| |
| |
| |
Scheldeschilders in Klein-Brabant en het Land van Waas
De brug Bornem-Temse verbindt het pittoreske Klein-Brabant met het weemoedige Land van Waas. In beide regio's traden een aantal Scheldeschilders van divers talent naar voren. Sommigen hebben zich slechts occasioneel met het schilderen van de Schelde onledig gehouden. Anderen hebben zich daarentegen duurzaam in deze thematiek verdiept. Ook hier werkten, zoals elders langs de rivier, de Scheldeboorden picturaal uitnodigend.
Isidore Meyers (1836-1916) trad in contact met figuren van de School van Barbizon. In ons land gaf hij mee de stoot tot het pleinairistisch schilderen. De landschappen van deze impressionistische schilder zijn brokken natuur die hij innig lief had. Hij was niet alleen werkzaam in Kalmthout en Wechelderzande; hij schilderde ook veel in het Dendermondse en in de Durmestreek. In Driegoten-Hamme heeft hij zich trouwens gevestigd. Zijn ‘terug naar de natuur’ richtte zich tegen een al te academische conceptie. In De Schilders der Schelde stipt A.J.J. Delen aan, dat Meyers ‘de fijne tinten van de Schelde bij Mariekerke’ schilderde (p. 45). In zijn tijd een progressief georiënteerde landschapschilder, repte Isidore Meyers zich als een pre-impressionist en een impressionist. Bij hem moesten de bruingetinte schilderijen dan ook wijken voor fijne grijze - en meer bij de realiteit aansluitende - kleuren. Hij paste de techniek van het empateren van de verf toe, dus het herhaaldelijk aandikken van de materievlakken, soms ook het gebruik van zwart en het vervallen in onzuivere tonen, wat wel eens ongunstige beoordelingen uitlokte. Franz Courtens was een leerling van Meyers.
In hetzelfde werk noteert A.J.J. Delen: ‘De Brusselaar Hendrik van der Hecht (1841-1901) schilderde de Boven-Schelde met op het achterplan een gezicht op Temse’ (p. 44). Constantin Meunier (1831-1905) zag het Scheldebedrijf van een menselijke zijde. Bij de logge rompen van transatlantische schepen bewegen zich de lastdragers. A.J.J. Delen merkt op: ‘Hij wordt ook aangetrokken door de Boven-Schelde. Te Rupelmonde, het schilderachtige oude dorp, ziet hij zeilschepen aan de kade, het lossen van een schuit. En telkens weet hij er in zijn sober, maar fijn genuanceerd koloriet de juiste atmosfeer te treffen en aan het eenvoudige motief een onverwachte grootsheid bij te zetten. In deze schetsen wordt de alledaagse werkelijkheid tot iets pakkends, en geen schilder heeft van de Boven-Schelde met meer gevoel, met meer synthetische kracht, het eigenaardig karakter weten voelbaar te maken’ (p. 45).
Als schilder van het wisselende Scheldelandschap, van zeegezichten en eindeloze horizonten, van schuiten en schepen, liet Romain Steppe (1859-1927) een omvangrijk oeuvre na. Hij had iets van de rusteloosheid van het ebbende en vloeiende water in zijn bloed. Als rasechte Sinjoor - vader was een reder - bleek Romain Steppe van jongsaf vertrouwd met het spel van het eeuwig wisselende water en het drukke gedoe van de haven. Met zijn leermeester Isidore Meyers trok hij naar de Schelde in Hamme, Zandvliet en Sint-Amands. Hij stelde tentoon in Amsterdam, Boulogne-sur-Mer en in de kring ‘Als ick kan’ in Antwerpen. Zijn vroegste successen spoorden
Romain Steppe (1859-1927)
Gezicht op Sint-Amands (1883)
olieverf op doek, 40 × 53, Privé-verzameling.
hem ertoe aan vrijwel uitsluitend marines, scheepvaart en zeewezen in zijn schilderkunst te behandelen, motieven waarvoor hij vaak op stap ging. Deze man van onuitputtelijke creativiteit werd een marineschilder van betekenis. Zijn bezielende kunst maakte opgang in Amerika. Aan talrijke Duitse handelaars verkocht hij werken. Talrijke onderscheidingen vielen hem te beurt.
