wij huldigen / wij gedenken
Letterkundige
Jozef Deleu
Eredoctoraat Universiteit Gent
Er is feest in Rekkem: de Stichting Ons Erfdeel bestaat 25 jaar. Zij werd in 1970 opgericht om het gelijknamige tijdschrift uit te geven, dat sinds 1957 verschijnt. In de voorbije kwarteeuw is het blad gegroeid tot het grootste culturele tijdschrift in het Nederlands. De Stichting heeft bovendien menig ander initiatief ontwikkeld. Moeten wij ze alle nog voor ons publiek voorstellen? Septentrion, het blad dat onze cultuur in het Franse taalgebied bekend maakt; de succesrijke brochurereeks die onze taal, onze geschiedenis en onze literatuur in vele talen propageert; de jaarboeken over De Franse Nederlanden en sinds twee jaar ook die droom van het Engelse jaarboek, The Low Countries...
Reden genoeg om hier even het zoeklicht te richten op de stichter en gedelegeerd bestuurder, Jozef Deleu. Een andere aanleiding wordt gevormd door het eredoctoraat dat hem vorig jaar werd verleend door de Universiteit Gent, op voorstel van de faculteit politieke en sociale wetenschappen. Allen die de waarde en ‘de uitstraling’ van onze cultuur ter harte gaat, hebben die onderscheiding met biezondere vreugde begroet. Als weinig anderen heeft Deleu zich, met zijn door hem gevormde ploeg medewerkers, ingespannen voor het bevorderen van ons erfdeel. Het werk van de nu 57-jarige Westvlaming uit Rekkem heeft in de loop der jongste jaren een extra-dimensie gekregen. Het eredoctoraat heeft dat beklemtoond. En de weerslag daarvan is goed merkbaar in onze media. Sinds de feestelijke gebeurtenis in Gent wordt de auteur en uitgever niet meer alleen voorgesteld als een cultuurpoliticus of -criticus, maar vooral als een cultuurfilosoof. Inderdaad heeft hij zich meer en meer in die richting ontwikkeld.
De Gentse onderscheiding heeft een bijkomend gewicht en niveau geschonken aan de discussie die door Deleu op gang is gebracht via verscheidene pamflettaire en essayistische geschriften, neerslag van enkele toespraken. De titel van het eerste en bekendste geschrift in die reeks, De pleinvrees der kanunniken, is zowaar spreekwoordelijk geworden. Deleu viel daarin de vrees aan waarmee een welgedane nieuwe Vlaamse bovenlaag bepaalde problemen van onze hedendaagse samenleving uit de weg gaat of op een minderwaardige wijze aanpakt. Trouw aan wat hij eigenlijk altijd heeft betoogd, blijft hij pleiten voor kwaliteit, zonder genade voor het oude, vergoelijkende ‘wij komen van zo ver en wij hebben toch al zo veel bereikt’. Zeker kon de cultus van de Markt hem niet bevallen, noch het zich opsluiten in zelfgenoegzaamheid. Het tijdschrift Neerlandia heeft eens een verhelderende vergelijking gemaakt tussen Jozef Deleu en August Vermeylen: Het werk van Ons Erfdeel ligt ‘in het verlengde van datgene waar Vermeylen voor stond: bevestiging en promotie van de eigen Vlaamse identiteit, maar tegelijk openheid naar buiten en alle ruimte voor plurale cultuurbeleving’.
Vanzelfsprekend heeft Deleu bij dit alles wel eens op zere tenen getrapt. Dat zal hem een zorg zijn! Onlangs nog, in een uitgebreid interview met De Financieel-Ekonomische Tijd, zegde hij: ‘Mijn probleem met de intellectuelen in Vlaanderen is, dat zij intellectuelen-van-de-natte-vinger zijn. Die duizenden academici, die onkwetsbaar zijn in hun bestaan, doen veel te weinig hun mond open. En als zij het niet doen, wie zal het dan wel doen? Ik vind het toch het wezen van de democratie dat diegenen die zich de luxe kunnen veroorloven om hun mening te zeggen, dat ook doen. Ik heb nooit gelaten mijn mening te zeggen, ik zal dat nooit doen’.
Er is maar één spijtige kant aan zijn promotie tot een van de meest beluisterde Stemmen in Vlaanderen: zijn eigen literaire werk wordt er te veel door overstemd! Gelukkig komt er weldra weer een dichtbundel van hem uit. Want er is ook een Jozef Deleu van de stilte ‘aan de schreve’ van een andere, innerlijke wereld (Murissonstraat 260, 8931 Rekkem).
Gaston Durnez