Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 34
(1985)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
De Beneden-Schelde in de Schilderkunst; met een notitie over de Boven-ScheldeTal van Europese rivieren werkten inspirerend op kunstenaars. Naast de Donau, de Doubs, de Rijn, de Seine en de Theems zijn dat, wat ons land betreft, de Dender, de Leie, de Maas, de Schelde, in mindere mate ook de Amblève, de Dijle, de Nete, de Samber [die geregeld optreedt in het oeuvre van Pierre Paulus (1881-1959)] en de IJzer [geschilderd door Emile Claus (1849-1924)]. In dit artikel zal de nadruk worden gelegd op de Beneden-Schelde, van Gent tot SchelleGa naar eind1. Aardrijkskundig bekeken volgen we een weg die leidt via Gentbrugge, Destelbergen, Wetteren, Zele, Appels, tot het eerste belangrijk centrum van Scheldeschilders: Dendermonde. Van de Ros Beiaardstad gaat het over Grembergen, Vlassenbroek en Baasrode naar Buggenhout, Sint-Amands, Mariekerke, Weert, Temse, Bornem, Steendorp, Rupelmonde tot Schelle. De Schelde ontspringt niet in België, zoals men weet. Inderdaad, ongeveer 90 km van haar stroomgebied ligt in Frankrijk terwijl ca. 65 km naar de monding toe op Nederlands grondgebied moet gesitueerd worden. Toch is de Schelde in de eerste plaats een Belgische rivier (200 km). Haar bronnen bevinden zich in de hoogvlakte van Saint-Quentin, op 95 m hoogte, nabij de Franse gemeente Le Catelet. Ze stroomt noordwaarts in een nogal diep ingesneden vallei. Tussen Denain (iets ten zuiden van Valenciennes) en Doornik (de eerste
Jan I Breughel (1568-1625),
Gezicht op Schelle aan de Schelde (1614) paneel, 52 × 90,5, Kunsthistorisch Museum Wenen. belangrijke Belgische stad aan haar oevers) beschrijft ze een brede meander. Op Frans grondgebied telt ze vier bijrivieren: Sensée, Selle, Scarpe en Hene. Ter hoogte van Condé-sur-l'Escaut ontvangt ze het kanaal Pommeroeul-Condé. In Bléharies bereikt de rivier België, waar ze volgende bijrivieren zal ontvangen: Rhosnes, Zwalm, Leie, Dender, Durme en Rupel. Vanaf Gentbrugge, waar de rivier 65 m breed is, gaat het oostwaarts langs Dendermonde (100 m breed) tot Baasrode om tenslotte om te buigen in noordoostelijke richting naar Antwerpen (breedte 450m). Via de Westerschelde (Nederland) gaat het zeewaarts. Hydrografisch maakt men onderscheid tussen de Boven-Schelde (tot Gentbrugge) en de Beneden-Schelde (vanaf Gentbrugge, met een gedeelte Zeeschelde vanaf Rupelmonde). De Beneden-Schelde is onderhevig aan getijden. Stroomafwaarts, vanaf Sint-Amands, wordt het water brak. Historisch gezien heeft de Schelde een belangrijke rol gespeeld in de Europese cultuur. Van de negende tot de zestiende eeuw vormde ze de grens tussen Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk. Aan haar oevers ontwikkelden zich de vorstendommen Brabant, Henegouwen en Vlaanderen. In de late middeleeuwen was de rivier een vitale zenuw voor de verspreiding van de Scheldegotiek, een regionale bouwstijl, tot bloei gekomen in de eerste helft van de dertiende | |
[pagina 267]
| |
eeuw en waarvan typische voorbeelden kunnen bewonderd worden in Doornik, Oudenaarde en Gent. Zeker vermeldenswaard is de Gentse Sint-Baafsabdij, gegroeid uit het ca. 630 gestichte Gandaklooster, ontstaan aan de samenvloeiing van Schelde en Leie. ‘Gent’ is zelfs een Keltisch toponiem dat ‘monding’ of ‘samenvloeiing’ betekent. Kort daarna, enkele honderden meters verder aan de Schelde, werd een tweede monasterium opgericht, genaamd Blandinium (de latere Sint-Pietersabdij). Ernstige economische problemen ontstonden ná 1585 bij de sluiting van de Scheldemonding door de Verenigde Provincies. Veel later pas, ten tijde van de Franse