Als Jan Hammenecker heeft uitgeroepen: ‘wie zal mij mijn Schelde ontroven’, dan is dit perfect op Romain Steppe toepasselijk. De Schelde, die hem met al de vezels van zijn gevoelige ziel gebonden hield, leidde hem stroomopwaarts naar de Kleinbrabantse Scheldeschoonheid en stroomafwaarts naar de zee. Aan Sint-Amands was hij bijzonder gehecht. Een groot aantal jaren van zijn leven bracht hij trouwens door in Sint-Amands, waar hij in de zomer het geboortehuis van de verongelukte dichter Emile Verhaeren bewoonde. De Scheldeboorden bekoorden hem. Van Sint-Amands uit dwaalde Steppeke - zoals hij in de volksmond werd genoemd - langs de Schelde. De polders wenkten. Men ontmoette hem in Oostende en zelfs in volle zee. De Schelde- en Noordzeegezichten van Romain Steppe zitten warm en diep in de verf. Meestal zijn het impressie-stukken, want hij was een ware adept van het impressionisme. Op de achterkant van zijn schilderijen schreef hij niet zelden waar, op welke dag, op welk uur en bij welk weer ze zijn geborsteld. Hij sleet de meeste dagen voor zijn schildersezel gezeten en men heeft hem zijn enorme produktie wel eens ten kwade geduid. Toch staat het buiten kijf, dat hj een eervolle plaats inneemt in de rij van de schilders van Scheldeland en zeetafereel.
Een vermelding verdient Martien van der Loo (1880-1920), een leerling van Frans Van Leemputten aan de Academie
| |
| |
Frans De Vadder (1862-1935)
Kerkje in Mariekerke (1902)
15 × 30, Privé-verzameling.
in Antwerpen. Met talent schilderde en etste hij vele malen de Schelde vóór Antwerpen en bij Rupelmonde.
Sint-Amands en Mariekerke werden plastisch verheerlijkt door Frans De Vadder (1862-1935). Geboren in Brugge, kwam hij van zijn geboorteplaats al jong naar Antwerpen om er zijn studies te voltooien. Karel Verlat leerde hem mensen en dieren schilderen. In 1900 behaalde hij in Parijs een prijs, en een jaar later verwierf hij de grote prijs in de ‘London International Exhibition of Trade and Arts’. Net als Romain Steppe had Frans De Vadder een opgeruimde aard. Als knap landschapschilder bracht hij de natuur in al haar teerheid van kleur en vorm op het doek. De bomen, de wegen, de heide, de duinen, de rivier en de zee inspireerden hem. Hij was ingeburgerd in Sint-Amands; tweeëndertig jaar lang vertoefde hij er in bijna elk jaargetijde. Vanuit Sint-Amands verkende hij de streek van de Beneden-Schelde.
Leo Spanoghe (1874-1955) was leerling aan de Academie in Dendermonde (Jaak Rosseels, Isidore Meyers en directeur Ferdinand Willaert). Hij had de natuur lief en zijn werk is doordrongen van innig natuurschoon. Hij was een knappe tekenaar en schilderde landschappen, bos- en zeegezichten. Van zijn hand zijn er ook Scheldegezichten met palingbotters, bij zonneschijn, regen, storm, nacht. Hij schilderde in Moerzeke-Kastel, Sint-Amands, Mariekerke, Vlassenbroek en Baasrode. Zijn voorkeur ging uit naar de Schelde beneden Dendermonde, naar de rivier, de boten en het landschap uit de omgeving. Zijn oudste doeken zijn neerslachtig, wat droefgeestig. In zijn later werk is die neerslachtigheid verdwenen. De werken van Leo Spanoghe munten uit door tonalistische kwaliteiten, veeleer dan door hun kleuren. Wanneer hij een schilderij had voortgebracht, dan waren als het ware alle sporen van verf verdwenen, vergaan in diepe, blijvende tonen. Op rijpere leeftijd was hij kortstondig leraar aan de Academie in Dendermonde. Later woonde hij in Melle en in Gent, waar hij overleed.
