Favelen en boerden: de Spiegel Historiael en de epiek
Gert De Ceukelaire
In het oeuvre van Jacob van Maerlant wordt traditioneel een scherpe scheidslijn getrokken tussen een vroege, ‘romantische’ periode en een latere, ‘didactische’ periode. Deze tweedeling is gebaseerd op het feit dat Maerlants carrière ergens in het midden van de jaren zestig van de dertiende eeuw een duidelijke wending heeft genomen. Vóór die tijd had hij zich voornamelijk gewijd aan het schrijven van werken van eerder literaire aard, epische gedichten met een historische achtergrond - wij zouden zeggen: romans. De twee meest gesmaakte verwezenlijkingen uit die periode zijn
Alexanders Geesten, een geromantiseerde kijk op het leven van Alexander de Grote, en de
Historie van Troyen, een uitgebreid verhaal over de Trojaanse oorlog, compleet met voorgeschiedenis en nasleep. Maar op een bepaald moment keert Maerlant zich af van dit epische genre, en houdt zich enkel nog bezig met ‘ernstige’
schriftuur, onder het motto ‘nutscap ende waer’. De kennis die Maerlant zijn publiek vanaf nu wil meegeven meet zich een meer ‘encyclopedische’ allure aan. Als klassiek voorbeeld geldt
Der Naturen Bloeme, een overzicht van de toenmalige kennis over dieren, planten en stenen, waarbij vaak het praktische (medische) nut van Gods schepping wordt beklemtoond. Ook de
Spiegel Historiael presenteert zich als een (lijvig) naslagwerk, waarin ditmaal de hele wereldgeschiedenis aan bod komt.
Er zijn echter goede redenen om deze scherpe tweedeling enigszins af te zwakken. In de eerste plaats had Maerlant reeds in zijn ‘romantische’ periode twee ‘didactische’ werken in het licht gegeven, beide helaas verloren gegaan: de Lapydarys, waarin (de eigenschappen van) stenen worden behandeld, en de Sompniarys, een boek over dromen. Een strikte scheiding zoals die tot voor kort werd aangenomen kan dus niet zonder meer gehandhaafd worden. Bovendien wordt er de laatste jaren meer en meer de nadruk op gelegd dat Maerlants vroegere werken ten dele óók al in het teken stonden van ‘nutscap ende waer’. Hij gaf reeds in zijn epische werken blijk van een in zijn tijd én in het genre ongebruikelijke dosis historische kritiek, en was erop uit om naast ontspanning ook lering te verstrekken aan zijn publiek. Het sterkst komt dit tot uiting in de Historie van Troyen, waar Maerlant geregeld afweek van zijn hoofdbron, de Franse Roman de Troie van Benoît de Sainte-Maure, omdat hij oordeelde dat daarin niet altijd de (historische) waarheid werd verteld. Zo was Maerlant het niet eens met Benoîts visie op de val van Troje: deze laatste had betoogd dat de Trojanen Aeneas en Antenor verraders waren die hun stad hadden overgeleverd aan de Grieken. Maerlant wijst op dit punt Benoîts versie beslist af, en stelt er die van Vergilius' Aeneis voor in de plaats. In Alexanders Geesten is het dan weer eerder de didactiek die de bovenhand haalt: ter aanvulling van zijn Latijnse bron geeft Maerlant zijn publiek een synopsis van de bijbelse geschiedenis en een aardrijkskundig overzicht van de wereld mee. Het zou, kortom, fout zijn te veronderstellen dat Maerlant zich in zijn jeugd enkel met het schrijven van leuke, maar ook loze vertelseltjes onledig hield: zijn epische werken zijn stevig gestoffeerd met
kennis van de meest uiteenlopende aard, die ten dienste staat van de intellectuele ontwikkeling van zijn publiek.
Dat wil echter niet zeggen dat we zijn gehele oeuvre alsnog over dezelfde kam mogen scheren. Het verschil in karakter tussen het epische en het didactische genre valt nu eenmaal niet te loochenen. Ook Maerlant is zich daarvan bewust geweest, met name tijdens het schrijven van de Spiegel Historiael. Hij zag in dat hij in de Spiegel andere criteria moest aanleggen met betrekking tot het schrijven van ‘ware’ historie dan hij tevoren had gedaan. Hij staat dan ook veel kritischer dan vroeger tegenover het beschikbare bronnenmateriaal, en wat hij niet in overeenstemming acht met de waarheid, verwerpt hij krachtig.
De gestrengheid van zijn oordeel over wat hij als leugenachtig beschouwt, kan worden afgelezen aan verschillende passages in de Spiegel. Beroemd is een kapittel dat geheel bestaat uit