| |
| |
| |
Celebre organaro fiammingo Gugliemo
Hermans Grondlegger van Pisoia als orgelstad
Kamiel D'Hooghe
De Vlaamse orgelmaker Willem Hermans (1601-1683) is ongetwijfeld de befaamdste onder de talrijke buitenlandse orgelmakers die in Italië hebben gewerkt. Deze orgelmaker-jezuïet was werkzaam in verschillende steden van het schiereiland en dit vanaf 1648 tot 1683, het jaar van zijn dood. Zijn nieuw orgel in Pistoia is het voorbeeld geworden voor de lokale orgelmakersfamilies Tronci en Agati die gedurende twee eeuwen deze traditie wisten te handhaven en verder ontwikkelden tot een rijk historisch orgelerfgoed. Gedurende de voorbije kwarteeuw zijn deze instrumenten vanuit de zoektocht naar een authentieke uitvoeringspraktijk als het ware herontdekt en gerevaloriseerd. Een nieuwe dynamiek heeft Pistoia doen uitgroeien tot een centrum van de Italiaanse orgelcultuur met internationale uitstraling.
| |
Toscaanse suite Paradijs
Mannen moeten bloeden om het woord, vrouwen lijden aan de liefde. Waarop wachten ze? Op wie? Dit is de goddelijke komedie ten voeten uit. Zij die - tanden op elkaar en zwijgend - zei: ik heb het praten verleerd. Hij die zei: we leven heel ons leven verkeerd. Het voorgeborchte. Pisa, Pistoia, Pienza: krenten in het brosse kruim van dit bevallig landschap. De zachte schoot van Siena is warm en rins doordesemd met olijf. Cipressen als verstarde wachters in dit gebarsten paradijs. Alleen de lucht beweegt. Geen adelaar hield ooit zijn blik zo strak gericht als jij op mij. Jouw ogen trekken me de hemel in. Lente voor altijd en wat nog rest van de liefde.
Lut de Block
De luwte van het late middaguur (2002)
Willem Hermans is geboren op 6 maart 1601 in Thorn (Nederlands-Limburg). Hij heeft waarschijnlijk van zijn vader, die timmerman was, de ervaringen en inzichten van de houtsoorten opgedaan en de vakkundige bewerkingen ervan geleerd.
Het is niet geweten waar Hermans het vak van orgelmaker leerde, maar uit de schaarse gegevens over zijn leven is bekend dat hij op 20-jarige leeftijd te Mechelen (in 1631) binnentrad in de orde van de jezuïeten. Hier werd hij in 1641, 30 jaar oud, tot lekenbroeder gewijd. Op die leeftijd had hij intussen het vak van orgelmaker geleerd, waarschijnlijk in het huidige Frans-Vlaanderen. Tussen 1632 en 1641 wordt hij erkend als meesterorgelmaker en maakt hij orgels in de jezuïetenkloosters in Breda, Mechelen, Gent, Leuven en Ieper. In het jezuïetenklooster in St.-Winoksbergen legt hij op 27 oktober 1641, op 40-jarige leeftijd zijn definitieve kloostergeloften af. Tot in 1645 heeft hij orgels gemaakt in Vlaanderen, Frans-Vlaanderen, Henegouwen en Brabant. Daarna daagt hij in 1648, op 47-jarige leeftijd, op in de Italiaanse havenstad Genua, waar hij gedurende 15 jaar blijft wonen en waar hij, naast twee andere instrumenten, een groots orgel maakt voor de Santa Maria di Carignanokerk. De orgelkast en een gedeelte van de pijpen zijn bewaard gebleven. Deze stad was voor Hermans de uitvalsbasis voor vele en verre reizen.