Landschapschilder Leo (of Leon) Riket (1876-1938) was een melancholische optimist, wiens werk als een echte ‘elegie’ aandoet, vol van het innige natuurgevoel van een ‘lakist’. Deze mijmeraar en dromer voelde zich aangetrokken door ogenblikken van rust in de natuur. Zijn werken bieden veelal indrukken van idyllische kalmte of van zachte weemoed. Zonder enige geliktheid zijn zijn schilderijen dichterlijk doorvoeld. In een kritiek naar aanleiding van een tentoonstelling in de Antwerpse Zaal Wynen merkt Pol de Mont op: ‘Ik noem Rikets werk verzorgd. Ik mag gerust zeggen, dat slechts van weinigen het werk van even grote liefde getuigt als
Leo Spanoghe (1874-1955)
De oude Kaai in Sint-Amands
doek, 56 × 70, Gemeentebestuur Sint-Amands.
| |
| |
En kent gij de Schilders...
En kent gij de Schilders,
En kent gij de leutige Schilders niet?
En kent gij de Schilders,
Langs Schelde en langs velden
En kent gij de neerstige Schilders niet?
En kent gij de Schilders,
Hun hertje is maar rustig
't Helpt Liesje in 't verdriet...
En kent gij de lievende Schilders niet?
‘Uit het Scheldeland’ 1907
het zijne. Men kan van mening zijn, dat zijn cultus voor de herfst soms te eenzijdig is, maar dat de hier aanwezige herfstlandschappen niet in alle opzichten degelijk gekund zijn, kan men, zonder onbillijkheid, niet beweren... Zijn gehele natuur schijnt wars van alle vermetelheid!... Met al zijn bescheidenheid en angstvalligheid is Riket een waar artiest.’ Deze leerling van Franz Courtens aan de Academie in Antwerpen trok in de zomermaanden telkens naar een andere pleisterplaats om er te schilderen. Zo leefde en werkte hij in de jaren '10 en '20 in Hingene, dat hij in menig werk heeft vereeuwigd. Als hij de zomermaanden in Hingene doorbracht, schilderde hij ook in Weert (dat zo heerlijk ligt samengedrumd tussen de Schelde en de Oude Schelde), Bornem, Temse en Rupelmonde. Behalve in Klein-Brabant heeft Riket in Antwerpen, Zwijndrecht en Wallonië picturaal gewerkt. Hij was bevriend met Tony Van Os. De veertigste verjaardag van het overlijden van Leo Riket werd met een huldetentoonstelling in ‘De Casteleyn’ in Hingene herdacht.
Herman Broeckaert (1879-1930) beminde Vlaanderens natuur, in het bijzonder het Scheldeland. Hij bracht die natuur niet alleen op het doek over, maar hij wist dit natuurgevoel ook met innig-warme en rake woorden als het ware in gedichten te penselen. Behalve landschapschilder was hij immers ook een gewaardeerd Vlaams schrijver. Aan de Academie in Dendermonde is de in Wetteren geboren Herman Broeckaert een leerling geweest van Isidore Meyers en Ferdinand Willaert. Hij werd dan ook bij de Dendermondse schilders ingelijfd. De voorkeur van deze schilder van impressionistische landschappen ging naar de Scheldeboorden en naar de onweersatmosfeer. De landelijke rust van de streek van de Beneden-Schelde, de Rupel, de Dender en de Durme werd in zijn werk het thema van talrijke schilderijen. Hij heeft ook de Boven-Schelde en de Leie uitgebeeld. De rustige voornaamheid van zijn schilderijen - met hun veelal zachte tinten - strookte wellicht met zijn dromerige geaardheid. Bekend is het verbond dat Herman Broeckaert met Pieter Gorus sloot. Met Leo Spanoghe vormden ze in de streek een weldra befaamd trio. Geen plaats aan de Schelde waar ze niet hun schildersezel
Pieter Gorus (1881-1941)
Hooitijd in de Scheldemeersen
doek, 120 × 100, Privé-verzameling.
| |
| |
Alfred Ost (1884-1945)
Scheldegezicht in Mariekerke
Privé-verzameling.
