Mario Luzi
Mario Luzi (Castello bij Florence, 1914), een van de grote Italiaanse dichters uit de twintigste eeuw, bekroond met de Europese Aristeionprijs in 1990, evolueerde van de hermetische schriftuur uit zijn debuutbundel ‘La Barca’ (1935) naar een grotere betrokkenheid op de werkelijkheid. Niet zonder tragische ondertoon omwille van de voortdurende metamorfose van de wereld en de beperktheid van het menselijk bestaan, probeert de dichter zijn verlangen naar een zingevende eenheid te verzoenen met de noodzaak de wereld in haar verscheurdheid te aanvaarden. In ‘De aardse en hemelse tocht van Simone Martini’ (1994), een hoogtepunt in zijn werk, laat Luzi de gotische schilder, die eigenlijk in Avignon overleed in 1344, de terugreis maken naar zijn vaderstad met steeds zijn ‘Maestà’ voor ogen, die hij in het Palazzo Pubblico van Siena schilderde. De terugreis is één grote zoektocht naar de betekenis van kunst op de breuklijn van de tijd. Nostalgie en verlangen, vooruitgang en terugkeer naar de steeds vernieuwende bron is het spanningsveld waarbinnen de bundel zich beweegt. Ook in het fragment, waarin Simone met zijn gevolg even halt houdt in het Florence van de ontluikende Renaissance, komt deze spanning tot uiting. Voor de Toscaan Luzi, wiens leven zich steeds heeft bewogen tussen Florence en Siena en die in de twee steden respectievelijk de burgerlijke cultuur en de spirituele dimensie bewondert, is de figuur van de schilder Martini zijn alter ego.
rari sparpagliati borghi.
Lo attrae nel suo gomitolo,
o tenersi alla proda, non varcare il ponte.
Il seguito è sfinito. Il sonno e il caldo
ne annientano il respiro.
Di là dal fiume. Lo tenta
bene in che cosa, ma ostica
vivida. In molti lo conoscono,
non desidera il confronto.
Lo soppiantano - si dice -
Avverte il mutamento. Subentrano
Irridono la sua sublimità
A lui piace e non piace quel vigore
Non è alto cifrato quello stigma.
Ma questo è ora il secolo, si lascia
alle spalle non lui forse
nella inarrivabile officina, i ‘candidi
d'immagini’ - li chiamano questi,
fieri del loro nuovo stile.
Ah Firenze, Firenze. Sonnecchiano
intontiti i viaggiatori nella sosta.
Meglio rimettersi in cammino,
prendere la via di Siena, immantinente.
Haar buitenwijken, vroeger
schaars, verspreid, klitten bij elkaar.
en kloosters dicht bijeen.
Zij trekt hem aan in haar wirwar,
maar hij weet nog niet zeker
of hij het labyrint trotseren zal
of op de oever blijven, de brug niet oversteken.
Zijn gevolg is afgemat. Slaap en hitte
Daar is zij, de Grote Stad
Op de overoever van de stroom. Zij lokt
weerbarstig, hij weet niet
goed op welk punt, maar weerbarstig
vol leven. Met velen kennen zij hem,
maar hij vreest die van hen,
hij gaat de vergelijking uit de weg,
hij wenst geen confrontatie.
Zij verdringen hem - zegt men -
Hij voelt de verandering. Veel ruwer,
veel krachtiger en massiever
en met de handelaars bevriend,
het is waar, nemen de nieuwe
kunstenaars zijn plaats in.
Zij spotten met zijn zin voor het sublieme
en met die van de ouderen.
Hem behaagt en mishaagt die kracht
Die stempel is geen groot waarmerk.
Maar dat is nu de mode, die wellicht
niet hém achter zich laat,
maar zijn eenvoudige gezellen
in het niet te evenaren atelier, de ‘naïeve
van prentjes’ - zoals zij hen noemen,
trots op hun nieuwe stijl.
Ah Florence, Florence. Versuft
dommelen de reizigers in tijdens de stop.
de weg nemen naar Siena, onverwijld.
Vertaling: Patrick Lateur
Mario Luzi, Viaggio terrestre e celeste di Simone Martini (1994) in Mario Luzi. Tutte le poesie, Garzanti, Milano, 1998, Vol. II, pp. 1101-1102.
|
|