Revolutie, werd ze heropend. In 1815 kreeg de rivier haar Internationaal Statuut en alle problemen voor de ontwikkeling van de scheepvaart op de Schelde werden uit de weg geruimd in 1863, bij de afkoop van de Scheldetol door België. Een aantal steden en gemeenten, gelegen langs de rivier (Scheldewindeke uitgezonderd), dragen haar naam: Schelderode, Schelle, Schellebelle. Van 1795 tot 1815 was er een Frans Departement van die naam. Dit omvatte het oostelijk deel van het graafschap Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Toen het Departement de huidige provincie Oost-Vlaanderen werd (1815), werd Zeeuws-Vlaanderen er van afgescheiden. Destijds (1919-1923) was er een dagblad De Schelde [hoofdredacteur Pol De Mont (1857-1931)] waarin, kon het overigens anders, tal van Scheldeschilders ter sprake kwamen. Beroemde kunstenaars lieten zich inspireren door de Schelde. Recent waren dat Eugène Boudin (1824-1898) (De Schelde, bocht van Austruweel in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel), Georges Braque (1882-1963) (De haven van Antwerpen, National Gallery of Canada, Ottawa), Johan Barthold Jongkind (1819-1891), De haven van Antwerpen, 1867, Kunsthandel Pieter A. Scheen, Den Haag (1983) en Theodore Van Rysselberghe (1862-1926) (Zeilboot op de Schelde, 1892, verzameling Mr. & Mrs. Arthur G. Altschul, New York). Maar ook in het verleden hebben eersterangsmeesters de Schelde getekend, gegraveerd, geschilderd en zelfs gebeeldhouwd. Enkele voorbeelden: Hans Bol (1534-1593) tekende ca. 1575 de Haven van Antwerpen (12,8 × 40,5 cm, Londen, British Museum); Jan I Breughel (1568-1625) schilderde in 1614 een Gezicht op Schelle aan de Schelde (paneel, 52 × 90,5 cm, Wenen, Kunsthistorisches Museum); beroemd zijn de Geketende aapjes aan de Schelde (paneel, 20 × 23 cm, 1562, Berlijn, Staatliche Museen Preussischer Kulturbesitz) van Pieter I Bruegel (ca. 1525-1569); Abraham De Bruyn (1540-1587) is auteur van een gravure die werd uitgegeven ter gelegenheid van de Blijde Intocht van de Hertog van Alençon in Antwerpen anno 1582 (29,5 × 39,5 cm, Antwerpen, Museum Plantin-Moretus), met daarop duidelijk de Schelde; Albrecht Dürer (1471-1528) tekende de Haven van Antwerpen (21,3 × 28,3 cm, 1520, Wenen, Albertina); Joris Hoefnagel (1542-1600) signeerde de ets Winter op de bevroren Schelde te Antwerpen (33,5 × 48,5 cm); Constantin II Huyghens (1628-1697) maakte in 1676 een tekening
Pieter Van de Velde (1634-nà 1687)
Gezicht op Antwerpen aan de Schelde doek, 82 × 121 van Valenciennes (12,6 × 21,6 cm, Berlijn, Staatliche Museen Preussischer Kulturbesitz) - Valenciennes, zoals men weet, de belangrijkste Franse Scheldestad; Jan Matsys (1509-1575), de zoon van Quinten, schilderde Flora met gezicht op Antwerpen en de Schelde (paneel, 113 × 113 cm, 1559, Hamburg, Kunsthalle) en de anonieme Meester van de Morrisontriptiek realiseerde ca. 1500 een Aanbidding der Wijzen (met de Schelde op de achtergrond; paneel, 178 × 110 cm, Philadelphia, John G. Johnson Collection). Verder zijn daar Pieter Van de Velde (1634-ná 1687) met een Gezicht op Antwerpen aan de Schelde (doek, 82 × 121 cm, Antwerpen, Campo, 1965) en Lucas Van Valckenborch (ca. 1530-1597) met een Gezicht op Antwerpen in de sneeuw (paneel, 42,5 × 63,5 cm, 1590?, Frankfort, Städelsches Kunstinstitut) met pendant De bevroren Schelde (gedateerd 1590, zelfde museum). Aan Sebastiaan Vrancx (1573-1647) danken we een 1622-gedateerde Winterscène bij de werf te Antwerpen (paneel, 58,5 × 113 cm, Amsterdam, Rijksmuseum); Hans Vredeman de Vries (1527-1606) schilderde een Allegorie op de overgave van Antwerpen op 17 augustus 1585 (doek, 155 × 216 cm, Antwerpen, Stadsarchief), waarop