plantten: Baasrode, Vlassenbroek, Sint-Amands, Mariekerke, Weert, Zele, Temse, Doel. Op zeker ogenblik was de vriendschap van Broeckaert met Gorus zo hecht geworden, dat ze samen gingen kluizen in een huisje aan de Schelde in Weert. Beiden schilderden er duchtig op los. Over Herman Broeckaert als Scheldeschilder citeren we een getuigenis van Jan De Schuyter: ‘Hij vindt de boorden van de machtige stroom zo schilderachtig, zo vol harmonie van tonen en tinten, bijzonder wanneer het weer grauwt, de lucht zwaar is en nat, de wolken laag hangen, 't rusteloze water zo grijs, zo griezelig grijs... Hij wil de ziel der dingen vatten en weergeven. Weet hij het, of weet hij het niet, maar in De Schelde bij slecht weer heeft hij die ziel diep-gevoeld, als met de handen getast en bijzonder goed de emotie, die hij onderging, weergegeven.’
Alfred Ost (1884-1945) was bovenal een feilloos tekenaar, die met ongemene technische bedrevenheid al wat het leven meebracht en ook zijn dromen op papier bracht. Als géén bezat hij het gevoel voor de zwart-wit orchestratie, voor de ontlading tussen tegengestelde energiebronnen. De zwart-wit fuga beheerste hij met zwier. Hij was een impulsief gedreven herschepper van leven, mens, dier en dingen om hem heen. Alfred Ost tekende en schilderde ook zijn land via de stad, de landelijke taferelen en de ontketende elementen. Alles wat iets met de Schelde te maken had, wekte zijn inspiratie. Als voorloper van de Scheldelandbescherming heeft hij als visionair in 1931 een reeks over de ‘ontheiliging van de gezegende Scheldeboorden’ gemaakt. Een orgelpunt achten we de reeks De dijkbreuk, eveneens omstreeks 1931 gesitueerd, waarin Ost groots is in zijn ongeremde visie. In die virtuoze fuga's heeft hij zich tot en met uitgeleefd. Het is een thematiek waarbij de kracht primeert, waarbij ritme en inktkoloriet iedere structuur ondergeschikt maken. In deze bewogen expressies spoelt de tachistische uitbarsting alle figuratieve elementen haast weg. We citeren Ost-kenner bij uitstek Frans Mertens in Gazet van Antwerpen van 6 september 1967: ‘De bladen over Steendorp, Rupelmonde, Burcht e.a. zijn geen idyllische evocatie van het schilderachtig streekeigen meer, wel Ostiaanse transpositie ervan. Hier zijn het architectonisch statische en het kosmische hemelgeweld componenten van de orkestratie van licht en donker... Het Ostwerk te Sint-Amands kan beschouwd worden zoals het oeuvre van Verhaeren: een hulde aan de bezielde en bezielende krachten van de Schelde - sauvage en bel Escaut.’
Als schilder van de Schelde is Tony Van Os (1886-1945) de kunstgeschiedenis ingegaan, maar behalve zijn talrijke Scheldelandschappen zijn er nog honderden portretten van hem. Bovendien wist hij op een onnavolgbare wijze het Scheldemotief met de religieuze inspiratie te laten versmelten. Zijn onderwerpen waren hoofdzakelijk aan de Schelde ontleend of hebben ergens de Schelde als achtergrond. De dorpen langs het water hebben hem voortdurend bekoord: Vlassenbroek, Sint-Amands, Mariekerke, Weert, Doel, Temse, Bornem. Hij voelde het Scheldelandschap mystiek aan. Zijn visie was innig en rustig, en ze kristalliseerde in mistige tonen. De kleur van zijn werken is inderdaad het nevelachtig grijs, kenmerkend voor de hemel boven de rivier. Niet zelden plaatste hij een vrome voorstelling binnen dat kader dat hem zo vertrouwd was - de Schelde en het omringende land. Soms doet Tony Van Os zo onwillekeurig even aan Puvis de Chavannes denken. Zoals Jacob Smits de geest van de Kempen vastlegde in zijn werk, zo zag Tony Van Os het Scheldeland van Klein-Brabant. Hij gaf de voorkeur aan het landschap van de Beneden-Schelde. Hij heeft zich ook definitief in de buurt van de
Tony Van Os (1886-1945)
Mariekerke (1917)
doek 170 × 120, Privé-verzameling.