In 1649 verwerft hij de opdracht tot het maken van het orgel in de kathedraal in Como: ‘Nel 1649 erano complete anche le strutture della cassa di destra, ove venne installato un nuovo organo, creazione del gezuita fiammingo Gugliemo Hermans, formato da due corpi sonori sovrapposti: I'Organo Grande con 14 registri e l'Organo Piccolo con 8 registri. L'inaugurazione di questo lavoro avvenne il 25 marzo del 1650, Festa dell' Annunciazione’. Het is meteen een meesterstuk dat Hermans roem bezorgt, in Italië en daarbuiten. Van dit monumentale kathedraalorgel in Como kan men nog steeds de integraal bewaarde orgelkast bewonderen.
Om de organisten wegwijs te maken
| |
| |
in het gebruik van de innoverende dispositie publiceert hij een boekje met toelichtingen en registratieaanwijzingen. Het krijgt heel wat weerklank en wordt tot in 1730 diverse malen herdrukt. In de kathedraal van Como wordt op een zijdeur die toegang geeft tot het orgel, ook vandaag nog verwezen naar deze publicatie.
Na een tussenstap van twee jaar in Pistoia (1663-64) vestigt hij zich vanaf 1665 in Rome. Ook daar maakt hij vele orgels, o.a. in het Collegio Germanico, S. Appolinare (1665-66); zoals voorheen in Como, geeft hij ook hier toelichtingen over het gebruik van zijn orgel(s) met registratieaanwijzingen.
In 1672-1674 vertoeft en werkt Hermans in Palermo en in de periode 1674-1679 gaat het richting Umbrië waar hij in Orvieto, Terni en in Collescipoli orgels bouwt. Van 1679 tot aan zijn dood in 1683 verblijft hij opnieuw in Rome.
Door zijn roem weet hij niet minder dan 72 opdrachten te verwerven voor het maken, vernieuwen en onderhouden van orgels.
Van die instrumenten zijn er maar twee min of meer intact overgebleven. Enerzijds het beroemde Hermans-orgel in Pistoia - verder uitgebreid behandeld - en anderzijds het orgel in Collescipoli, een dorp gelegen op een paar kilometer zuidwest van Terni in Umbrië. Hier maakt Hermans tijdens zijn rijpe levensjaren (77 jaar) in 1778 in de S. Maria Maggiorekerk een prachtig orgel - wellicht zijn laatste - met als inscriptie:
Questo Organo feci
Nicolò Perfetti Orvietano
Sotto la directione del padre
Gugliemo Emmanni della
Compagnia di Giesù
L'anno 1678 di nostra
Saluta
In 1995 werd dit orgel op voortreffelijke wijze gerestaureerd door Ricardo Lorenzini. Na meer dan drie honderd jaar is het tot vreugde van velen herboren. Het heeft een verguld front, een dispositie en een opstelling van de frontpijpen 9,7,9 met alle stijlkenmerken van Hermans (zie verder), een klavier met 47 toetsen (Do-do5) en een winddruk van 60 mm waterkolom.
De instrumenten van Hermans brengen een ommekeer in de geschiedenis van de Italiaanse orgelbouw en fungeren als model voor vele lokale orgelmakers. Aldus worden de Ligurische en Toscaanse orgelbouwscholen door Hermans op diepgaande wijze beïnvloed; in Lombardije is de ontwikkeling van kleur- en tongwerkregisters van de school van Bossi en Serassi ongetwijfeld te danken aan de aanwezigheid van het grote Hermansorgel van de Dom van Como. Dit wordt bewezen
Cacioli-Tronci-orgel, 1745 Poistoia, San Filippo
door Antonio en Angelo Bossi die er zich toe verbinden, bij de ondertekening van het contract (1728) voor de bouw van het orgel van Bergamo, dit te verwezenlijken op dezelfde wijze als het Hermans-orgel in de kathedraal in Como. De Bossi's kennen dit orgel van binnenuit zeer goed, vermits zijzelf in 1718 hebben ingestaan voor vernieuwingswerken.
