| |
| |
| |
Het Gallo-Romeins Museum te Tongeren en de archeologie
Robert Nouwen
Inleiding
In september 1991 startten op bevel van de Provincie Limburg de bouwwerken voor een nieuw Gallo-Romeins Museum. De conceptvorming voor dit nieuwe museum was tevens de directe aanleiding om nieuwe ideeën rond opdracht en werking van een dergelijke instelling te ontwikkelen. Het artikel dat wij U hier presenteren is dan ook niet het resultaat van een doorgedreven lectuur van wetenschappelijke publikaties omtrent museologie en archeologische musea. Het werd wel gesteld vanuit de ervaring in en talrijke gesprekken rond de uitbouw van een nieuw archeologisch museum.
Talrijke musea in de 19de en 20ste eeuw ontstonden uit de verzamelwoede of de passie van particulieren. Voor het Provinciaal Gallo-Romeins Museum was dit niet anders. Dit had tot gevolg dat musea op de eerste plaats instellingen waren waar een verzameling vergaard, bewaard en beheerd werd. Tevens functioneerden zij als wetenschappelijke instituten. Ten slotte voelde men ook de behoefte deze collecties voor een ruimer publiek tentoon te stellen en hierrond, met het oog op de verheffing van het volk, een educatieve werking te ontwikkelen.
Tijdens de 2de helft van de 20ste eeuw kwam hierin verandering. De moderne kunst en haar methoden hebben hierin zeker een rol gespeeld evenals de media en het cultuurtoerisme.
Dit heeft tot gevolg dat de hedendaagse musea uit hun voegen barsten, niet zozeer vanwege de groeiende collecties, maar vooral door de behoeften en het gedrag van de bezoeker die niet langer een museum aandoet om te leren, maar vooral om te ontmoeten, te denken, te wandelen, te leren, te kopen, te eten,... Musea worden een plaats van cultuurconsumptie en zijn bijgevolg niet langer het geprivilegieerde terrein van de wetenschapper. De modale, geëmancipeerde bezoeker heeft de musea ingepalmd.
Het oud Politiehuis: vitrine met de grafinhoud van de tumulus van Sint-Huibrechts-Hern (verloren sedert 1918).
In deze context dient men zich bijgevolg te bezinnen over de opdracht van een archeologisch museum. Informatieoverdracht, recreatie, kwaliteit zijn immers bepalende aspecten van de museumopstelling en tentoonstellingen geworden. De ontwikkelingen die hier ruw geschetst werden, hebben dan ook uiteraard hun invloed uitgeoefend op de groei en de uitbouw van het Gallo-Romeins Museum.
| |
Het Gallo-Romeins Museum: historiek en collectie
In Haspengouw bewaart Limburg nog de monumentale en bovengrondse getuigen van zijn Gallo-Romeins verleden. Tongeren, met zijn monumentaal (bodem-) patrimonium getuigt samen met het omringende platteland van een verdwenen beschaving, waarvan de invloed op onze maatschappij nu nog steeds niet kan overschat worden.
Dit oudheidkundig erfgoed heeft altijd veel interesse weten te wekken. Het Provinciaal Gallo-Romeins Museum is aldus organisch gegroeid uit het Romeinse cultuurgegeven. Het mag dan ook geen verwondering wekken dat reeds lang voor de Tweede Wereldoorlog talrijke oproepen ten gunste van een degelijke conservering en ontsluiting van de archeologische verzamelingen die tot dan toe slecht gehuisvest werden, de provincie ingestuurd werden. In 1854 werd de verzameling gehuisvest op de tweede verdieping van het huidige stadhuis. Vandaar verhuisde zij achtereenvolgens naar Moerenpoort, de kelders van het stadhuis (1906), het oud politiehuis en het voormalig Dominikanerklooster (1921-1945).
Het voormalig Provinciaal Gallo-Romeins Museum is één van de eerste initiatieven die het Provinciebestuur van Limburg sedert de jaren 50 genomen heeft met het oog op het stimuleren van het culturele leven in de Provincie. In directe relatie met de naoorlogse wederopbouw en economische expansie werd het cultuurbeleid in de jaren 50 bepaald door de doelstelling om de geestelijke en materiële getuigen uit ons verleden te bewaren. Voor het Provinciaal Gallo-Romeins Museum betrof dit het archeologisch patrimonium van Limburg van de prehistorie tot de vroege middeleeuwen. Deze instelling is bijgevolg als cultuurhistorisch museum met de archeologie als werkterrein, gegroeid uit dat cultuurbeleid van de jaren 50, binnen het ruimer kader van de sector cultuurconservering van de Provincie Limburg.
