Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 44
(1995)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Roksem en Westkerke tussen Beeldenstorm en Eerste Wereldoorlog: een summier verhaal
| |
[pagina 219]
| |
Detail uit de bekende grote topografische kaart van het Brugse Vrije (doek, 355 × 620 cm) van Pieter Claeissens gemaakt naar die van Pieter Pourbus in 1562-1571 met de voorstelling van Westkerke. (foto: Brugge, Stedelijke Musea)
wordt opgevolgd door Christophorus d'Hulster, die op 24 oktober 1681 overlijdt. Pas dan worden de verenigde pastoraten Roksem en Westkerke samen toegekend aan Cornelis Tahon, priester van het bisdom Saint-Omer - merkwaardig! - die in feite al sedert 8 oktober 1680 als deservitor van beide was benoemdGa naar eind4. Hij verrichtte de goddelijke diensten in de Westkerkse bidplaats. Over de pastorale werking blijven de archieven schaars. Geregeld vernemen we wel herstellingen aan pastorie en kerk, moeilijkheden tussen koster en pastoor en wat aankoop van liturgische benodigdheden, zoals paramenten en vaatwerk. Tevens was er een armendis. Beide parochies ontvingen afzonderlijk nog allerlei schenkingen, zoals Pieter Vercaemer die op 16 oktober 1669 aan Roksem nog een gift doet in de vorm van een halve rente op een hofstede in Westkerke of Joseph Tavernier, parochiaan van Roksem, die in 1796 een Missale Romanum met zilverbeslag van de Gentse edelsmid C. Van Cauwenbergh cadeau doetGa naar eind5. De ingestorte parochiekerk van Roksem, bijna op de hoek van de Zeeweg en de Oude Bruggeweg, lag er intussen als ruïne bij. Meestal deden zulke gebouwen dan dienst als steengroeve. Voor de Roksemse bidplaats geldt hetzelfde, wat door het afschaffen als parochiekerk alleen maar erger werd. Toch zal het ongeveer een eeuw duren vooraleer de laatste sporen ervan werden opgeruimd. Nog in begin 1757 kloegen de toenmalige pastoor van Roksem-Westkerke - zoals hij in de archivalia wordt genoemd - Joannes Franciscus Maderé (1691-1767) en de kerkfabriek bij bisschop Joannes Robertus Caïmo (1711-1775) aan dat er voortdurend stenen van de vervallen constructie werden geroofdGa naar eind6. In dit verband mogen we gerust stellen dat heel wat boeren uit de omgeving met die brokstukken hun hoeven ‘opkalfaterden’. De blijkbaar actieve parochieherder vond het beter de stenen aan te wenden voor het herstel van de Westkerkse bidplaats, die eveneens door de
Tijdens de contrareformatorische tijd was het de gewoonte dat een openstaand pastoraat officieel werd open verklaard en dat een soort ‘examen’ ervoor werd uitgeschreven. Dit document uit de ‘Acta Episcopatus’ (Brugge, Archief Bisdom) toont daar een voorbeeld betreffende Westkerke van. (foto: Oostkamp, J. Breyne)
geuzen was beschadigd, wat inderdaad ook gebeurde. Het overtollige afbraakmateriaal en de door de vorst gebarsten bomen, die blijkbaar nog rond de ruïne stonden, konden openbaar verkocht worden. De inkomsten ervan zouden eveneens gebruikt worden voor het onderhoud van de vermelde bidplaats of voor andere doeleinden, naar goeddunken van de prelaat en van het Brugse Vrije. Toch bleef de afbraak aanslepen. Twee Roksemnaars, de boeren Jacobus de Groote en Jan Dobbelaere, dienden namelijk zogezegd in naam van de meeste inwoners van de parochie een bezwaarschrift in bij de Raad van VlaanderenGa naar eind7. Na advies van de magistratuur van het Brugse Vrije en na een schrijven van de bisschop werd het bezwaarschrift op 14 juli 1757 door de Geheime Raad verworpen. We mogen inderdaad aanvaarden dat grote delen van de Westkerkse bidplaats met stenen van de vervallen Roksemse kerk werden hersteld. Bij de recente restauratie (1994) van de vroeggotische toren van de St.-Audomaruskerk bleek bijvoorbeeld dat de muren binnenin duidelijk bestaan uit een enorme variatie aan steensoorten (veldstenen en allerlei formaten bakstenen) die mogelijk uit de nabij gelegen bidplaats waren gehaald. En is het toeval dat juist in 1757 de gewelven in het Westkerkse koor werden aangebracht en dat in die periode pastoor Maderé heel wat nieuwe kerkmeubelen liet vervaardigen, zoals altaren, koorzitsels, een biechtstoel en een communiebank? En buiten komt er een calvariekruis. De Brugse bisschop voert er trouwens in die periode enkele visitaties uit, dient het vormsel toe en consacreert enkele altaren. De rekeningen van beide parochies bleven echter nog gesplitst tot aan de Franse overheersing op het einde van de 18de eeuwGa naar eind8. Daaruit blijkt dat Roksem voor één derde bijdroeg in de kosten van de totale parochiale werking: betalingen aan pastoor, koster, luiden van de klokken, kosten voor erediensten, enz. In | |
