Isidore Meyers
In 1986 is het honderdvijftig jaar geleden dat in Buggenhout Joseph-Jan-Isidore Meyers geboren werd. Isidore Meyers zag het levenslicht op 14 februari 1836 als jongste van zes kinderen. Reeds op veertienjarige leeftijd werd hij ingeschreven aan de Academie in Antwerpen, waar hij les kreeg van Jacob Jacobs, een romantisch landschap- en marineschilder. Aanstonds bewees hij zijn uitmuntende begaafdheid op gebied van het landschapgenre.
In 1955 reisde de negentienjarige Meyers naar Parijs, de kunstenaarsstad bij uitstek, die hij gedurende drie jaar als verblijfplaats koos. Hij ontmoette er Adrien Joseph Heymans, eveneens als Meyers op zoek naar vernieuwing.
De invloed van de Franse schilderkunst van die tijd uitte zich in België enerzijds in het luminisme van Heymans en anderzijds in een zuiver pointillisme, zoals het door Theo Van Rysselberghe en Henri Van de Velde, de latere promotor van de ‘Art nouveau’, werd toegepast.
Isidore Meyers onderging in Parijs de invloed van J.B. Corot en van de School van Barbizon, genoemd naar het plaatsje nabij Fontainebleau, waar de schilders samenkwamen. Deze groep artiesten bracht een nieuw element in de landschapschilderkunst: het pleinairisme. De schilder trok de natuur in om op die manier het spel van kleur en licht en de atmosferische effecten beter te kunnen weergeven.
Zoals Hippolyte Boulenger rond de jaren zestig in Brussel een terugkeer naar de open natuur inzette en de kleine kunstenaarskolonie in Tervuren op het Salon van 1866 lanceerde als de ‘School van Tervuren’, ging Isidore Meyers in het Antwerpse de academische stelregels bestrijden. In 1861 trok hij
Isidore Meyers (1836-1916),
De witte molen in Mariekerke
doek, 149 × 198, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen.
naar de Kalmthoutse heide, waar ook Adrien Joseph Heymans geregeld werkte.
In 1862 exposeerde hij samen met Heymans en Jan Stobbaerts in de Antwerpse Philarmonie.
In Kalmthout raakte hij bevriend met Jacques Rosseels, die in 1865 Emmanuel Verhas als directeur van de Koninklijke Academie in Dendermonde opvolgde. Deze vriendschap zou aan zijn kunstenaarsbestaan een andere wending geven. Rosseels vroeg Meyers om leraar te worden aan de Dendermondse tekenschool. Geruime tijd deelden de twee kunstenaars een atelier. Zowel Meyers als Rosseels maakten van de Dendermondse Academie de motor van een ‘echte’ schilderschool. Isidore Meyers hield van reizen. Hij bezocht Denemarken, Schotland en Duitsland. In 1872 vestigde hij zich in Driegoten-Hamme, waar hij in het huwelijk trad. Na zijn huwelijk keerde hij naar zijn geboortedorp Buggenhout terug.
Samen met de schilder Frans Van Kuyck verkende hij de Scheldeboorden in de omgeving van Baasrode, Sint-Amands en Mariekerke. We kennen van hem het prachtige schilderij ‘De witte molen te Mariekerke’, bewaard in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.
Talrijke tentoonstellingen volgden elkaar op: in 1873 op het Salon in Antwerpen, in 1874 in Gent en een jaar nadien in Brussel en Dendermonde. In 1879 behaalde hij een medaille op het Antwerps Salon, maar ook in Amsterdam kon hij een gouden medaille in de wacht slepen met het doek ‘Koorddraaiers te Hamme’, bewaard in het Stadhuis in Dendermonde.
Onder impuls van Henry Van de Velde, die eveneens in de Kempen schilderde, werd in 1886 in Antwerpen de kunstkring ‘L'Art Indépendant’ opgericht, waar ook Isidore Meyers deel van uitmaakte.
In 1889 vestigde hij zich in Brussel en overleed er in 1916. Nog in 1898 werd in Dendermonde een expositie aan zijn oeuvre gewijd.
Dat de Schelde een belangrijke inspiratiebron in het artistieke werk van Isidore Meyers was, valt niet te betwijfelen. Opvallend was tevens zijn interesse voor pittoreske tafereeltjes, die hij met de meest landelijke eénvoud op doek bracht. Als matièrist kan hij tevens als typisch vertegenwoordiger van de Dendermondse School aangezien worden.
Yolande Hertsens