Dit is in het kort de geschiedenis van het voormalige museum met het inhoudelijk concept, zoals toen geformuleerd, op de achtergrond. Het is duidelijk dat op dat ogenblik de werking zeer sterk collectiegericht werd gezien, waarbij de aandacht in hoofdzaak ging naar de conservatie en expositie van het object.
| |
Problematiek
Welke zijn de opdrachten van een hedendaags archeologisch museum?
De algemene belangstelling voor archeologie groeit in een snel tempo. In dat kader bestaat een duidelijke nood aan een
| |
| |
Het Provinciaal Gallo-Romeins Museum in de Kielenstraat: de ‘prehistorie’ toestand 1989.
informatie- en publikatiebeleid evenals samenwerkingsprojecten in een breder museaal verband. Bovendien heeft het verenigingsleven onder impuls van jonge afgestudeerden, nood aan een geëigend platvorm.
Ook het brede publiek legt onder invloed van de media en het toerisme nieuwe en bredere verbanden. Dit noopt tot een meer communicatieve werking en een hogere kwaliteit aan presentatie.
Ten slotte werden de gemeentebesturen op het vlak van de archeologische opgravingen actiever. Vandaar een grote vraag naar begeleiding en ontsluiting, een provinciale archeologische en museale werking.
De opdracht van een hedendaags archeologisch museum is bijgevolg tweevoudig. De publieksgerichte en educatieve werking moet tot doel hebben de bezoekers te informeren over het archeologisch patrimonium en hen te sensibiliseren tot een positieve attitude. Hierdoor alleen kan men tot een ware archeologische monumentenzorg komen.
Op de tweede plaats dient een archeologisch museum, zoals dit van Tongeren, de zorg te dragen voor zowel roerend als onroerend archeologisch erfgoed. Hiertoe is de uitbouw van een centraal depot, verbonden aan een documentatiecentrum onontbeerlijk.
| |
Museologische ontsluiting en educatieve werking
Sedert het ontstaan van deze instelling heeft het begrip ‘museum’ een belangrijke evolutie doorgemaakt. Nieuwe krachtlijnen werden uitgezet, nieuwe museumconcepten zagen het licht. Musea leggen zich niet langer enkel toe op het vergaren, bewaren, conserveren en bestuderen van cultuurpatrimonium, gekoppeld aan tentoonstellingen en educatieve programma's. Het museum dient bovendien een cultuurcentrum, vertaald naar het Gallo-Romeins Museum, een archeologisch centrum te zijn. De opdracht van een archeologisch museum bestaat er derhalve in de archeologie te duiden, verbanden te leggen met het archeologisch erfgoed en het cultuurhistorisch patrimonium, relaties te leggen met collecties in binnen- en buitenland. Bovendien dienen hier cultuur-toeristische actieplannen ontworpen te worden die de ontsluiting van het archeologisch erfgoed van een regio moet mogelijk maken.
Een uiterst belangrijke factor in de ontwikkeling van archeologische musea is bovendien het feit dat onder impuls van de mentaliteitsgeschiedenis, waaraan de Franse historische school met vooraanstaande historici, zoals F. Braudel en J. Le Goff een bepalende bijdrage leverden, andere accenten in het historisch onderzoek werden gelegd. Niet langer waren politieke en krijgsgeschiedenis de maatstaven voor de historiografie. De kennis van de totale mens in al zijn facetten werd de betrachting. Dit is uiteraard ook duidelijk merkbaar in de doelstellingen die het hedendaagse archeologisch onderzoek zich stelt. Vanuit die nieuwe invalshoek wil ook het Gallo-Romeins Museum de situatie van de hedendaagse mens ten opzichte van zijn voorouders in tijd en ruimte helpen bepalen, historisch relativeren en actuele reflectie over het verleden bieden.
In het museum valt de publieksgerichte werking uiteen in vier elementen: attractie, collectiepresentatie, studie, cultuurtoerisme. Traditionele opdrachten gaan samen met nieuwe en vernieuwende functies. Het museum is niet enkel een plaats waar collecties bestudeerd worden en aan een breed publiek gepresenteerd, al dan niet met educatieve programma's. Het museum wordt bovendien meer en meer een attractie die initieert in een bepaald thema en een schakel in het cultuurtoeristisch aanbod.
| |
De attractie
De attractie van het Gallo-Romeins Museum heeft tot doel de bezoeker in vervoering te brengen, hem mee te sleuren in het
De Gallo-Romeinse pentagon-dodecaëder.
| |
| |
Situlae en cista a cordoni, afkomstig van de Rieten te Meeuwen-Gruitrode (foto IAP).