[pagina 220]
| |
Afbeelding van de aanvang van de tekst uit de Acta Episcopatus (Brugge, Archief Bisdom, B31, fo 67r) waarin mgr. R. de Haynin de parochie Roksem samenvoegde met die van Westkerke. (foto: Oostkamp, J. Breyne)
de kerkrekeningen vinden we ten andere geregeld sporen van betalingen voor ‘noodwendigheden van de kerk’ of voor de aankoop van paramenten of liturgisch vaatwerkGa naar eind9. Ook voor de regelmatige visitaties van de bisschop droegen ze bij. Dat daardoor moeilijkheden ontstonden, mag ons niet verwonderen. Al in de eerste helft van de 17de eeuw duiken er in dit verband problemen op. Wanneer er in de 19de eeuw plannen worden gesmeed om de vermoedelijk na de Franse overheersing sterk vervallen bidplaats van Westkerke te herstellen en te vergroten en, later, om ze af te breken en door een nieuwe te vervangen dienen er onroerende goederen van Roksem verkocht te worden om de kosten te dekken. Dat Roksem juist in die periode verschillende malen bij de Brugse bisschop aandrong om weer als zelfstandige parochie te fungeren, klinkt niet toevallig. Vanaf dat ogenblik nopen ze geregeld tot een splitsing, maar ze zullen uiteindelijk tot 1 oktober 1962 moeten wachten. Het Brugse bisschoppelijke archief bewaart in dit verband heel wat documenten. De nieuwe Westkerkse bidruimte werd pas in het begin van de Eerste Wereldoorlog opgetrokken, o.l.v. de Kortrijkse architect Jules Felix Carette (1866-1927) in een neogotische stijlGa naar eind10. Ook dit project liep niet van een leien dak. De middeleeuwse toren bleef bewaard. Dat juist in de 19de eeuw een kerkelijke herstelperiode opduikt, is een voor die tijd in West-Europa algemeen geldend fenomeen. Tijdens de Hollandse tijd maakten de kerkmeesters een inventaris van de bezittingen van de parochie Westkerke-Roksem op. Tussen de incorporatie en 1914 volgden pastoors elkaar systematisch op. Hun namen vinden we in de Acta Episcopatus terug. Daaruit vernemen we ook dat er een koster aan de kerk was verbonden en dat er tussen beiden vaak moeilijkheden bestonden. De tijden zijn in dit verband blijkbaar niet veranderd.
Detail met de Sint-Audomaruskerk van Westkerke in 1761, van een kaart (papier, 118,7 × 107,6 cm) met gronden in Roksem. Het is een zeldzame afbeelding van deze parochiekerk in de 18de eeuw. Brugge, rijksarchief, kaarten en plannen, nr. 741. (foto: Oostkamp, J. Breyne)
Detail uit een 18de-eeuwse kaart (papier 118,7 × 107,6 cm) met de plaats waar de Sint-Michielskerk van Roksem stond. Brugge, rijksarchief, kaarten en plannen, nr. 741. (foto: Oostkamp, J. Breyne)
Op de parochie waren er eveneens broederschappen werkzaam, waaronder die van O.-L.-Vrouw-van-de-Rozenkrans. Die devotie bestond vermoedelijk al sedert de 17de eeuw. Uit die periode dateert in elk geval het altaar van O.-L.-Vrouw-van-de-Rozenkrans met dito schilderij, toegeschreven | |
[pagina 221]
| |
De middeleeuwse toren van de Sint-Audomaruskerk in Westkerke. De achtzijdige toren werd in 1994 gerestaureerd. De rest van het kerkgebouw is neogotisch.
(foto: Brugge, J.L. Meulemeester) aan de Bruggeling Jan Maes (1620-1677)Ga naar eind11. Tevens was er een St.-Sebastiaansgilde gevestigd. Ook trokken er processies door de straten. Voor de sacramentsprocessie bijvoorbeeld is er al sedert de 17de eeuw sprake van het plaatsen van een rustaltaarGa naar eind12. Vanuit de naburige gemeenten (Oudenburg, Bekegem, Ichtegem, Ettelgem, Stene, enz.) werd er vaak pastorale hulp geboden. Als voorbeeld vermelden we de Oudenburgse pastoor Joannes Mergaert die op 15 oktober 1714 van de bisschop toestemming kreeg om te bineren in WestkerkeGa naar eind13. Uit de in het Brugse rijksarchief bewaarde kerkrekeningen van deze drie eeuwen konden we ook de vele herstellingen aan het gebouw en aan het kerkelijk meubilair volgen en allerlei aankopen noteren. Maar dit is een ander verhaal...
Deze kleine bijdrage bezorgt ons slechts een beknopt relaas, tussen Beeldenstorm en Eerste Wereldoorlog, van een doodeenvoudige parochie in westelijk Vlaanderen. Er bestaan ongetwijfeld nog gelijkaardige voorbeelden... |
|