| |
| |
Tony Van Os (1886-1945)
De vissers van Mariekerkez
Schelde gevestigd, eerst in Temse, dan in Bornem - aan de boorden van de Oude Schelde in Bornem-Sas had hij een boerenhuisje tot werkplaats ingericht, namelijk ‘De Jordaan’ - en dan weer in Temse. Hij is lid geweest van de groep ‘De Pelgrim’. Hoewel welgemoed van karakter, school er diep in deze geboren Antwerpenaar een melancholische geaardheid, die in zijn Scheldelandschappen adequaat tot uiting komt in een wazig grijs, eigen aan de rivier. De menselijke figuur en het landschap zijn bij hem dikwijls in een compositie verenigd.
Christus' lijden en dood brengt Van Os in verband met het Godsgeloof van de vissers en boeren van het Scheldeland. De Scheldekruisweg die in het kerkje van Westrode-Wolvertem hangt, wordt als zijn beste beschouwd. Hij werd besteld door zijn vriend priester-dichter Jan Hammenecker. Tot zijn mooiste werken rekent men Christus van op de dijk, predikend tot de vissers in de boot, Droeve overtocht en De Veerman. Over de gewone mens boog hij zich met mededogen neer. Zijn taferelen uit het leven van Christus die hij liet afspelen langsheen de Schelde, zijn als het ware de uitbeelding van het visioen van Jan Hammenecker, dat hij heeft verwoord wanneer hij Jezus tot de vissers of de toegestroomde menigte liet spreken vanop de kerkberm in Mariekerke. Tony Van Os wist zijn onderwerpen van binnenuit te benaderen, zonder uitbundigheid of stralende kleuren. De brede bochten van de grijze rivier, de groene dijken en de eindeloze wazige verten met aan de einders de bomenrijen, dát is zijn picturale wereld. Op 6 juni 1971 werd te zijner eer een monument, een werk van de beeldhouwer Henri Lannoye, ingehuldigd op de dijk in Bornem vlak tegenover het Sas, waardoor hij, die de rivier met een mystieke vroomheid schilderde, voor het nageslacht zal blijven voortleven.
Felix Eyskens (1882-1968) waardeerde de natuur, die hij schilderde zoals hij die zelf zag, zonder rekening te houden met een heersende kunstmode. Frisse indrukken deed hij met zwierige toets op het doek herleven. Plaatsen die rust uitstralen, trokken hem het meest aan, omdat die het meest strookten met zijn gemoed: de natuur, waarop hij veelal een brede visie ontvouwde, de waterkant, een oude stad, stemmige hoekjes, vooral ook de Scheldedijken en Klein-Brabant. Zijn zwerversaard had deze Antwerpenaar de natuur leren waarderen. In zijn los geborstelde doeken vindt men geen berekende effecten. Felix Eyskens was een virtuoos in het impressionistisch spel met oogstrelende kleuren, in het plastisch beschrijven van stemmingen. Waar hij zich waagde aan grotere composities, bereikte hij een sterke expressiviteit en kreeg zijn talent een virieler toets.
Felix Eyskens doorkruiste bijna heel Europa, maar het heimwee naar Vlaanderen haalde de bovenhand. In 1913 vestigde hij zich in Bornem, dat hij met zijn omgeving zag als een gedroomd oord om zijn talent tot volle ontplooiing te laten komen. Nog datzelfde jaar stierf zijn Ierse echtgenote en hij trok met zijn kinderen naar Antwerpen. In 1915 keerde hij echter naar Bornem weer. Hij was opnieuw gehuwd, maar de oorlogsjaren waren zwaar: de Duitsers verboden de Vlaamse schilders om in de open lucht te werken. In 1919 werd zijn huis in Bornem verkocht en vestigde hij zich in het toen nog landelijke Ranst. De periode 1925-1930 was erg vruchtbaar en met werken uit die periode nam Eyskens definitief zijn plaats in onder de goede Vlaamse landschapschilders. Hij kon echter niet aan de drang weerstaan om contact te houden met Klein-Brabant, waar hij in 1938, met enkele vrienden van Bornem, een schildersschool stichtte. Aan Hingene en Eikevliet heeft hij menig schilderij gewijd. De overstromingen van 1953 lokten hem alweer naar de Scheldestreek. Wekenlang werkte hij in het overstromingsgebied om de ramp in beeld te brengen, en vooral de strijd van de mensen tegen de ontketende natuur. Felix Eyskens heeft een donkere en een lichtere periode gekend. Hij heeft een zekere invloed van Emiel Claus en Albert Baertsoen ondergaan. Gaandeweg gingen zijn werken schitteren van kleur, zon en licht. Hij bekeek het leven liefst aan de zonnige kant, en zijn werken verraden zijn optimistische geest. In zijn landschappen treft ons de waarlijk picturale sfeer. Bornem en Klein-Willebroek organiseerden een retrospectieve van het oeuvre van Felix Eyskens.
