Heroprichting
Wellicht werd het verlangen naar een eigen kerk en dorpsherder in de 19de-20ste eeuw vooral aangewakkerd door de stichting en de bloei van een eigen school - in 1899 opgericht door de zusters van het Sint-Vincentiusklooster van Eernegem - en de gestadige aangroei van de bevolking (in 1851: 570 inwoners, in 1900: 730, in 1950: 879, in 1962: 1066). Naar verluidt werd in de vorige eeuw nog, een eerste schuchtere poging tot heroprichting van de parochie Roksem ondernomen. Concrete gegevens daarover ontbreken echter. In de jaren dertig nam het gemeentebestuur opnieuw contact op met het bisdom. Pas in de jaren vijftig echter werd de vraag blijkbaar meer dringend gesteld. Voor zover wij hebben kunnen uitmaken was de tussenkomst van een oud-Roksemnaar, toen als leerkracht verblijvend in het Onze-Lieve-Vrouwecollege in Oostende, de Eerwaarde Heer Kamiel Soreyn, nu rustend pastoor in Houthulst, van beslissende aard. Eind 1956 schreef hij een brief naar Mgr. De Smedt, bisschop van Brugge, om zijn bijzondere aandacht te vragen voor het probleem van de inwoners van zijn geboortedorp. Op 13 december 1956 kwam prompt het bemoedigende antwoord van Monseigneur: ‘Uw noodkreet zal voor mij een aansporing zijn om mij actief met deze zaak bezig te houden.’
Maar...de aanvraag moest van officiële zijde komen en die liet nog op zich wachten tot 1960. Toen trok de toenmalige burgemeester Cornelius Bultinck op zijn beurt naar het bisdom om de heroprichting van de parochie Roksem te bepleiten. Hoewel burgemeester Bultinck niet bepaald als katholiek - in de politieke betekenis - aangeschreven stond, had hij de heroprichting van de parochie in zijn verkiezingsprogramma opgenomen. De steun van de bisschop bij de burgerlijke overheid werd onvoorwaardelijk toegezegd. Toch liet de uiteindelijke beslissing nog twee jaar op zich wachten. Overtuigd echter van de goede afloop, begon men ondertussen in Roksem al volop de voorbereidingen te treffen voor een zelfstandig bestaan: in een vrijgekomen klas van de school werd, met materieel afgestaan door de kerk van Westkerke (o.a. een altaar, biechtstoel, gewaden, liturgisch vaatwerk, een koperen Sint-Michielsbeeld en een zestigtal stoelen), een voorlopige kapel geïnstalleerd die in januari 1962 in gebruik werd genomen. Voortaan kwam pastoor Dewulf van Westkerke de erediensten verzorgen in Roksem.
Op 31 augustus van datzelfde jaar was het dan zo ver: in zijn vakantieverblijf in het Spaanse Zarauz, ondertekende de koning het Koninklijk Besluit dat toelating verleende tot de heroprichting van de hulpparochie Roksem, onder de aanroeping
Foto genomen bij de aanstelling van de eerste pastoor te Roksem op 28 oktober 1962. V.l.n.r.: Jules Jonckheere, Monstrey secretaris, Maurice Sanders, Hilaire Meulemeester, Z.E.H. Pastoor van Knokke, Burgemeester Cornelius Bultinck, Z.E.H. Jozef Deprest, Z.E.H. Deken Vandenberghe, Albert Vanmassenhove, Maurice Depozzolo en Z.E.H. Dewulf (pastoor van Westkerke).
van de H. Michaël, aartsengel. Op 20 september maakte Mgr. De Smedt de beslissing over aan Roksem en Westkerke. De maatregel werd officieel van kracht op 1 oktober. Op 28 oktober werd E.H. Jozef Deprest, voorheen onderpastoor in Knokke, ingehaald als eerste pastoor van de herboren parochie.