniet door hun privé egoïsme om te buigen in een geladen twee-eenheid van gezamenlijk egoïsme - een “geluk” waar alle elementen van verbeelding, intellect of geest in ontbreken.’Ga naar eind32 Arnold Mulder schreef kort na Couperus' overlijden in het tijdschrift The Outlook: ‘En altijd is er een suggestie van subtiele interactie tussen Oost en West, de zonneschijn van Java met zijn passie en zijn kleur en zijn levendig gevoel voor het leven, afgezet tegen de grijze luchten van Nederland en het ingehouden tempo van het leven van zijn bevolking’.Ga naar eind33 The books of the small souls maakten zo'n indruk op hem dat hij Couperus typeerde als ‘een potentiële Nobelprijswinnaar’. In Amerika worden The books of the small souls tot op de dag van vandaag als Couperus' meesterwerk beschouwd. In het vijftiende deel van de Amerikaanse serie Twentieth Century Literary Criticism (1985) staat te lezen: ‘Het kwartet van romans waar De boeken der kleine zielen uit bestaat wordt door critici nog altijd beschouwd als Couperus' beste werk.’Ga naar eind34 De auteur trekt een vergelijking met John Galsworthy's Forsythe saga en met Marcel Prousts A la recherche du temps perdu.
Hoewel de publicatie van The books of the small souls in Londen niet onopgemerkt gebleven was, werd Couperus' reputatie in Engeland gevestigd door de verschijning van Old people and the things that pass, zoals de vertaling van Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan... luidde. Het boek verscheen in 1918 eerst op de Amerikaanse markt, een jaar later gevolgd door een uitgave in Londen. Deze editie was voorzien van een voorwoord door Stephen McKenna. McKenna (1888-1967) was een Engelse romancier die in zijn | |
[pagina 172]
| |
Tachtig jaar na zijn dood ontvangt Louis Couperus de bezoekers nog in ‘zijn’ museum aan de Javastraat in Den Haag...
tijd bekendheid genoot door het schrijven van society-romans, waarvan Sonia, or between two worlds (1917) de populairste was.Ga naar eind35 Tijdens de oorlog bracht Tex McKenna in contact met het werk van Couperus. De Engelsman was verrukt van Old people and the things that pass: ‘... mijn bewondering voor deze voortreffelijke Nederlandse interieurs’ (bedoeld worden De kleine zielen - alweer die vergelijking met de Hollandse genreschilderkunst!) ‘verbleekte voor Oude Menschen zoals de bewondering van de tentatieve schetsen van een kunstenaar verbleekt voor het afgemaakte meesterwerk. Van de eerste tot de laatste bladzij droeg dit boek het stempel van genie’.Ga naar eind36 Dit zal de reden zijn geweest dat Mc-Kenna werd gevraagd een voorwoord voor het boek te schrijven. Couperus leerde Stephen McKenna persoonlijk kennen in de zomer van 1921 tijdens zijn bezoek aan Londen. Mc-Kenna zou met Couperus blijven corresponderen tot vlak voor diens dood.Ga naar eind37 In zijn inleiding tot de vertaling citeerde Stephen McKenna een stukje dialoog uit Plato's Republiek. Socrates zegt tegen Cephalos dat hij niets prettiger vindt dan te praten met oudere mannen. Cephalos antwoordt dat het grote voordeel van ouder worden is dat men langzaamaan bevrijd wordt van de greep der hartstochten: de ouderdom brengt een groot besef van kalmte en van vrijheid. Het is duidelijk dat deze wijsheid niet opgaat voor Couperus' roman, waarin de twee oude mensen tot hun laatste snik achtervolgd worden door de langgeleden gepleegde passiemoord. McKenna was niet karig met zijn lof over Couperus' roman. De langzame, onvermijdelijke afwikkeling van de tragedie was geheel Grieks ‘in zijn trefzekere vergelding en zijn meedogenloze vastbeslotenheid om de volle maat van de straf uit te voeren’, zo schreef hij. Dit klassieke thema eiste een geheel eigen atmosfeer. Emily Brontë creëerde een dergelijke sfeer in Wuthering heights, Henry James in The turn of the screw, vervolgde McKenna; Couperus bereikte dit effect in Old people and the things that pass. De Engelsman noemde het Couperus' beste roman, één van de grootste romans uit welk land of eeuw dan ook. De vertaling van Van oude menschen kreeg in Londen veel publiciteit. Zoals