we duidelijk de Schelde herkennen; Jan Wildens (1586-1653) tenslotte realiseerde een indrukwekkend Gezicht op de rede van Antwerpen (doek, 194 × 370 cm, 1631, Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België). Uiteraard denken we tevens aan de anonieme meesters en wijzen ter illustratie op het zestiende-eeuwse Gezicht op Antwerpen vanaf het Vlaams Hoofd (paneel, 107 × 180 cm) in het Antwerpse Steen. Dan zijn er nog de Scheldekaarten, de plattegronden (vooral van Antwerpen), o.a. een Gezicht op de Antwerpse haven (houtsnede, 53 × 220 cm, 1515), de grote kaart van Virgilius Boloniensis (120 × 260 cm, 1565) en de 1568-gedateerde houtsnede van Pauwels | |
[pagina 268]
| |
Van Overbeke (23,8 × 47,5 cm). Befaamd zijn ook de allegorische voorstellingen van Scaldis, te illustreren met Abraham Janssens (1575-1632?) - Scaldis en Antverpia (paneel, 174 × 308 cm, 1610, Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten) - en Erasmus II Quellinus (1607-1678) [de tekening Francesco de Moura gekroond door Mercurius en Pallas (51,2 × 34 cm, 1665, Londen, British Museum) waarop we vier riviergoden herkennen: Donau, Doubs, Rijn, Schelde]. Zoals blijkt heeft vooral de stad Antwerpen, waar al in de renaissanceperiode een schilderschool bestond, veel Scheldeschilders opgeleverd. In de negentiende eeuw waren dat Maurice Blieck (1876-1922), René Bosiers (1875-1927), Paul-Jean Clays (1817-1900), Ferdinand I De Braekeleer (1792-1883), Hendrik De Braekeleer (1840-1888), Louis de Burbure (1837-1911), Edgar Farasyn (1858-1938), Jules Guiette (1852-1901), Maurice Hagemans (1852-1917), Frans Hens (1856-1928), Charles Kuwasseg (1838-1904), Egide Linnig (1821-1860), Charles Mertens (1865-1919), Joseph Moerenhout (1801-1874), Robert Mols (1848-1903), Joseph Pauwels (1819-1876), Evert Pieters (1856-1932), Hendrik Schaeffels (1827-1904), Jan Van Beers (1852-1927), Hermanus Van Brussel (1763-1815), Piet Verhaert (1852-1908) en Isidore Verheyden (1848-1905). Voor de twintigste eeuw zijn dat Richard Baseleer (1867-1951), Irène Battaille (o 1913), Leo Bervoets (1892-1978), Jan Claessens (1879-1963), Julien Creytens (1897-1972), Aloïs De Laet (1866-1949), Pieter De Mets (1880-1965), Karel De Posson (1889-1960), Jos De Swerts (1890-1939), Hubert De Vries (o 1899), Emile Gastemans (1883-1956), Jack Godderis (1916-1971), Gerard Jacobs (1865-1958), Marcel Jefferys (1872-1924), Floris Jespers (1889-1965), Raphaël Lagye (1862-1952), Isidore Opsomer (1878-1967), Alfred Ost (1884-1945), Willem Paerels (1878-1959), Louis Peeters (1876-1964), Victor Thonet (1885-1952), Walter Vaes (1882-1958), Alfons II Van Beurden (1878-1962), Eugène Van Mieghem (1875-1930) en Oscar Verpoorten (1895-1948). Omdat het in de bedoeling lag het Scheldegebied op te delen in een aantal geografische segmenten stelden zich wel enkele problemen. Zo is het niet altijd makkelijk te bepalen welk ‘fragment’ van de rivier door kunstenaars werd geviseerd. Nu mogen we wel stellen, bijvoorbeeld, dat de van La Louvière afkomstige Taf Wallet (o 1902) in de omgeving van Antwerpen zijn Grijs weer op de Schelde (paneel, 50 × 65 cm, 1952; Campo, 1966) realiseerde (hij gaf er les aan het Hoger Rijksinstituut). Problematischer wordt het met Guillaume Vogels (1836-1896), van wie we een Scheldearm bestudeerden. Hoewel we zeker weten dat de kunstenaar in Temse werkte (infra) wijst niets erop dat ook dit tafereel er werd geschilderd. Om de vraagstelling daaromtrent af te ronden wijzen we op een vijftal problematische Scheldegezichten van min of meer bekende kunstenaars: Charles Boland, Op de Schelde (doek, 27 × 43 cm, 1889; Campo, 1967); Louis Clesse (1889-1961), Scheldegezicht (paneel, 54 × 65 cm; Campo, 1980); Auguste Musin (1852-1920), Prille ochtend op de Schelde (doek, 50 × 66 cm; Campo, 1978); Johan-Adolph
