[nummer 211]
Ten geleide
Vijf jaar geleden gaf ‘Vlaanderen’ een eerste nummer Actuele Vlaamse Dichters uit, waarin een aantal dichters commentaar gaven bij een eigen en zelf gekozen gedicht. Er werd toen een beperking opgelegd in de tijd: alleen dichters die na 1960 debuteerden en ten minste twee bundels gepubliceerd hadden, werden opgenomen.
Om het beeld van de actuele Vlaamse poëzie zo volledig mogelijk te maken, zijn de grenzen in dit tweede nummer verruimd. De reacties op de gevraagde medewerking waren ook nu zeer uiteenlopend en varieerden van enthousiaste ja-woorden (‘graag wil ik het doen’, ‘het spreekt vanzelf dat ik meewerk’, ‘U mag op mij rekenen’), tot pertinente weigeringen. Motieven hiervoor waren: ‘ik heb nu geen tijd’, ‘dat is niet voor mij weggelegd’, ‘een gedicht van mezelf bespreken is iets waartoe ik me niet geroepen voel’; anderen zijn van mening dat een gedicht geen commentaar behoeft, omdat het ‘voor zichzelf spreekt als het goed is’. De redactie respecteert deze motieven, al betreurt ze dat daardoor het beeld niet zo volledig is geworden, als ze gewenst had. Minder te waarderen is het feit dat enkelen in het geheel niet antwoordden of na toezegging - en herhaalde herinnering! - niets meer van zich lieten horen. De redactie heeft ook een paar bijdragen moeten weigeren, omdat ze niet aan de opzet beantwoordden. Dat alles heeft de groei van dit nummer enigszins gestoord en ook niet toegelaten het uit te bouwen zoals het oorspronkelijk was gepland. Toch hopen we dat ook dit tweede nummer iets zal bijdragen tot een beter begrip van onze poëzie.
J. de Poortere werd bereid gevonden om een inleiding te schrijven met enkele ‘Overwegingen bij recente poëzie’. Wij danken allen zeer oprecht die door hun positieve medewerking dit nummer hebben mogelijk gemaakt. De auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdrage.
De Redactie