Russell Stannard memoreerde in het interview dat hij Couperus op 16 juli 1921 afnam voor de Jack o' London's Weekly: ‘Toen de vertaling van dit werk verscheen, nu bijna anderhalf jaar geleden, waren critici van alle gezindten verenigd in hun bijna onvoorwaardelijk prijzen van een meesterwerk’.Ga naar eind38 De reacties van Philip Collins in The Bookman en Orlo Williams in The Times Literary Supplement kwamen in de artikelen van Wellens al aan bodGa naar eind39. Katherine Mansfield schreef in The Atheneum: ‘“Oude menschen” is één van die zeldzame boeken die, zo voelen wij, onze levenservaring verrijken.’Ga naar eind40 Mansfield wees op dezelfde karakteristiek die de Amerikaanse recensenten van The books of the small souls zo bewonderden: het feit dat Couperus' personages overkomen als mensen van vlees en bloed. Een eigenaardige reactie verscheen in de Londense avondkrant The Evening Standard. Onder de titel ‘Romans, oude en nieuwe. Het depreciëren van een corrupt navolgen van continentale modes’ veegde deken W.R. Inge de vloer aan met de moderne eigentijdse Europese roman.Ga naar eind41 Speciaal Zola moest het ontgelden. Het ergste vond de deken dat sommige moderne Europese romanschrijvers een naar zijn mening lage, sensuele, cynische opvatting van de menselijke natuur hadden. Hierin lag volgens hem het voornaamste gevaar in het navolgen van ‘Continentale schrijvers van fictie.’ Hij vervolgde: ‘Eén van de meest brilliante romans, vanuit het oogpunt van louter techniek, die ik in vele jaren gelezen heb is “Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan” van de Hollandse schrijver Louis Couperus. Maar in dit boek komt niet één hoogstaand of plezierig personage voor. Alle karakters zijn, in
Omslag van Old People and the things that Pass
Afgebeeld is het schilderij (Stadsgezicht) van Carel Willink meer of mindere mate, weerzinwekkend, en de roman laat een slechte smaak in de mond na’. Dezelfde slechte smaak proefde Inge bij het lezen van het boek The captives van Hugh Walpole.Ga naar eind42 Onder de titel ‘Romans en de deken. Grote lof voor Louis Couperus' nam Jack o’ London's Weekly het stuk van Inge vervolgens over.Ga naar eind43 Een jaar na het verschijnen van Van oude menschen in Amerika waaide het Britse enthousiasme de oceaan over. De Engelsman John Cowper Powys verwees in een tot nu toe onbekend artikel in het Amerikaanse tijdschrift Reedy's Mirror naar de klassieke context en naar de eigentijdse psychologie in Couperus' romans - ‘want zijn boeken zijn werkelijk één groot ziekenhuis voor ongeneeslijken’.Ga naar eind44 Onder de minutieus beschreven dagelijkse handelingen van de oude mensen verbergen zich hun redeloze passies, ‘die oude hiërogliefen die zo diep gegrift zijn in het menselijk hart’. Die dingen gaan niet voorbij, ondanks het krampachtig vasthouden aan de dagelijkse regelmaat, ‘dat lange, tragische ritueel: de aanbidding door de mens van het leven’. R. Morss Lovett eindigde zijn artikel in The Dial van 1919 als volgt: ‘Dat Couperus het artistieke probleem van de familieroman in de vier boeken van de Kleine Zielen zo compleet | |
[pagina 173]
| |
De magnifieke perkamenten uitvoering van het vierdelige De boeken der kleine zielen (ontwerp Theo Neuhuys)
heeft opgelost is een prachtige verworvenheid; dat hij deze prestatie in een enkel deel (sc. Oude menschen) nog eens herhaald heeft markeert hem als een technicus van de hoogste orde - een virtuoos’.Ga naar eind45 Old people and the things that pass was in de Engelstalige wereld een groot succes. Tussen 1 februari en 1 augustus 1918 werden er in de Verenigde Staten 1046 exemplaren van verkocht;Ga naar eind46 in 1919 en 1920 werd het boek in New York herdrukt. In Engeland verschenen er herdrukken in 1920, 1923, 1924 en 1926, de laatste drie in zogenaamde ‘populaire edities’. De belangstelling voor Old people and the things that pass was zodanig dat contemporaine Angelsaksische auteurs in de jaren twintig niet meer om Couperus heen konden. De criticus A.W.G. RandallGa naar eind47 vroeg zich af of Couperus de eigentijdse