Over Hermans' contacten met Italiaanse organisten en componisten is minder geweten. Toch mag worden aangenomen dat zijn instrumenten menig organist hebben geïnspireerd bij het improviseren, componeren en musiceren. Van de organistcomponist Domenico Zipoli, geboren in 1688 in Prato (Toscane) is geweten dat hij als novice della Compangia di Gesù in 1716 zijn Sonate d'lntavolatura per Organo e cimbalo componeerde, terwijl hij in diezelfde periode organist was van het orgel costruito dal celebre organaro fiammingo Gugliemo Hermans, molto attivo in Italia. (Luigi Tagliavini)
| |
Enkele kenmerken van historische Italiaanse orgels
Historische Italiaanse orgels zijn overwegend klein en hebben meestal slechts één klavier dat geplaatst is aan de voorzijde van het orgel. Eventueel zijn deze instrumenten voorzien van een kort aangehangen pedaal met schuin opgerichte latten, daarom lessenaarpedaal genoemd. Dit pedaalklavier heeft een zeer beperkte omvang en wordt in de muziekliteratuur en de improvisatie enkel gebruikt voor het spelen van lange liggende bastonen. Op deze Italiaanse en stijlverwante Zuid-Duitse orgels is het uitgesloten virtuoze pedaalsoli of polyfone fuga's met onafhankelijke pedaalpartij te vertolken. Ook het spelen met de hakken is onmogelijk. Ook nu nog hebben vele historische orgels een zogenaamd kort octaaf. Dit wil zeggen dat er in het onderste octaaf geen kruisen of mollen kunnen gespeeld worden en dat de d (re) en e (mi) gespeeld worden op de toetsen fis (fa kruis) en gis (sol kruis).
Het Italiaans orgel bestaat hoofdzakelijk uit een principalenkoor; het Ripieno, gebaseerd op het samenklinken van de Principale 8', Ottava 4', Quintadecima 2', Decimanona 11/3, Vigesimaseconda 1', Vigesimaseta 2/3'. Vertrekkend van de basisklank, de achtvoet, wordt de klankpiramide opgebouwd met enkelvoudige boventonen. De hoogte van de boventonen wordt uitgedrukt in (breuk)cijfers die de verhoudingen geven met het achtvoetregister. In Italiaanse orgels vindt men aldus geen samengestelde mixturen, cimbels, cornetten of sesquialters. De klankenwereld gaat hier uit van zangerige transparante principalen die de ruggengraat vormen van een zilveren plenumklank. Onafhankelijk hiervan legt een concertante Fluit 4' speelse accenten en zorgt een poëtisch ondulerende Voce Umana voor het nabootsen van de menselijke stem en voor het creëren van expressieve harmonieën. Tongwerken als trompetten zijn zeldzaam.
Deze orgels worden tot ver in de 19de eeuw gestemd in middentoonsstemming.
Samenvattend kan worden gesteld dat de klank niet op kracht of sterkte is afgestemd maar op een delicate draagkracht en een verfijnde inspirerende klankgeving.
De orgelkasten hebben stijlkenmerken die zeer verschillend zijn van de Centraal- en Noord-Europese orgels. Zij hebben meestal een vrij bescheiden uitzicht, met vlakke rechthoekige vorm, geconcentreerd in één kast, zonder rugpositief en met weinig uitgewerkte versieringselementen. De frontpijpen, opgesteld in drie tot zeven vlakke velden, zijn meestal geplaatst in tertsopstelling.
De ventielkasten zijn aan de voorzijde van de windlade geplaatst en de afmetingen
| |
| |
Luigi & Benedetto Tronci-orgel opus 8, 1793, katedraal Pistoia
van de cancellen zijn zo klein mogelijk gehouden. Ook de omvang van de windlade is zeer beperkt. De grootste pijpen krijgen de windtoevoer via conducten ofwel via een eigen kleine windlade. De winddruk is zeer licht met als direct gevolg dat de directe speelaard soepel en licht is.
Enkel in Italië, en nergens anders in Europa, werden dezelfde uitgangspunten voor het maken van orgels gedurende ongeveer vier eeuwen op een vrij conservatieve wijze gehandhaafd.
