de mens tot rust te brengen. In het onderwijs klaagt men erover dat de leerlingen agressief gedrag vertonen, omdat ze les moeten volgen in gebouwen die niet meer van deze tijd zijn. Er zit geen eigentijdse geest in de schoolgebouwen en dan komt het innerlijk verzet naar boven. Indien d gebouwen van een hoog esthetisch gehalte zouden zijn, dan zou het ook aangenaam zijn om er in te leven. Wij gaan nu in Toscane naar Romaanse kerkjes en naar paleizen uit de Renaissance kijken, maar ik vraag me af naar wat uit de twintigste eeuw men over tweehonderd jaar zal kijken? Uit de vorige eeuw zijn er toch geen gebouwen met een noemenswaardige betekenis. Vandaar mijn esthetische drang om ook een spoor na te laten. Ik heb echt een probleem met de keuzes die men maakt omtrent datgene wat men vernietigt en dat wat men overhoudt. Met conserveren alleen kom je er niet; wat men overhoudt moet ook blijven functioneren. Als de ziel maar behouden blijft. Dat geldt zowel voor gebouwen als voor landschappen.’
Hoe benader je dan de landschappen die toch ook door de mens zijn aangetast?
‘Ik bekijk het landschap als een abstract schilderij: het land en de lucht zijn de twee horizontale elementen die de mens innerlijke rust bezorgen. Daarnaast is er de mens die ingrepen doet; die bijvoorbeeld een boom plant. Hij doet dit in eerste instantie niet om esthetische redenen. Maar dit wil daarom niet zeggen, dat het geen meerwaarde kan betekenen voor het landschap.
Behalve nuttig kan het ook mooi zijn. Binnen de beperkingen van de camera, binnen het kader van de foto moet de ontroering ook werken. Daar is het me om te doen. Daarom heb ik ook doelbewust gekozen voor een woordenloos boek. Ik heb een groot respect voor schrijvers; ik ben er zelfs jaloers op, maar er wordt al over zoveel geschreven.’
Maar daar tegenover staat dan toch, dat we ook overspoeld worden door beelden. ‘Ja, maar niemand kijkt er nog naar. We kijken veel te oppervlakkig. De reclame dwingt ons om de beelden snel te consumeren. In het collectieve geheugen blijven de beste wel hangen. Ik wou een boek samenstellen over een toeristische streek, maar dan zonder de evidenties en de clichés. Het is Toscane, maar eigenlijk had het ook mijn achtertuin kunnen zijn.’
Maar je ontdoet de dingen zelfs van hun eigenheid. Er staat in het boek geen enkele legende, noch enige verwijzing naar of aanduiding van een plaats.
‘Inderdaad. En de enige toegeving die ik heb gedaan is de opsomming per
maand van de namen van de dorpjes waar ik ben geweest. Dat is ook de enige indicatie voor de kijker/lezer: als je mijn tocht ook wil maken, dan zijn dit de plaatsen waar je door moet. Dit is mijn route en dit heeft mij daar ontroerd.
Bepaalde foto's roepen verhalen op, maar in feite gaat het om het kader. De rest is leuk maar bijkomstig. Iedereen kan vanuit zijn ervaringswereld verhalen invullen. Ik wou, vertrekkend van de natuur en de cultuur van Toscane, mijn verhaal vertellen.’
Uiteindelijk moet dan de selectie worden gemaakt uit een berg opnamen.
‘Ja, en dan zie je ook weer dat dit proces zich heel natuurlijk ontwikkelt.