Engelse literatuur zou kunnen beïnvloeden: ‘Vandaag de dag, nu Louis Couperus opnieuw wordt vertaald en bewonderd [...] zou hij nog effect kunnen hebben op de ontwikkeling van Engelse fictie’.Ga naar eind48 Couperus drong door in de contemporaine Engelse romanschrijfkunst. De schrijfster Rose Macauley noemde hem bijvoorbeeld in haar boek Dangerous ages. Een van de personages in deze roman, die verliefd wordt op de minnaar van haar tante, meent: ‘Zeer zeker en oprecht hield ze van hem, zelfs als hij haar aangetrouwde oom zou worden, wat hun familieleven zou veranderen in dat uit één van de romans van Louis Couperus!’Ga naar eind49 De door MacKenna geïnitieerde vergelijking met de Griekse tragedies werd door verschillende critici doorgetrokken, ook na Couperus' dood. In Authors today and yesterday (New York 1934) kreeg Couperus anderhalve pagina en een foto. Beginnend met de bespreking van Eline Vere, waarin de auteur een Tolstojaanse benadering herkende, werd Couperus' filosofie als volgt geformuleerd: ‘Waarom stilstaan bij de kwestie van het goed en kwaad der dingen als wij tot in de eeuwigheid worden vervolgd door het gegrom van een voorouderlijk lot?’Ga naar eind50 Deze Griekse conceptie van het almachtige noodlot liep als een rode draad door Couperus' werk, aldus deze auteur, en het duidelijkst kwam dit thema tot uiting in Old people and the things that pass. De Encyclopaedia Brittanica van 1922 schreef dat Old people and the things that pass samen met The books of the small souls, ‘de soberheid en onvermijdelijkheid van een Aeschyleaanse tragedie vertoonden.’ Soms klinkt in het commentaar van collega's jaloezie door. Zo schreef E.M. Forster in een ongedateerde voetnoot: ‘Couperus’ Old people and the things that pass is geen groot boek omdat het voornaamste thema ervan is: ‘mensen worden oud’. Natuurlijk worden ze dat. Het dagelijks leven bestaat uit oud worden - volgens het tijdsverloop dat het mensdom en al het andere geschapene bestrijkt. En een groot boek moet gebaseerd zijn op iets anders dan een ‘natuurlijk’.Ga naar eind51 Couperus' historische romans mochten zich in Engeland en Amerika niet in dezelfde belangstelling verheugen als zijn psychologische werken. Eén van de redenen hiervoor was het grote aantal Latijnse termen, waarmee de auteur zijn boeken doorspekte. Op het Engelse publiek kwam dit vertoon van talenkennis over als ‘pedant’. Wel werd de aandacht getrokken door The Inevitable, zoals de vertaling van Langs lijnen van geleidelijkheid in Amerika luidde, en The hidden force (De stille kracht), die beide in 1921 op de markt kwamen. De twee boeken werden verschillende malen herdrukt. Speciaal The hidden force fascineerde het Engelse publiek, niet in het minst door de mogelijkheid tot vergelijking met Engelstalige literatuur over het kolonialisme.Ga naar eind52 In 1945 herinnerde de recensent William Plomer het Engelse publiek aan Couperus' romans: de bekendste was Old people, de meest treffende The hidden force, schreef hij.Ga naar eind53 Plomer duidde op het verschil tussen de Nederlandse en de Engelse kolonialist: ‘We zijn hier zeker ver verwijderd van elke opgewekte Britse conventie over het koloniale leven, met zijn paardrijdend, geweerschietend, jongensachtig soort man, pijp tussen zijn tanden, en zijn “klein vrouwtje” dat een vroege snack bestelt zodat men op tijd klaar is voor het tournooi... Nee, de blanken uit Labuwangi zijn van een ander soort.’ Plomer verbaasde zich over het feit dat The hidden force nooit verfilmd was. Harold Acton had het artikel van Plomer misschien gelezen. In zijn Memoirs of an aesthete (1948) citeerde hij deels uit dezelfde passage als Plomer, de passage waarin Van Helderen tegen Eva praat over het gevaar dat in het Oosten dreigt. Opvallend is dat Acton het kennelijk niet nodig achtte de Nederlandse auteur bij zijn publiek te introduceren; hij noemt Louis Couperus' roman en citeert er uit.Ga naar eind54