Een innige vertolker van de Schelde vindt men in Jan De Clercq (o 1891). Afkomstig van Ekeren, vestigde hij zijn atelier in Weert, tegenover het zo schilderachtige Temse. Dagen bracht hij door met varen op de rivier, wat hem geschikt maakte voor werk buiten, langs de Schelde. Na de wapenstilstand vond hij zijn atelier in Liezele-Puurs totaal vernield. Hij bleef nochtans verliefd op de Schelde en de polders. Stilaan echter verdwenen de zeilschepen uit het Scheldelandschap. De vissersbedrijven van de oeverdorpen stierven uit. Jan De Clercq zocht naar vernieuwing en trok naar Bretagne. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende hij zijn atelier in Antwerpen te evacueren op bevel van de Duitse overheid. Hij verplaatste zijn werkterrein opnieuw naar Mariekerke, Sint- | |
| |
Amands, Puurs en Rupelmonde. Nadat zijn appartement door een V-bom was beschadigd, vestigde hij zijn atelier in Bazel-Waas. De kunst van Jan De Clercq is realistisch. Typisch zijn de fijngrijze tonaliteiten van zijn Scheldegezichten, met subtiel wolkenspel. Zijn ‘poot’ is krachtig als het water van de Schelde zélf. Zijn Scheldelandschappen hebben iets groots in hun verre zomerhorizonten en iets melancholisch in hun wazige wintergedaanten.
Victor Thonet (1885-1952) liet in Sint-Amands en in Doel de rivier op zich inwerken. Hij voelde vooral voor vergezichten waarboven witte en grijze wolkgevaarten woelen. Zijn sensibel koloristenoog speurde de subtielste nuances van licht en kleur na. Hierbij toonde hij een zekere neiging tot zwaarmoedigheid. Via voorname harmonieën van teerblauw en grijs verheerlijkte deze kunstschilder in merg en been de rivier die hem in vervoering bracht.
Voor Dis Van Raemdonck (1901-1971) was water het thema van zijn voorkeur. Waar bootsrompen opdoemden, zeilen balanceerden of masten zich verhieven, dáár voelde hij zich eerst thuis. Als zoon van het Scheldeland - het zompige gebied waar aarde, water en hemel in elkaar overgaan en waar gemeenten als Steendorp, Rupelmonde, Bazel, Kruibeke en Burcht de luidruchtige havenbedrijvigheid aankondigen - heeft hij alle facetten van de rivier geschilderd: de grijze ziltheid onder druilerige luchten en de winterse verlatenheid; de ontketende elementen bij onweer en springvloed, maar blank, bleekrood en teerblauw bij smetteloos weer. Onder alle licht en in elk seizoen bespiedde hij de Schelde. Daardoor getuigen zijn doeken nu eens van een zware dreun en dan weer van een subtiele onbepaaldheid. Het water en de naderende
Dis Van Raemdonck (1901-1971)
Onweder op de Schelde
(L. Busschaert, Parels langs de Scheldekant I, 1980).
schepen wekte hij tot intens leven. Hij trachtte het wezen van de Schelde weer te geven - slechts de trekken die er de ziel aan verlenen. De puntige rechtstreekse notitie en het voltooid schilderij hield Van Raemdonck van elkaar gescheiden. Ook de aquareltechniek lag hem best: zijn beweeglijke gevoeligheid stelde hem immers in de gelegenheid de essentie door een snelle streek te achterhalen.