Het instrumentaal type en de muziek vormen hier een zelden gehoorde eenheid. Deze is uitermate geschikt voor de vertolking van de muziek van Andrea (1510-1586) en Giovanni Gabrieli (1557-1612), Girolamo Frescobaldi (1583-1635) en vele tijdgenoten.
| |
Pistioa: orgelstad met de Vlaams-Italiaanse orgelkleuren in het Hermans-orgel
Vóór de komst van Willem Hermans is in Pistoia de beroemde organist Girolamo Frescobaldi komen spelen op het vroegere grote 16-voetsorgel, gemaakt door Cosimo Ravani (1584-1635) in de kloosterkerk San Domenico. In 1663 is dit orgel gewijzigd en vergroot door Willem Hermans.
De Vlaamse orgelbouwstijl van W. Hermans gold als een referentiekader en zijn werk wijst op een synthese van Zuid-Nederlandse en Italiaanse orgelstijlen.
Tijdens zijn tweejarig verblijf (1663-64) in Pistoia maakte Willem Hermans op bestelling van de familie Rospigliosi in de Prioria dello Spirito Santo (vroeger S. Ignazio, de jezuïetenkerk) een nieuw orgel. Het is geplaatst halfweg de kerk, in de linkerbeuk tussen de tweede en de derde pilaar, op een doksaal dat gericht is naar het schip van de kerk. Het Hermans-orgel (1664) staat er praalvol opgesteld en trekt de aandacht met zijn Limburgs-Luikse vormgeving en zijn ornamentiek. De kast is verguld, zoals meestal. Het prospect vertoont 25 tinnen frontpijpen met V-vormige, ingedrukte labia, verdeeld over drie velden met respectievelijk 9,7,9 pijpen. Een inscriptie boven het klavier, vermeldt de orgelmaker, samen met het jaartal 1664; het jaar waarin het orgel is klaargekomen.
Dit instrument is quasi intact bewaard gebleven. In 1940 werden de frontpijpen opgevorderd voor de wapenindustrie. De windvoorziening is lichtelijk gewijzigd. In de plaats van de vroegere spaanbalgen staat er nu een magazijnbalg. Tijdens de laatste jaren staat het ingepakt omwille van omvangrijke restauratiewerken in het kerkgebouw.
Hermans brengt ook hier, zoals voorheen in Como, allerlei nieuwigheden in de dispositie. De organisten krijgen naast het traditionele Italiaanse principalenkoor een tweede achtvoet (zeldzaam in Italië); de Flauto (coperto). Dit is een aspect van de werkwijze van Hermans die het Italiaanse orgel heeft verrijkt met de gedifferentieerde constructie van fluitregisters met uiteenlopende klankschakeringen. Ook aan de gedekte pijpen bracht hij vernieuwingen aan. Bij de Italiaanse orgelmakers waren ze maar 1/4 opgesneden en zonder baarden. In het pedaal (Do-fa, met verkort octaaf en steeds gekoppeld aan het manuaal) is een Subbasso 16' (met elf pijpen) geplaatst. Hermans begint hier met het maken van eigen pedaalregisters om de basklank met een zachte wijde fluitklank diepere draagkracht te geven.
Een andere opmerkelijke vernieuwing bestaat in het plaatsen van het tongwerk Tromba (soprani) & Tromba (bassi). Hermans maakte een typische Vlaamse trompet met
| |
| |
blikken bekers, kurkvormige loden knoppen (i.p.v. de in Italië toen gebruikelijke houten koppen) en lepels met vooraan een schuin opgesoldeerd messing stukje.