Louis Clesse (1889-1961)
Scheldegezicht paneel, 54 × 65. Rust (1828-1915), Boten op de Beneden-Schelde (doek, 41 × 62 cm; Campo, 1965) en Henri Schouten (1864-1927), Aan de Beneden-Schelde (doek, 60 × 90 cm; Campo, 1973). Kunsthistorisch gezien gaat onze belangstelling in de eerste plaats uit naar Dendermonde, bakermat van de befaamde Dendermondse schilderschoolGa naar eind2 en geestelijk centrum van de Oostvlaamse Scheldeschilderkunst. We beginnen nochtans met Doornik,Ga naar eind3 dat in de vijftiende eeuw tot een kunststad van wereldformaat was uitgegroeid. Met eersterangsfiguren als Jacques Daret, die er in 1406 vrijmeester werd (en, ook al toevallig, het levenslicht aanschouwde in een andere Scheldestad, Valenciennes); Robert Campin (die er overleed) en last but not least Rogier Van de Weyden die er ca. 1399/1400 werd geboren. Onder de overige Doornikse groten onthouden we Theobald Michau (1676-1765), Piat Sauvage (1744-1818) en Louis Gallait (1810-1887). We verliezen evenmin uit het oog dat de grondlegger van de School van Tervuren, Hippolyte Boulenger (1837-1874), van Doornik afkomstig is. Wat kunnen we verder vertellen over Doornik en de Scheldeschilderkunst? Zeker weten we dat Jean-Baptiste De Jonghe (1785-1844) de streek exploreerde, bewijze daarvan een Omgeving van Doornik (doek, 130 × 157 cm) in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel (inv. nr. 68) en dat Doornikse kunstenaars als Lucien Dasselborne (1873-1952), Eugène Devaux (1822-1914), Roméo Dumoulin (1883-1944), François Lecomte (1846-1921) en Louis Pion (1851-1934) erScheldetaferelen realiseerden. In marge wordt hierbij aangemerkt dat de stad | |
[pagina 269]
| |
vooral befaamd is om haar historie- en portretschilders, minder om haar landschapschilders. Toch willen we specifiek wijzen op een werkje van Alexandre Houzé (1837-1908), Boorden van de Schelde (doek, 27 × 35 cm) in het Musée des Beaux-Arts in Doornik (cat. nr. 332). Een volgende stap leidt naar Oudenaarde, ontstaan als aanleg- en overslagplaats aan de Schelde. De stad van Adriaan Brouwer (1605/06-1638), van wandtapijten en van de kerk van Onze-Lieve-Vrouwe-van-Pamele (1235-1268), het sierlijkste en gaafste gebouw in Scheldegotiek. Oudenaarde, met pittoreske fusiegemeenten als Ename (waar in 1063 de Sint-Salvatorabdij werd gesticht) en Eine, waar kunstschilder Ernest Van den Driessche (1894-8 april 1985) carrière maakte. In de zeventiende eeuw leefde en werkte in Oudenaarde de schilder Simon de Pape (1623-1677). Veel later zouden Octave Soudan (1872-1948) en Jules Boulez (1889-1960) er naam verwerven, niet als Scheldeschilders echter. Het is trouwens opvallend hoe weinig de Boven-Schelde de kunstenaarswereld wist te boeien (dit totaal in tegenstelling tot de Beneden-Schelde). Gelukkig vereeuwigden ‘buitenstaanders’ er de Schelde: de Dendermondenaar Theophile Bogaert (1850-1900), de van Düsseldorf geboortige Ketty Gilsoul-Hoppe (1868-1939) en haar echtgenoot Victor Gilsoul (1867-1939). Gavere is vooral bekend omdat de Gentenaars daar op 23 juli 1453 een nederlaag moesten incasseren tegen Philips de Goede. In Gavere bevinden zich nog enkele pittoreske Scheldemeanders. Ook telt het gebied méér dan 20 km Scheldevallei. Wie kent verder niet de ‘stuw’ aan de Boven-Schelde in Asper (Asper is een deelgemeente van Gavere) waar de ‘schotbalken’ af en toe worden opgehaald? De in Gavere geboren Rodolphe De Saegher, een leerling van de Gentse academie, realiseerde er een Scheldegezicht (pastel, 65 × 72 cm; Campo, 1963).