avontuur en het mysterie van de archeologie. Dit avontuur wordt gesymboliseerd door een object uit de eigen collectie, de pentagon-dodecaëder. De waas van geheimzinnigheid die over dit voorwerp hangt, biedt enorm veel ruimte voor fantasie. Het gegeven laat toe de bezoeker in de juiste gemoedsgesteltenis te brengen om de permanente collectie op een gefascineerde wijze te ontdekken.
| |
De collectiepresentatie
De presentatie van de collectie zowel in de permanente opstelling als tijdelijke tentoonstellingen, schept de directe voorwaarde voor een kwaliteitsvolle en publieksgerichte werking. Aan de basis van de museumpresentatie dient een voor iedereen herkenbaar thema te liggen. Voor het Gallo-Romeins Museum werd geopteerd voor het begrip kolonisatie. Inderdaad, België, en ook Limburg, is steeds een regio geweest waar stammen en volkeren kwamen en gingen. Van de prehistorie tot de vroege middeleeuwen werd dit gebied door groepen mensen bezocht, vaak vreedzaam, vaak ook met geweld. Deze mensen hebben telkens hun materiële sporen nagelaten. Mogen wij dit gebeuren kolonisatie noemen? Mogen wij deze personen kolonisten noemen? Kolonisatie is heden ten dage in feite een zeer eng begrip. Het verwijst naar het inplanten van bevolkingsgroepen binnen een vreemd gebied, het stichten van kolonies. Dit is zeker niet altijd het geval. Het is derhalve goed terug te gaan tot het Latijnse woord colere: bebouwen, bewerken (agrum); wonen, bewonen (terras); verzorgen, zorg dragen voor, koesteren, in stand houden; vereren, aanbidden (deos).
Vanuit deze begripsomschrijving kan men duidelijk meer vragen stellen: wie waren deze migranten? van waar kwamen zij? wat deden zij met het land dat zij in bezit namen? hoe verhielden zij zich tegenover de oorspronkelijke bevolking? hoe woonden zij? welk waren hun gewoonten? welk zijn de materiële getuigen? enz. Het verhaal van de permanente collectie is het verhaal van de voortdurende ‘kolonisatie’ van een regio. De talrijke migraties, de wijze waarop deze migranten zich hier hebben gemanifesteerd en eventueel de reactie van de autochtonen hierop vormen de rode draad, de structuur van de permanente opstelling. Voorwaar een bijzonder actueel thema!
Het Gallo-Romeins Museum is een archeologisch museum. De archeologie en het archeologisch patrimonium in Limburg staan centraal. De materiële nalatenschap vormt samen met het thema kolonisatie het uitgangspunt, de ruggegraat van het verhaal. Iedere migratie, iedere kolonisatiebeweging heeft een heel eigen erfgoed nagelaten. De karakteristieken kan men vaak aflezen uit het object dat eens als gebruiksvoorwerp of zelfs sierstuk in een maatschappij fungeerde. Zij materialiseren de culturele veranderingen die zich in de loop der eeuwen hebben voorgedaan. Uiteindelijk vertelt de archeologie het verhaal van de verschillende kolonisatiebewegingen. Hieraan verbindt men traditioneel een ruim gamma van activiteiten die alle onder de noemer educatieve werking kunnen geplaatst worden. De educatieve werking van het Gallo-Romeins Museum bestrijkt een ruim werkterrein dat evenwel nog weinig te maken heeft met de vroegere bekommernissen
Graf 99 van het Zuidwest-grafveld te Tongeren.
| |
| |
betreffende ‘opvoeding’ en ‘volksverheffing’. Men kan werkelijk poneren dat de instelling breekt met een dergelijke educatieve werking. Niet dat gidsen zouden ophouden groepen in de collecties in te wijden of dat er niet langer nog programma's voor het onderwijs zouden samengesteld worden. Integendeel! Wel veronderstelt deze geactualiseerde educatieve werking een degelijke pedagogische en psychologische aanpak die resoluut het schoolse voorbeeld vermijdt. De tijd dat aan klassen kant en klare formules werden aangeboden is definitief voorbij wegens de toenemende complexiteit van de leerprogramma's en de zinloosheid ‘an sich’ van dergelijke ondernemingen.