De door Hermans geïntroduceerde gehalveerde registers zijn zeer ongewoon in Italië. De deling bas/diskant ligt in Pistoia op fis1/g1. Ook deze ‘hoge’ deling krijgt navolging, weliswaar een halve toon lager f1/fis1 of e1/f1. Voor Vlaamse, (Franse, Spaanse) organisten en orgelmakers is het eerder merkwaardig dat de deling ligt tussen fis1/g1 en niet tussen c1/cis1. In het Hermans-orgel in Pistoia (Como en elders) is aldus de Tromba verdeeld in een bovenkant (soprani of diskantregister) en een baskant. De trompet kan als gehalveerd register als solostem in de bovenstem klinken, ondersteund door principalenklank. Omgekeerd kan een trompetbas als solo klinken terwijl in de diskant begeleidingsregisters worden gebruikt. Het is evident dat de soloregisters door de halvering in bas- en diskant optimaal gebruikt worden. Deze deling inspireert de orgelcomponisten van Pistoia tot een efficiënt gebruik van de concertatoregisters.
Naast nog een tweede tongwerk is in het Hermans-orgel ook een krachtige Cornetto gedisponeerd. Dit meervoudige tertsregister was een vernieuwing die voorheen (Cornet de Flandres) reeds door de Ieperse orgelmaker Langhedul in Parijs werd geïntroduceerd.
De Cornet is een meervoudig soloregister dat de bovenkant van het klavier versterkt en glans geeft. Het is aldus een gehalveerd register diskantregister dat op hetzelfde klavier in de baskant wordt begeleid.
De meest opvallende vernieuwingen die Hermans invoert, hebben ook als gevolg dat de registratiekunst wordt herzien. Aldus klinkt een combinatie van Cornet III, principale 8' en Ottava 4' op een oud Italiaans orgel bijzonder mooi en diep, transparant en met een bijzonder klankreliëf. Hierover publiceerde Th. Culley S.J. ‘Organari fiamminghi a Sant’ Appolinare a Roma II, in L'Organo, V, pp. 2123+224.
| |
Hermans' orgels veelvuldig nagevolgd door de Pistoiese orgelmakers Tronci en Agati
Nadat voorheen werd gewezen op de voorbeeldfunctie van het orgel in Como is ook het Hermans-orgel in de Prioria dello Spirito Santo het grote voorbeeld voor de Pistoese orgelbouwerfamilies Tronci en Agati en dit omwille van zijn grote ambachtelijke en muzikale klankkwaliteiten en de die nawerken in de 18de eeuw en de volledige 19de eeuw.
| |
Toasten in Toscane
En toen kwam de achtste dag. En God schiep de cipres, de helling en de eucalyptus. Hij plaatste ze in een onderling bezield verband, strooide er esprit de géométrie en esprit de finesse door en noemde het Toscane. Toen kwam de mens, en hij bewerkte eeuwen lang het landschap, trok er de diepe voren van zijn aandacht en zijn inspanningen in, en plaatste er - altijd asymmetrisch gekadreerd - een hoeve in en een kerkje. Maar niemand zag het. Nog niet.
In dat Toscane las ik op een muur het graffito: ‘Angels never stay in paradise’. De cultuurtoerist vulde de leegte die de engelen lieten, en het paradijs heeft zich aangepast. De verwende westerling met geld kwam er zich terugtrekken om olijven te telen, te onthaasten. En er dan een boek over te schrijven. Wat dan weer bezoekers opleverde, die kwamen kijken naar het paradijs, dat zich bewust was geworden van zichzelf, en zichzelf daarmee had verjaagd. Men begon van alles ten nutte te maken: landschappen, boerderijen, olie, wijnen, kazen, kunstschatten. Het ‘O, hoe typisch!’ of ‘Daar is het nog authentiek!’ was niet uit de lucht. Maar het ten nutte maken van het typische, het authentiek vernietigt het juist. Sindsdien is Toscane dubbelzinnig.