Theophile Bogaert (1850-1900)
Gezicht op de Schelde Olieverf op doek, 30,5 × 44,5, Stadhuis Dendermonde.
Pierre-François De Noter (1779-1842)
Gezicht op de Schelde en de Sint-Baafskathedraal te Gent paneel, 51,5 × 69, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen. Toch wordt het pas interessant vanaf Gent. De Schelde stroomt Gent binnen langs de Monnikenkaai, gaat via de Blandijnberg (waar we de Onze-Lieve-Vrouwe-Sint-Pieterskerk zien) en verdwijnt tussen de huizen. Dan verschijnt ze opnieuw, zij het dan onopvallend, en ‘ontvangt’, aan de Sint-Baafsabdij, de Leie. ‘Onopvallend’ inderdaad en dat was Emile BruylantGa naar eind4 al opgevallen: ‘l'Escaut est soumis à de véritables humiliations; c'est à peine si l'on en tient compte, il ne sert presque à rien, la Lys le supplante partout’. Kan het opzien baren dat de Arteveldestad maar weinig Scheldeschilders leverde? Het is trouwens algemeen geweten dat de Gentse schilderschool zich vooral rond de Leie groepeerde. Toch kunnen we verwijzen naar enkele typische Scheldegezichten. Pierre-François De Noter (1779-1842) realiseerde een Gezicht op de Schelde en de Sint-Baafskathedraal te Gent (paneel, 51,5 × 69 cm, Gent, Provinciebestuur) (fig. 4) alsook een Gezicht op de Schelde en de Sint-Pietersabdij te Gent (paneel, 41 × 57 cm, Gent, Oudheidkundig Museum van de Bijloke, inv. nr. 698). François Boulanger (1819-1873) was een verheerlijker van Gent en schilderde af en toe de Schelde in de binnenstad. Net als Emmanuel Vierin (1869-1954), de vroegere directeur van de kunstacademie van Kortrijk, die zich even graag liet inspireren door Gentse kanalen en rivieren. Verder noteren we Scheldegezichten van de Gentenaars Albert Baertsoen (1866-1922), Louis De Martelaere (1819-1904), Ferdinand Willaert (1861-1938) en zelfs van César De Cock (1823-1904), cf. een Scheldegezicht (paneel, 60 × 74 cm; Campo, 1967). In het Museum voor Schone Kunsten in Gent bevindt zich een Scheldegezicht van Georges Buysse (1864-1916). Van Piet Lippens (1890-1980) kennen we een | |
[pagina 270]
| |
Gezicht van de Schelde te Ledeberg (doek, 55 × 86 cm; Campo, 1975). Ook al het vermelden waard is een achttiende-eeuws Scheldetafereel van een anoniem Gents meester: het Kasteel Van Goethem aan de Schelde terelbekeGa naar eind5. Eens Gent voorbij krijgt de Schelde opnieuw allure. In Destelbergen (met deelgemeente Heusden) wordt men geconfronteerd met een schitterend beemdlandschap in de Scheldevallei. Destelbergen, kastelengemeente bij uitstek (Notax, Crabbenburg, Te Lande, Succa, Ter Meeren, Van Acker en, op de grens, Achtendries) bestaat geomorfologisch uit twee zones: het noordelijk deel, met zandruggen afgewisseld met zwakke depressies, en het iets lager gelegen zuidelijk deel, behorend tot de alluviale Scheldevallei. De Schelde is er uiterst schilderachtig, vooral in Heusden, waar we aan de boorden overblijfselen vinden van de abdij Nieuwenbos (1247-1579).