De educatie in museaal verband profileert zich meer en meer als een fundamenteel communicatieve werking met als één van de belangrijkste doelstellingen het schenken van informatie op basis van gerichte vragen. In dat licht verzorgt de instelling bv. niet langer zelf klasbezoeken, maar verschaft zij aan de leerkracht die informatie en die middelen die hij nodig acht om een zinvol bezoek voor zijn leerlingen uit te werken.
| |
Studie en onderzoek
Ter ondersteuning van de studieopdracht beschikt de instelling over een goed uitgerust documentatiecentrum waar de opname en verwerking van informatie betreffende de archeologie van West-Europa en vooral België wordt gecentraliseerd. Dit documentatiecentrum zal ook voor het publiek opengesteld worden. Het wenst zich in de toekomst te profileren als een studiecentrum voor jonge onderzoekers en geïnteresseerden.
| |
Cultuurtoerisme
Haspengouw is nog geen ‘must’ voor de toeristische industrie. De regio bezit nog al de voordelen van de ongereptheid.
Hierdoor biedt Haspengouw nog authenticiteit, de mogelijkheid van het ontdekken, van een figuurlijk avontuur.
Het Gallo-Romeins Museum zal één van de belangrijke aantrekkingspolen van het cultuurtoerisme in Limburg worden. Maar anderzijds zal de instelling door haar cultuurtoeristische uitvalsbasis aan de bezoeker de mogelijkheid bieden Haspengouw en Limburg te exploreren. Het Gallo-Romeins Museum is als behoeder van het oudste erfgoed van Vlaanderen uitermate geschikt om te fungeren als informatiecentrum voor een bezoek aan de regio.
Concluderend kan men stellen dat de publieksgerichte opdracht van een hedendaags archeologisch museum in het kader van archeologische monumentenzorg tweevoudig is:
- | informeren van de bevolking over het belang van het archeologisch patrimonium, archeologische sites en onderzoek en over de archeologische projecten zelf; |
- | sensibiliseren van de bevolking zodanig dat een attitude tot stand komt waaruit belangstelling voor en besef van de waarde van het archeologisch patrimonium tot uiting komt. Deze waarde heeft niet enkel een wetenschappelijke en cultuurhistorische betekenis, maar bevat ook een toeristisch en economisch aspect. |
De tumulus langs de Romeinse Kassei te Koninksem.
| |
Heeft een dergelijk museum een wetenschappelijke opdracht?
Het Gallo-Romeins Museum is géén wetenschappelijke instelling en de instelling richt zich niet op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Wel maakt zij voor haar werking gebruik van de bestaande wetenschappelijke methoden.
Daarom is het wetenschappelijk onderzoek onontbeerlijk voor het museum als borg voor de geldigheid van het potentieel aan informatie en de degelijkheid van een verantwoorde programmatie. De wetenschappelijke opdracht van de instelling bestaat hierin dat de inventarisatie, de conservatie en de documentatie betreffende de collectie en het Limburgs archeologisch patrimonium gebeurt op een wetenschappelijk verantwoorde basis. De doelstelling ligt in het mogelijk maken van het wetenschappelijk onderzoek.
Vanuit de verantwoordelijkheid voor het archeologisch patrimonium is het bovendien noodzakelijk dat de instelling een archeologische dienstverlening ontwikkelt. De doelstelling ligt in het opsporen, inventariseren, beheren en ontsluiten van archeologisch erfgoed. Hiertoe dient gestreefd te worden naar een zinvolle samenwerking tussen alle organisaties en instanties die op het vlak van de archeologie actief zijn. Voor Limburg denken wij vooral aan het IAP en het Labo voor Prehistorie van de KULeuven.
Vanuit een conserveringsbeleid dat ontstaat uit de zorg voor een cultuurpatrimonium in een breder maatschappelijk perspectief worden bijgevolg een aantal specifieke taken opgenomen.
| |
Een centraal depot
Een archeologisch museum zoals het Gallo-Romeins Museum draagt niet enkel een verantwoordelijkheid ten overstaan van
| |
| |
de bezoeker, maar ook tegenover het archeologisch patrimonium. Dit patrimonium maakt enerzijds deel uit van de collectie van het Gallo-Romeins Museum. Anderzijds bevindt het zich bij gemeenten, archeologische en heemkundige verenigingen, privaatpersonen of nog in de bodem.
Het Gallo-Romeins Museum dient dit erfgoed te beheren. In dit licht dient een aangepaste depotwerking ontwikkeld te worden waarbij tevens de rol van moederfunctie in een centraal depot dient opgenomen te worden. Het Gallo-Romeins Museum heeft hier een coördinerende opdracht ten overstaan van de private en locale collecties. Men kan zich immers niet veroorloven deze verzamelingen te verwaarlozen en daardoor verloren te laten gaan.