Luc Devoldere
(fragment uit Toasten in Toscane, uit De verloren weg. Van Canterbury naar Rome, 2002)
Hermans introduceerde in de Italiaanse orgels:
- | de tertsregistercombinaties als de Cornetto en de Sesquialter, |
- | de tongwerken als de trompet en de musetto, |
- | de gehalveerde klavieren met soloregisters in bas- en diskant, |
- | de gevarieerde reeks fluiten, |
- | de frontindeling in drie velden, |
- | de uitbreiding van het pedaal met een eigen Subbasso 16'. |
Dit wordt onder meer gestaafd in de S. Prospero e Fillipo waar Tronci in 1745 een mooi orgel dat quasi intact is bewaard gebleven, dat in 1984 werd gerestaureerd. Hier werd kort na de oorspronkelijke bouw de Flauto in ottava (4') vervangen door een Flauto Tappato (holpijp) en een Trombe 8' wordt toegevoegd. Twee voorbeelden die verwijzen naar Hermans. De bas/diskant indeling ligt hier op de c1/cis1. Deze klavierindeling werd naderhand verlaten om ook in de bas/diskantverdeling het voorbeeld van Hermans te volgen. Deze indeling vindt navolging, onder meer in de S. Vitalekerk (Agati 1760). Hier wordt ook de frontindeling van Hermans gevolgd - drie velden met respectievelijk 9,7,9 pijpen. Dezelfde invloed is ook vast te stellen in het Santuario di Santa Maria delle Grazie alias del Letto waar Tronci in 1755 een nieuw orgel maakte, met gebruikmaking van ouder materiaal uit de zestiende eeuw. De restauratie van dit instrument werd gedaan door Hiroshi Tsuji van Shirakawa uit Japan. Veel later bouwde Benedetto Tronci in 1822 nog een merkwaardig orgel in de Chiesa di San Pier Maggiore waarvan de stijlkenmerken eveneens verwijzen naar Hermans.
In de sporen van Hermans moest de orgelmakersfamilie Tronci een grote concurrent gedogen, namelijk de orgelmakersfamilie Agati. Hun eerste instrument werd gemaakt in de reeds vermelde S. Vitale. In het bergdorp Chiesa di San Marcello (bij Pistoia in de Apennijnen) is een rijkgeschakeerd orgel van Pietro Agati (1784-85) bewaard gebleven.
Dit Agati-orgel is een inspirerend instrument met grote diversiteit in verfijnde klankkleuren met een transparante, vocale klank. Hier in de Apennijnen en in een prachtig natuurgebied, is een muzikaal kleurenpalet te beluisteren dat gelijkenissen evoceert met de Vlaamse historische orgels.
De voornaamste orgelmakers uit de familie Tronci zijn: Antonio (1704-1791), Fillipo I (1717-1788). Na deze twee bleven nog vier generaties de traditie verder zetten. Het zijn onder meer: Luigi II (1823-1911), Cesare (1827-1874), Fillipo III (1848-1918).
| |
| |
De voornaamste orgelmakers uit de familie Agati zijn: de reeds vermelde Pietro Agati (1735-1806) die zijn eerste instrument maakte voor de reeds genoemde S. Vitalekerk. Zijn nazaten zetten het bedrijf met veel weerklank verder. Het zijn: zijn zoon Giosuè (1770-1847), diens zonen Nicomede (1796-1885) en Giovanni (1998-1876) en diens zoon Luigi (1861-1883). In 1883 besluiten de leiders van de concurrerende familiedynastieën Tronci en Agati te fuseren en onder de naam Agati-Tronci verder te werken. Hun kunstambachtelijke activiteiten houden stand tot 1914. Het begin van de Eerste Wereldoorlog en de opkomst van de industriële orgelbouw betekenen het einde van een tweehonderdjarige traditie. De beide families maakten een honderdtal orgels en hebben een belangrijk aandeel in de ontwikkeling van het Italiaans historisch orgelerfgoed.
Op een punt werd het voorbeeld van Hermans niet gevolgd. Zowel Tronci als Agati bleven trouw aan de eigen Italiaanse traditie bij het maken van springladen, in plaats van de sleepladen, toegepast door Hermans.