Volgens de Angelsaksische critici van het eerste kwart van de twintigste eeuw had Louis Couperus als auteur van psychologische romans een vooraanstaande plaats in de wereldliteratuur. Zijn werk werd vergeleken met dat van Balzac, Conrad, Dostojesvky, Flaubert, Henry James, Thomas Mann, Tolstoj, en andere groten. Hij werd speciaal geroemd om zijn vermogen mensen van vlees en bloed te creëren en om zijn vermogen een sombere, dreigende atmosfeer op te roepen. Opvallend criterium in de Engelse en Amerikaanse kritiek was een vergelijking met de zeventiende-eeuwse Hollandse schilderkunst.Ga naar eind55 Soms werd Couperus regelrecht een schilder genoemd. Een vergelijking met de muziek kwam ook ter sprake. Morss Lovett in The Dial analyseerde | |
[pagina 174]
| |
de opbouw van The books of the small souls vanuit de muziek. Elk familielid reageert op de zonde van Constance ‘met een enkele kwaliteit, net zo herkenbaar als een muziekinstrument’, schreef deze criticus. Het boek als geheel was als een ‘symphonie pathétique’, met als vier thema's: zonde, liefde, gekte en rust, aldus deze recensent.Ga naar eind56 Over het algemeen werd Couperus in Amerika bekend door De boeken der kleine zielen, terwijl in Engeland Old people and the things that pass zijn meesterwerk werd genoemd. Couperus' historische romans lagen het Angelsaksische publiek niet. Toch waren niet alle Engelse recensenten zo kritisch daarover. In een recensie, getiteld ‘Louis Couperus' laatste roman’ - over de nooit in het Engels vertaalde roman Het zwevende schaakbord - schreef The Times Literary Supplement kort na Couperus' dood: ‘In het tot iets intiems, tastbaars en levends maken van het romantisch verleden - ongeacht of dit nu het oude Rome is, als in “De Komedianten”, de klassieke mythologie, als in “Dionyzos”, of het Engeland van Koning Arthur, als in dit boek - kan Couperus in de moderne Europese literatuur slechts weinig gelijken hebben gehad.’Ga naar eind57 De jonge schrijver L.P. Hartley gaf in zijn recensie van The comedians in The Saturday Review blijk van groot begrip voor Couperus invalshoek: ‘Zijn houding is heidens en zijn personages leven als heidenen, gelukkig in het zonlicht, familiair met de doodsidee, en toch altijd bedrukt door een angst voor het onbekende.’ [...] De sympathie maakt deel uit van zijn geest en kan nagetrokken worden in al zijn romans.’Ga naar eind58 Hartley had Couperus' andere romans kennelijk ook gelezen. Een van de interessantste levensbeschrijvingen, na Couperus' dood, verscheen in het tijdschrift The London Mercury.Ga naar eind59 De auteur, David Hallet, stelde dat Couperus meer een schilder was dan een filosoof. Hij was enorm veelzijdig en in dit opzicht was zijn prestatie groter dan die van Balzac of Zola, die hun arbeid van het begin af aan zorgvuldig gepland hadden, aldus Hallet. Couperus betrad steeds nieuwe paden. ‘In Couperus, als in Flaubert, bevinden zich twee tendensen die om de macht strijden: de realistische en de romantische’. Zijn romantisch
Stephen McKenna
werk kon in drie categorieën worden verdeeld: de koningsromans, de sprookjes en de historische romans. In Old people, zijn meesterwerk volgens Hallet, ‘onthulde hij een bijna unieke kwaliteit voor het creëren van atmosferen’, alleen te vergelijken met Conrad.Ga naar eind60 Na de verschijning van de laatste vertaling van Couperus: Arrogance. The conquests of Xerxes (New York, 1930)Ga naar eind61, begon de belangstelling bij Engelstalige critici langzaam weg te ebben. De complete Books of the small souls werden in de Verenigde Staten in 1932 en in 1942 nog een keer herdrukt.Ga naar eind62 Tussen 1945 en 1985 was er in de Angelsaksische wereld slechts sporadisch aandacht voor Couperus. Het jaar 1985 kan een kentering worden genoemd. De interesse in Couperus herleefde eerst in Amerika. De uitstekende inleiding van de hand van E.M. Beekman, hoogleraar aan de Universiteit van Massachussetts, in de heruitgave van The hidden force bracht Couperus weer onder de aandacht van het Engelstalige publiek. In datzelfde jaar verscheen in het vijftiende deel van de serie Twentieth century literary criticism een lemma van negen pagina's over Couperus.Ga naar eind63 De