Het idee van een centraal depot is, in tegenstelling tot dit van het archief, onvoldoende ingeburgerd en geaccepteerd. Al te vaak stelt men vast dat particulieren, maar ook locale instanties, vastklampen aan collecties die zij niet kunnen ontsluiten, noch op toeristisch vlak voor het brede publiek, noch voor het wetenschappelijk onderzoek. Ook op het vlak van het technologisch beheer heeft dit al te vaak negatieve gevolgen.
Als archeologisch archief schenkt een centraal depot aan navorsers en studenten de mogelijkheid tot materiaalstudie. Voor een wat ruimer publiek kan een dergelijke depotwerking ontsloten worden door een studiecollectie. Hier is het belangrijk dat een nauwe band gecreëerd wordt tussen depot, studiecollectie en documentatiecentrum, tussen depot en documentatiecentrum, tussen object en document. Men dient bijgevolg aandacht te schenken zowel aan de geschreven documentatie (boeken, tijdschriften, enz.) en de iconografische documentatie (foto's, dia's, videobanden, beeldplaten, enz.) als aan de materiële documentatie (sites, objecten, archeologische dossiers). Eén restrictie mag in dit kader evenwel gemaakt worden. Niet alle documentatie zoals archeologische dossiers en kaarten kunnen voor iedereen onbeperkt toegankelijk zijn.
Tevens kan een dergelijk centraal depot een belangrijke rol spelen in de dienstwerking aan musea, locale verenigingen en
Een Romeinse straat in de Kielenstraat te Tongeren (foto IAP).
Het nieuwe Gallo-Romeins Museum.
besturen bij de organisatie van tenstoontellingen, activiteiten, enz. die een promotie voor archeologisch onderzoek betekenen en op die wijze het publiek sensibiliseren.
| |
De architectuur
Tot slot nog een woord over de architectuur en het gebouw. De voormalige instelling kampte op het materiële vlak met een aantal belangrijke problemen.
Op de eerste plaats kende het museum een nijpend plaatsgebrek, zowel wat de tentoonstellingsruimten voor de permanente collectie betreft en de tijdelijke initiatieven als voor wat de depotruimten betreft. Bovendien bleek reeds dat het veranderende gedrag van de bezoeker ook aanleiding gaf tot ruimtegebrek.
Op de tweede plaats kon men vaststellen dat de zalen niet langer geëigend waren voor een hedendaagse museumfunctie vooral door hun onpraktische schikking.
Ten slotte was de architectuur erg verwarrend en ontbeerde iedere museumuitstraling.
Ook het feit dat het nieuwe Gallo-Romeins Museum in een historische stadskern wordt ingeplant, aan de voet van de gothische O.-L.-V.-Basiliek en romaanse kloostergangen, heeft op architecturaal vlak consequenties. Het heeft geen zin om met dergelijke pure vormen van architectuur trachten te concureren door de aanwending van één of andere historiserende stijl voor de bouw van het nieuwe museum. De enige correcte oplossing ligt in de confrontatie tussen het bouwpatrimonium uit het verleden en een moderne kwaliteitsarchitectuur. Dit ontwerp van de architectenbureaus De Gregorio & Partners en M. Jaspers voor het nieuwe Gallo-Romeins Museum past op die wijze in een breder kader voor cultuurbeleid waarbij Tongeren op gebied van de architectuur de poorten van de 21ste eeuw opent.
| |
| |
| |
Besluit
Het feit dat in Tongeren een museum van een dergelijk gehalte kan gebouwd worden over de jaren 1991-1994 is geen vanzelfsprekend gegeven. Niettemin is dit toch een verheugend gegeven dat dankzij de financiële steun van de Europese gemeenschap (Efro) en het Ministerie van Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap de Provincie Limburg in staat wordt gesteld dit museum te realiseren. Het bewijst in ieder geval dat er ondanks alles nog steeds aandacht bestaat voor inhoudelijke projecten die door een zekere visie gedragen worden en die de mogelijkheid in zich houden kwaliteit aan een bepaalde stad en streek toe te voegen. Dit is voor het Gallo-Romeins Museum zeker waar zowel op het vlak van de cultuurconservering als op het vlak van het cultuurtoerisme.
| |
Adressenlijst van de auteurs
Frieda Brepoels
Maastrichterstraat 144
3500 Hasselt |
|
Clemens Guido De Dijn
De Bellefroidlaan 14 Bus 27
3500 Hasselt |
|
Hubert Heymans
Leeuwerikstraat 15
3680 Maaseik |
|
Robert Nouwen
Leopoldwal 38
3700 Tongeren |
|
Robert Rombouts
Stokerijstraat 20
3500 Hasselt |
|
Jean-Pierre Swerts
Van Helmontlaan 49
3500 Hasselt |
|
|