Er bestaat een Tronci-archief met allerlei registratievoorschriften die aantonen dat op de kleinere eenmanualige orgels kleurrijk en op gedifferentieerde wijze wordt gemusiceerd. In dit archief zijn ook heel wat composities bewaard van Giuseppe Gherardeschi (1749-1815), kapelmeester van de kathedraal in Pistoia. Naast het boek dat hij over de uitvoeringspraktijk Elementi per il Cembalo (1756-58) publiceert, componeert hij orgelwerken die een beeld geven van de overgang van de klaviersonate naar de orkestimitatie. De registratieaanwijzingen bij zijn orgelcomposities zijn helemaal geïnspireerd op de orgels van Tronci en/of Agati. De Sonata per Organo a guisa di Banda militare che suona una Marcia is de meest indrukwekkende compositie van G. Gherardeschi en heeft registratieaanduidingen die verwijzen naar de Hermans-Tronci-Agati-Serassi-orgels met aanduidingen als: Cornetto, principale e ottava, gevolgd door Tromba basse e soprane zenza Cornetto, verder Flauto in ottava solo om te besluiten met Cornetto come prima.
Willem Hermans-orgel, 1764, Spiritu Pistoia, Santokerk
| |
Academia di Musica Italiano per Organo
Rond de orgels van Hermans en zijn volgelingen is in Pistoia onder de leiding van Umberto Pineschi vanaf 1970 de Academia di Musica italiano per Organo ontstaan. Ze is gehuisvest in de historische Villa di Scornio. Deze Academia heeft (vanaf 1975) Luigi Tagliavini aangetrokken om er zijn orgelcursus over Italiaanse orgelmuziek te doceren. Voorheen deed hij dit tijdens de zomermaanden in Haarlem. In deze Academia is de internationale doorbraak gekomen van de Italiaanse orgelcultuur. Ook Belgische en Nederlandse organisten gaan er zich graag verdiepen in de specifieke kenmerken van de Italiaanse orgelcultuur.
De Academia begon als privé-instelling. In 1984 werd ze door het stadsbestuur Pistoia, en met sponsoring van een bank, omgevormd tot een Stichting. De hoofdsponsor is thans de provincie Toscane. Prof. Pineschi is ook de auteur van onder meer Organi e organari in Pistoiai e diocesi en verzorgde de uitgave (met uitvoerig en goed gedocumenteerd voorwoord) van Musiche pistoiesi per organo met werk van G. Gherardeschi. Dat Willem Hermans ook vandaag de Italianen blijft boeien, wordt gestaafd door de organisatie van een jaarlijks Hermans festival in Collescipoli, de benaming van een muziekensemble als Accademia Baroco W. Hermans en de werking van een Comitato per l'Organo Hermans dat waakt over het erfgoed van Hermans. Ten slotte dient gesignaleerd dat het Pistoiese orgellandschap met zijn meer dan zestig historische orgels, is bestudeerd, geïnventariseerd en uitgegeven door de hedendaagse Nederlandse orgeldeskundige Wijnand van der Pol.
| |
Bibliografie
P van Dijk, Historische Orgels in Noord-Italie, Brussel, 1988 |
M Vanscheeuwijck, The Organs of Willem Hermans in Pistoia (1664) and Collescipoli (1678), (Liuwe Tamminga, organ), CD accent 98129 D, 1998 |
N Waanders, Willem Hermans in Pistoia. some stylistic considerations, in The Organ Yearbook, 1993 |
N. Waanders, Willem Hermans in Italie - wat is er nog van zijn werk bekend?, in Orgelkunst, XVIII, 1, maart, 1995 |
G Potvlieghe, Impressies uit het Toskaanse orgellanschap, in Orgelkunst, XCII, 2, juni, 1994 |
W van Twillert, De artistieke daadkracht van Umberto Pineschi, in: De Orgelvriend, XLIII, 2001, 7/8 |
W van de Pol, http://www.fabiociofini.it/hermans_organ.htm |
L.F. Tagliavini, Domenico Zipoli, Sonate d'Intavolatura per Organo e Cimbalo, Prefazione, Heidelberg, 1957 |
|
|