Het palet van Dis Van Raemdonck was op toonwaarden afgestemd. Schijnbaar luchtig geplaatste toetsen hield hij in een sluitende architectuur bijeen. In het sommaire van die aanduidinggevende halen duiken de dingen voor ons op. Die vanuit een feilloos instinct neergestreken kleurvegen zetten een watermotief overeind, met bruggen, boten, dukdalven en gebouwen op de oever, onder weemoedige of opgetogen hemelen. Een grondige vertrouwdheid met de scheepsvormen achtte hij broodnodig. Als hij een vissersboot suggereerde, was het onvervalst een boeieraak, een hoogaars, een hengst, een jol of een tjalk. De industrie veranderde de oevers van de Schelde op heel wat plaatsen van aanschijn. Nauwlettend observator als hij was, heeft hij deze niet te stuiten invasie gevolgd, misschien wel met een tikje spijt omdat ‘wilde en onvervalste pracht’ erdoor weggevreten werd. Dé vertolker van de industriële Scheldeboorden is hij dan ook nooit geworden. De smokerige sfeer woog voor hem niet op tegen het visioen van het dromend - maar onberekenbaar - water, tegen het eeuwig zich verplaatsende wolkendek, tegen de poëzie van barken, tegen de glorieuze voorstelling van masten en raas en hun witte of bruinrode neerhangende zeilen. Het werk van Dis Van Raemdonck wordt almaar nobeler, hoe langer men ernaar kijkt en hoe langer men erbij kan dromen.
Uitermate gevoelig voor zintuiglijke indrukken, verstond Jack Godderis (1916-1971) de kunst al wat hij schilderde met de emfaze van een gloeiend koloriet bij te laden. In de schilderkunst van dit vitalistisch en soms bijna passioneel temperament heerste de kleur oppermachtig. Zijn vader was kapitein; water en varen zaten ook Jack Godderis als het ware in het bloed. In hem leefde een sterk verlangen naar evasie. Hij is de schilder van de lyrische toets, die goochelde met kleurvlammen, flarden en spetterende contouren, en dit vaak tegen veeleer vale of grijze achtergronden. De kunstvorm van olieverfschetsen op papier beheerste hij op briljante wijze.
De Schelde vertolkend, voelde Jack Godderis zich in zijn sas: met slepers, tankers en grotere schepen, en onder feestelijke luchten of hypochondrische wolkenstapels. Hij schilderde de haven 's avonds, als een dreigement. Langs de Schelde lieten de grijparmen van de industrie en de staalgrijze melodie van reservoirs hem niet onverschillig. Ook in de streek van Klein-Brabant deed hij inspiratie op voor stemmige olieverfschetsen. Bij Jan Brugmans in ‘De Veerman’ te Sint-Amands was hij een vaste klant. De Schelde en de Rupel zijn uitgangspunt van menig schilderij op doek geworden. Eén van de meest typische is Het graf van Verhaeren te Sint-Amands. Het werk van Godderis roept de gedachte op aan een moeras dat een bedorven lucht uitwasemt, maar waarop tevens verrukkelijke orchideeën groeien.
| |
| |
Tegenover Godderis' Beethoveniaans gemoed klinken de sobere kleuren en de discrete tonen van Bertha Schiltz (o 1901) als kamermuziek. Geboren in Antwerpen, kon zij moeilijk ontkomen aan de bekoring van de Schelde. Van in haar jeugd kwam zij in Bornem, en zij is dan ook vergroeid met Klein-Brabant. Emile Verhaeren, de hartstochtelijke zanger van de Schelde, kan zij nazeggen: ‘Escaut d'été, Escaut d'hiver, Escaut d'automne, tout mon être changeant se reconnaît en toi!’ In haar meestal natuurgetrouw werk, dat enigszins in de impressionistische traditie kan worden gesitueerd, brengt Bertha Schiltz de ervaren natuur via een eigen visie in beeld. Een gevoel voor opbouw kenmerkt haar werk, maar die feeling voor samenvatting doet het nochtans nooit ‘arm’ worden: er staat inderdaad niets teveel op. Van een donker palet evolueerde ze naar lichtere tinten en soepeler vormgeving. In haar onthecht werk laat Bertha Schiltz geenszins de zwaarte van de materie aanvoelen. De plastische poëzie ervan slaat op de toeschouwer over. Bovendien hoeft men nergens storende kleuren te betreuren. Bertha Schiltz puurt schoonheid uit het landschap aan de Schelde. Veelal teer, een enkele keer ook onstuimig - zoals het water. Atmosferische en structurele kwaliteiten ontdekt men volop in haar pastelschilderijen, die overigens een hoogtepunt in haar oeuvre vormen. Veelal bedient zij zich van zachte kleuren, soms ook van heldere, vreugdevolle kleuren. Altijd echter treffen de juiste kleurbuigingen, de fluwelen gamma's. Zin voor ruimte overkoepelt de werken van deze aan het Scheldeland verknochte kunstenares.
