Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 44
(1995)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |||||
Prof. dr. Gust Keersmaekers Eredeken van het C.V.K.V.Prof. dr. em. August Keersmaekers (‘Gust’), die gedurende 12 jaar (van 1982 tot 1994) de redactie van ‘Vlaanderen’ voorzat, heeft de denkbeeldige voorzittershamer in handen gegeven van zijn opvolger en vriend Patrick Lateur. Daarmee is op onluidruchtige wijze een eind gekomen aan een periode van initiatiefrijke werkzaamheid, milde wijsheid en haast vanzelfsprekende ‘présence’ van een evenwichtig en rustig president die wél als beslist, maar nimmer als eigengereid overkwam. Want hij liet ruimte voor gesprek, discussie, afwijkende meningen en voorstellen. Met vaderlijke mildheid en humor wist hij alle hoeken af te ronden. Gelukkig hoeven wij hem in de nu volgende ‘ambtloze’ jaren nog niet te verliezen! Schrijven over een vriend is wel prettig, maar tegelijk wat moeilijk. Wij kennen elkaar sedert vele jaren. Bij onze eerste, haast toevallige ontmoeting, zo herinner ik mij, had ik een gelijkaardige ervaring als de hoofdpersoon uit de novelle ‘Dokter Murke spaart stilte’ van Heinrich Böll, welke in een radiostudio samenwerkt met een niet bij name genoemde technicus. Zij moeten uit de reeds op band opgenomen lezingen van de beroemde professor Bur-Malottke 27 maal het woord ‘God’ schrappen en vervangen door een neutraal zinnetje, - omdat de professor die zich tijdens de religieuze hausse van 1945 had bekeerd, plotseling modische bezwaren had gekregen. Murke gevoelt de duidelijke sympathie van de technicus, wanneer hij voortdurend - omwille van grammaticale moeilijkheden (de Duitse naamvallen!) - de teksten door B-M. doet herhalen, - al hebben de twee medewerkers met elkaar wel sigaretten, maar nauwelijks woorden gewisseld. ‘Toen Murke de technicus zag glimlachen dacht hij: als er op de wereld zoiets als vriendschap bestaat is die man mijn vriend’. De diepe eenheid die Gust en mij sedert die eerste ontmoeting bond en bindt, is de gemeenschappelijke liefde voor de Una Sancta en voor ‘het ene land dat ons land kan zijn’, naast de waardering voor elkaars werk. Hij is de Horatiaanse ‘helft van mijn ziel’! Behalve op de vergaderingen van ‘Vlaanderen’ zien we elkaar vrij geregeld naar, op en terug van de maandelijkse bijeenkomst van de Academie te Gent, op rendez-vous bij gemeenschappelijke vrienden, ter gelegenheid van de voorstelling van boeken, op vernissages en naar aanleiding van familiale gebeurtenissen bij verdriet of vreugde. Ik heb Gust nooit als prof aan het woord gehoord. Dat hij vakkundig heel beslagen was kan men hieronder lezen: hij heeft naam gemaakt door vondsten en ontdekkingen op zogenaamd allang ‘afgegraasde’ gebieden, verleende nieuwe inzichten en nuanceerde enige vastgeroeste begrippen en opvattingen. Wél heb ik hem vaak mogen meemaken tijdens lezingen in de Gentse academie voor zijn collega's én in bescheiden zaaltjes voor een gevarieerd publiek. Hij improviseert op en bij een geredigeerde uitgeschreven tekst. Toch krijgt men telkens de indruk dat hij ter plaatse zijn lezing nog ruimschoots corrigeert, overigens tot zijn eigen glunderend genoegen. Want zijn persoonlijkheid straalt warmte uit die op de toehoorders overslaat: één glimlachend gehoor! Gust, je otium cum dignitate, je ambteloos leven met behoud van eer, rust en waardigheid wordt ongetwijfeld gedeeltelijk vervangen door het devies van Marnix van Sint-Aldegonde, repos ailleurs, rust is elders! Anton van Wilderode | |||||
Bio-bibliografisch:August Albert Keersmaekers werd geboren in Retie op 26 oktober 1920, als jongste van een landbouwersgezin van 5 kinderen. In 1928 verhuisde het gezin naar Arendonk. Na de Lagere School in Retie tot en met het vijfde leerjaar studeerde hij aan het Klein Seminarie in Hoogstraten, Grieks-Latijnse humaniora (1931-1938) en aan de Katholieke Universiteit in Leuven Germaanse Filologie (1938-1942); in 1952 promoveerde hij tot Dr. Wijsbegeerte en Letteren op een proefschrift over de Antwerpse toneeldichter en schilder Guilliam van Nieuwelandt, dat na bekroning in 1957 werd uitgegeven door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Gedurende de oorlogsjaren werkte hij eerst als bediende bij het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg, nadien als bestuurssecretaris bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, telkens in Turnhout. Op 6 november 1944 benoemd als leraar aan het Koninklijk Atheneum in Turnhout, bleef hij daar tot 1958. Dan (1 sept. 1958) werd hij leraar aan de Middelbare Normaalschool van het Kardinaal van Roey-Instituut in Vorselaar, vervolgens docent, later buitengewoon hoogleraar aan de Facultés Universitaires Saint-Louis in Brussel (10.10.1961 tot 01.10.1985) en professor aan de Handelshogeschool Sint-Aloysius in Brussel/Institut Supérieur de Commerce Saint-Louis (08.10.1962), professor aan de Handelshogeschool voor Juffrouwen in