Amerikaanse uitgave van The hidden force werd in Engeland in 1992 gepubliceerd door Quartet Books. Ian Buruma wijdde er twee jaar later een bespreking aan in The New York Review of Books.Ga naar eind64 De Australische schrijver Peter Carey besprak de herdruk in het tijdschrift Pacific Affairs.Ga naar eind65 Couperus komt ook ter sprake in een recensie van Beekmans boek Troubled pleasures. Dutch colonial literature from the East Indies 1600-1950 in The Times Literary Supplement.Ga naar eind66 In respectievelijk 1998 en 2000 werden Ecstasy en Psyche opnieuw herdrukt door een kleine, idealistische uitgeverij in Londen: Pushkin Press. De uitgave van Ecstasy trok de aandacht van twee vooraanstaande Engelse literatoren. ‘Ecstasy [...] is een somber maar bijna heilzaam verhaal over een jonge weduwe, die haar hart geheel verliest aan een bekend vrouwengek’, schreef John Bailey - de weduwnaar van Iris Murdoch en zelf schrijver - in The Times Literary Supplement. ‘Cecile is prachtig getekend, met alle sobere zekerheid die de vorm eist, en het eind is zowel roerend als overtuigend - ondanks haar vele en voortdurende ontberingen is Cecile gelukkig geworden’.Ga naar eind67 Het verhaal was geschreven in een dromerige, impressionistische stijl, ‘met als voornaamste zorg de altijd veranderende stemmingen van de heldin op hun meest onuitsprekelijke en vluchtige moment raak te treffen’, aldus de criticus en schrijver Gilbert Adair in de Londense avondkrant The Evening Standard.Ga naar eind68 De titel was niet slechts retorisch, vervolgde hij. Cecile en haar minnaar consumeerden hun passie nooit: alles was extase. Wel was de recensent in de war gebracht door het korte biografietje achterin het boek: hierin wordt Couperus vergeleken met Thomas Hardy ‘vanwege hun wederzijdse interesse in de thema's noodlot en de meedogenloze krachten van geërfde tragedie. Wat raar is, want geen van deze beide thema's komt voor in Extaze; het boek doet ook niet in het minst aan Hardy denken’, schreef Adair. In november van het jaar 2000 werd een groot aantal Nederlandse auteurs onder de aandacht van het Engelse publiek gebracht. Hierbij figureerde Louis Couperus weliswaar niet, maar de bespreking van die gebeurtenis in The Independent concludeerde als volgt: ‘De Nederlandse literatuur werd in Engeland niet altijd zo verwaarloosd. Toen de getrouwde homoseksuele schrijver Louis Couperus - Hollands antwoord op André Gide - vóór de Eerste Wereldoorlog Engeland bezocht, werd hij ontvangen door Premier Asquith en de leider van de oppositie. Men kan nauwelijks verwachten dat Blair of Hague de wens zouden uiten om met enige Europese romancier te praten’.Ga naar eind69 De laatste vijftien jaar lijkt er sprake te zijn van een bescheiden revival van de belangstelling voor het werk van Louis Couperus in de Engelstalige wereld. Hierbij moet ook | |
[pagina 175]
| |
gewezen worden op de activiteiten van Paul Vincent, vertaler in LondenGa naar eind70 en die van Manfred Wolf, hoogleraar aan de Universiteit van San Francisco. Ondanks het feit dat Couperus in de Angelsaksische wereld een buitengewoon goede pers had in het eerste kwart van de twintigste eeuw, is zijn werk (nog) niet opgenomen in de canon van de internationale wereldliteratuur. Pas als dat het geval is kan gaan gebeuren wat Manfred Wolf al in 1993 suggereerde: ‘In plaats van kritisch te onderzoeken wat zijn beroemde tijdgenoten over hem zeiden, zouden we er beter aan doen de verwantschap met hen te bestuderen, en dit te doen in de geest van vergelijkende literatuurwetenschap, door middel van het nauwkeurig onderzoeken van gelijkenissen en verschillen...’Ga naar eind71 In de Volkskrant van 10 september 2002 was het verheugende nieuws te lezen dat twee Amerikaanse uitgeverijen een aantal klassiekers van Willem Elsschot en Louis Couperus op de markt zouden willen brengen. Het is te hopen dat de boeken van Couperus worden gekozen die zo werden geprezen in het Engeland en Amerika van het begin van de twintigste eeuw: The books of the small souls en Old people and the things that pass. |
|