[nummer 246]
Ten geleide
Limburg bezit een onvermoed boeiend kunst- en cultuurpatrimonium verspreid over kerken, kloosters, kastelen en schatkamers. De eigenheid ervan wordt in belangrijke mate bepaald door de wisselvalligheden van de geschiedenis van deze streek: een rijk archeologisch en vooral Gallo-Romeins verleden, een kleinschalig landelijk gebied onder grafelijk Loons en later prinsbisschoppelijk Luiks bewind en een late, grootschalige 20ste-eeuwse industrialisering.
In een eerste bijdrage schetst C.G. De Dijn, opdrachthouder monumentenzorg bij het provinciebestuur, de karakteristieken van de cultuurlandschappen in onze provincie. Bijzondere aandacht gaat naar ‘der Sitz-im-Leben’, naar de historische context waarbinnen het cultureel erfgoed nog steeds zijn verhaal vertelt.
Vanuit deze wetenschap start de kennismaking met de Limburgse musea. De lezer zal ontdekken dat het nu uitgebouwde museumlandschap van Limburg van recente oorsprong is. Niet dat deze provincie geen aandacht had voor museologie. De ontwikkelingen op dit terrein in het nog jonge Koninkrijk België brachten met zich mee dat vooral grote centra bedacht werden met musea. Hoe dan toch sedert de vorige eeuw een specifiek Limburgs museumlandschap tot stand kwam en nog steeds in ontwikkeling is, wordt in een tweede bijdrage van C.G. De Dijn behandeld. Opvallend blijft de sterke relatie met het cultuurhistorische landschap.
Tegen deze achtergrond worden een aantal museale initiatieven die door hun concept en programmatie een bijzondere plaats innemen temidden van de Limburgse musea, door diverse auteurs beschreven. H. Heymans, stadsconservator, vraagt aandacht voor de kindvriendelijke aanpak van het museumbeleid in Maaseik. J.P. Swerts, hoofd van de culturele dienst, bespreekt het belang van het Jenevermuseum voor het toeristisch-recreatieve aanbod van de stad Hasselt. Opmerkelijk omwille van de architecturale restauratie en de rol van de ‘VZW Vrienden van het Stadsmuseum’ is het Museum Stellingwerff-Waerdenhof in Hasselt dat door R. Rombouts, voorzitter van de Vrienden, behandeld wordt.
Een wat uitgebreidere voorstelling van het Gallo-Romeins Museum kan in dit themanummer niet ontbreken. Vanaf 1994 zal een totaal nieuwe museuminfrastructuur ter beschikking staan. R. Nouwen, diensthoofd, vraagt in zijn bijdrage aandacht voor de ideeën inzake museumconcept en museumwerking die de grondslag zijn van het nieuwe Gallo-Romeins Museum in Tongeren.
Dat de Provinciale Overheid op het vlak van cultuurconservering en museale voorzieningen, bijzondere inspanningen doet, beantwoordt aan de specifieke socio-culturele realiteit van de Limburgse samenleving. Eerder dan de grootstedelijke centra is de provincie als geheel het draagvlak voor het ontwikkelen van initiatieven binnen de sector cultuurconservering. Sedert het einde van de jaren zeventig is een belangrijke kentering waar te nemen. Steden als Hasselt, Maaseik, Tongeren en Sint-Truiden schenken steeds meer aandacht aan de zorg voor hun cultureel erfgoed en de uitbouw van museale infrastructuur. De toeristisch-recreatieve promotie van stad en omgeving zijn hieraan niet vreemd. Ook de Provinciale Overheid beschouwt een dynamisch opgevat cultuurtoerisme als een belangrijke hefboom voor het gemeenschapsgericht ontsluiten van cultureel erfgoed, cultuurbeleven en cultuurontwikkeling.
Frieda Brepoels, Gedeputeerde voor Cultuur