Antwerpen (23.10.1967) en ten slotte hoogleraar, later gewoon hoogleraar aan de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius in Antwerpen (01.10.1969). Op 1 oktober 1986 werd hij emeritus hoogleraar. Op 15 maart 1978 werd hij verkozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Hij is lid van de Raad van Bestuur van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond (C.V.K.V.) en was (1982-1994) voorzitter van de Redactieraad van het tijdschrift Vlaanderen. Ook is hij ere-voorzitter van het Guido Gezellegenootschap en de Vereniging van Kempische Schrijvers, erelid van het Felix Timmermansgenootschap en van het Jet Jorssengenootschap, lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (Leiden), de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, de Kunstenaars voor de Jeugd, de Muiderkring, het Ernest-Claesgenootschap, het Frederik van Eedengenootschap, het Multatuligenootschap, het Cyriel Buyssegenootschap, ... Hij publiceerde vooral over de auteurs van de zeventiende eeuw in Noord en Zuid (Hooft, Bredero, Vondel, Huygens; Van Nieuwelandt, Heemssen, Meulewels, Ogier, Vrancx, enz.) en over Nederlandse letterkunde in de negentiende en twintigste eeuw (Conscience, Gezelle, Multatuli, Streuvels, Claes, Timmermans, Van Hemeldonck...). In 1968 ontdekte hij een 60-tal onbekende (vertaalde) gedichten van Bredero, uitgegeven in 1981 in de reeks van De Werken van G.A. Bredero; daardoor veranderde het Bredero-beeld en de gangbare interpretatie van vele van zijn amoureuze gedichten grondig. Zijn werk over Consciences De Boerenkryg (1853) bracht een vernieuwing in de Conscience-studie, door de interpretatie van het werk in zijn tijd: het | |||||
[pagina 245]
| |||||
bleek een politieke roman tegen Napoleon III te zijn en daarmee begon de verheerlijkende visie op de Boerenkrijg van 1798. Over het beeld van de Boerenkrijg in de Vlaamse roman publiceerde hij nog verschillende bijdragen, evenals over het beeld van de Kempen in de twintigste-eeuwse roman. Hij bezorgde het ‘volledig’ (creatief) werk van Timmermans, uitgegeven door het Davidsfonds (25 dln - 1989-1994) en nam daarin tal van onbekend gebleven Adagio-gedichten en ongebundelde verhalen op. Werkt bovendien mee aan verschillende tijdschriften, zoals Spiegel der Letteren, Gezelliana, Literatuur. | |||||
Een bourgondisch festijn op hoog niveau ‘Vlaanderen’ nr. 255 officieel voorgesteld‘Dromen zijn soms te mooi om waar te zijn. Toen ik zo'n tien jaar geleden als redactielid van het tijdschrift “Vlaanderen” werd opgenomen, rijpte al het idee om een speciaal themanummer over de culturele relatie tussen Vlaanderen en Bourgondië samen te stellen. Het CVKV - de voornaamste kunstenaarsvereniging in Vlaanderen - ging blijkbaar, weliswaar met enige vertraging, graag op dit voorstel in.’ Zo tekende de samensteller van het Bourgondië-nummer, redactie-ondervoorzitter Jean Luc Meulemeester, in zijn inleidende toespraak de ontstaansgeschiedenis van dit nummer. Het Provinciaal Hof van Brugge was dan ook de ideale historische ontmoetingsplaats voor de vrienden van het CVKV die feestelijk dit nummer de wereld instuurden. T.g.v. deze plechtige voorstelling had de Brugse Hotel- en toerismeschool ‘Spermalie’ een Bourgondisch banket bereid, waarvan de meer dan tweehonderd deelnemers intensief genoten hebben. Net zoals het ‘Vlaanderen’-nummer over heel
De persvoorstelling van het Bourgondië-nummer had onder ruime belangstelling plaats in de Gotische Zaal van het Provinciaal Hof van Brugge. Vlnr. Samensteller-ondervoorzitter van de Redactieraad, Jean Luc Meulemeester; voorzitter CVKV, Werner Vens; consul van België in Dijon, J.C. Rizzi en Katrien Hardeman, die de sprekers inleidde. (Foto C.V.K.V.)
de lijn zowel vormtechnisch als inhoudelijk ‘af’ is, zo was dit banket een bewijs van de hoogstaande kwalitatieve culinaire kunst van zoveel leerlingen en leerkrachten van Spermalie. De Consul van België in Dijon, J.C. Rizzi, had in zijn groet voordien al heel wat lovende woorden over voor de Vlamingen die bewezen volwaardige wereldburgers te zijn, met andere volkeren vredelievend samenlevend, terwijl de conflicten over de hele planeet meer dan ooit op agressieve manier uitgevochten worden. Dat wij ook nog de gedegen Bourgondische ‘savoir vivre’ kennen, moest hij na het banket ook nog maar eens bevestigen - dit tot grote vreugde van de directeur van Spermalie, Daniël Denys. Het had natuurlijk bij dromen kunnen blijven... Jean Luc Meulemeester heeft echter aangetoond dat de realisatie van dromen slechts werkelijkheid wordt door... hard in teamverband te werken. Overigens, is elk nummer van ‘Vlaanderen’ daar telkens geen bewijs van? Diro
Daniël Denys, directeur van de Brugse hotelschool ‘Spermalie’ was vol lof over de samenwerking met CVKV en ‘Vlaanderen’ - maar ook (én terecht) voor zijn leerkrachten en leerlingen die het banket tot in de puntjes verzorgden. (Foto: C.V.K.V.)
| |||||
Aanvulling & erratum
|
|