Wat de door ons behandelde regio's betreft, kan ook in de jongste decenniën nog heel wat talent in de schildering van de Schelde worden opgemerkt, in de meeste gevallen zonder al te opvallende breuk met de picturale traditie. De opgegeven censuur mogen wij echter niet al te zeer overschrijden. Bondigheid is dan ook geboden als we, om deze bijdrage af te ronden, toch nog naar enkele figuren verwijzen. De voorstellingen van Irène Battaille baden in een klankrijk en toch dromerig stemmend koloriet. Haar havens zijn met avondblauwen doortrokken. Op enige atmosferisch beklemtoonde doeken van 1965 schemert de mistige skyline van Temse achter een somptueus-wakke voorgrond. De Scheldegezichten van Staf Van Elzen zijn met Schwung in een kruimige verfdeeg geschilderd. Als hij slechts met water en lucht componeert, treft een gelijkluidende stemming van oker, grijs en reseda, die op zijn hoogst aanzwelt tot een woeliger blauw in de hemel. Schelde-inspiratie verwerkt ook Artie Van de Graaf bij voorkeur. IJle tinten zoals bleekgeel, lichtblauw en een gamma van de fijnste grijzen geven de toon aan. Op menige compositie van deze Rupelmondenaar ontdekt men een ‘opening’, een vlek waar hemel en water samenkomen. Alleen een stevige boot geeft soms een houvast in het nebuleuze klimaat. De innige rijkdom van het licht is inderdaad de hoofdkwaliteit van zijn Scheldegezichten. Met een Duitse auteur zou men kunnen verzuchten: ‘Seele des Menschen, wie gleichst du dem Wasser!’ In de schildering van Schelde, polder en Land van Waas vervagen ook bij Freddy Van Cotthem
August De Bats (1856-1937)
Zicht op Temse (1896)
Privé-verzameling, (L. Busschaert, Parels langs de Scheldekant II, 1980).
de stofferende elementen. Half versluierd en door een mistige sfeer aangevreten, worden deze motieven verdroomd opgeroepen. De slagvaardige schilderijen van Regnier De Herde van Waasmunster, de pittige Schelde-aquarellen van René Hulstaert, de tonalistisch grootse Scheldetaferelen van zijn broer Albert Hulstaert (beiden zijn Waaslanders) en de geabstraheerde beelden van de Hammenaar Roger Boutens verdienen ruimschoots een waarderende vermelding.
Wij besluiten met het schilderij Avondgeluiden (1958), dat getuigt van de speciale gemoedsgesteldheid die Pieter Nombluez op de toeschouwer overbrengt. Door de suggestie van ijle geluiden onderstreept hij in dit stemmingsbeeld de roerloze stilte van de avond. Een schipper op het dek van een aak gaat het anker laten vallen. In die duisterende wereld zien we in de verte op de dijk een verlaten Scheldedorp. Onderaan komt de hele compositie in een overhoekse punt bijeen. Voor zo'n schilderij begint men heus te dromen. Men vermoedt allerlei eenzame geruchten: het ratelen van de ketting van de schipper, het lichte geklots van het water, het kleppen van een kerkklokje, het blaffen van een hond, de schreeuw van een vogel. Het is een verstild en verzield schilderij, badend in een troebel blauw, waarbij het verschil tussen de hemel en het water slechts gradueel is. In elk geval is dit meer dan de zichtbare verschijningsvorm. Op een zuiver plastische en etherische wijze vertelt Pieter Nombluez ons iets over het Scheldelandschap.
René Turkry
|
|