Saint-Omer, Bibliothèque Municipale, Ms. 755.
15de eeuw. Latijn. Perkament. 150 × 250 mm. 69 pag. De kalfslederen stempelband is uit de 19de eeuw.
Dit handschrift bevat de reeks van abten van Sint-Bertijns eindigend met abt Jacques de Condeta, die overleed in 1407. Dit handschrift is dus iets ouder dan hs. 749, en dit houdt in dat de kunstenaar hier begonnen is met zijn portrettengalerij. Ons hs. 755 wordt uitvoerig besproken door C. Stroo en M. Smeyers in hun catalogus ‘Vlaamse miniaturen voor Van Eyck’, Leuven, 1993, blz. 178-180.
De pentekeningen zijn hier van formaat 103 × 120 mm. Abt Willem van Oyen staat afgebeeld op p. 51 (p. 28, nieuwe foliëring), in dezelfde houding als in hs. 749. Toch is hier de tekening veel harder van uitdrukking. De dominante zwarte kleur maakt het geheel minder fris dan het portret van hs. 749. Een blauwe initiaal met rode ornamentiek opent de biografie, die veel korter is dan die van hs. 749. Een latere hand schreef een aanvulling over de begraafplaats van abt Willem. Hij werd namelijk begraven in de kapel van de H. Dionysius die zich binnen de clausuur bevond. Het lichaam werd in een marmeren sarcofaag gelegd.
Willem van Oyen verbleef tot 1269 in Roksem. Sinds hoelang verbleef hij daar? Hij wordt dan abt benoemd in Sint-Bertijns en sterft daar na twee jaar abbatiaat. Iperius zegt nogal lakoniek over abt Willem: ‘de factis eius nullam nobis mentionem scripta rememorant’ (over hetgeen hij deed is er ons geen enkel geschrift bewaard). Men moet als abt veel geluk hebben om in een korte tijdsspanne van twee jaar iets te verrichten dat door het nageslacht bewaard of erkend kan worden als zeer waardevol.
Zijn verblijf in Roksem roept ook nog vele vragen op. De priorij (dit woord evolueert voortdurend vanaf de 12de eeuw) veronderstelt een plaats van cultus (parochiekerk - kloosterkerk) en een reguliere gemeenschap. Die bestond maximaal uit drie monniken.
Het feit dat Roksem eind 13de eeuw opgegeven wordt ten voordele van de prior van Poperinge wijst in de richting van een afname van politieke en economische belangen. De tijd van de grote schenkingen was reeds lang voorbij. Cîteaux en Premonstreit waren de nieuwe aantrekkingspolen, terwijl de adel zelf het zich niet meer kon veroorloven veel weg te geven. Het blijft toch opmerkelijk dat uit de kleine priorij van Roksem een abt werd gekozen van het machtige Sint-Bertijns. Dat werpt nog steeds wat gouden licht op het verleden van de Sint-Michielspriorij van Roksem.