Gentse School, 18de eeuw
Kasteel Van Goethem aan de Schelde te Merelbeke. We gaan verder richting Dendermonde maar moeten eerst langs Wetteren, in het grensgebied van zandig en zandlemig Vlaanderen. De stad van geschiedschrijver Jan Broeckaert (1837-1911), vader van Herman (die thuishoort in de Dendermondse schilderschool en verder ter sprake komt). In de Wetterse Scheldevallei bevinden zich enkele pittoreske waterplassen, de Meerkens, alsook de zogenaamde Oude Schelde (een afgesneden meander). Edmond De Schampheleer (1824-1899) realiseerde er anno 1886 een Gezicht op de Schelde (doek, 150 × 250 cm). Illustratief noemen we ook nog het landelijk Scheldedorp Schellebelle (een deelgemeente van Wichelen), waar Emile Sacré (1845-1922) zijn Onweer over Schellebelle (doek, 70 × 80 cm; Campo, veiling 112) conterfeitte. Zele, net vóór Dendermonde, gelegen aan Schelde en Durme, mag zich beroemen op een pantheon nationaal bekende kunstenaars. We denken in de eerste plaats aan Jan-Joseph De Loose (1770-1849) en Basiel De Loose (1809-1885), deze laatste een van de bekendste romantische Belgische schilders. Heden zijn dat vooral André Bogaert (o 1920), Marcel Van Driessche (o 1925; de man van de Durme) en de opkomende Theo Pensaert. De Schelde werd er in beeld gebracht door etser Romain Malfliet (o 1909): Schelde te Zele en Zele-Dijk, hoogwater. Centraal in onze bijdrage staat Dendermonde, gelegen aan de samenvloeiing van Dender en Beneden-Schelde, in zandig Vlaanderen. Een groot gedeelte van de oppervlakte, o.a. de Sint-Onolfspolder, maakt deel uit van de alluviale valleien van Dender en Schelde. De Dendermonding, samen met de hoger gelegen zandlemige rug in genoemd alluviaal gebied, was bepalend voor de stedelijke nederzetting. Door zijn ligging was Dendermonde vanouds een trefpunt van wegen (Aalst, Brussel, Gent, Mechelen, het veer op de Schelde naar het Land van Waas). Belangrijke kunstenaars hebben er geleefd en gewerkt (vooral vanaf de negentiende eeuw): Franz Verhas (1827-1894), Jan Verhas (1834-1896), Isidore Meyers (1836-1916), Jacques Rosseels (1828-1912), Franz Courtens (1854-1943)Ga naar eind6, Louis Jacobs (1855-1929), Theophile Bogaert, Leo Spanoghe (1874-1955), Herman Broeckaert (1878-1930), Pieter Gorus (1881-1941) en Piet Gillis (1887-1965). Dendermonde werd in 1977 uitgebreid met de gemeenten Appels, Baasrode, Grembergen, Mespelare, Oudegem, Schoonaarde en Sint-Gillis-Dendermonde. Het lijkt in alle opzichten aangewezen om de verschillende deelgemeenten afzonderlijk onder de loupe te nemen. Ze hebben immers allemaal wel iets te bieden op het vlak van de Scheldeschilderkunst. En we beginnen met Appels. Appels, tussen de Beneden-Schelde en de Dender, in het overgangsgebied van zandig en zandlemig Vlaanderen, is een der schilderachtigste oorden van Groot-Dendermonde. Geomorfologisch bestaat het gebied uit drie zones, met name een zandlemig gedeelte in het noorden, een stuifzandrug in het zuiden en de alluviale Schelde- en Dendervallei. De rechttrekking van de Dender (in 1978 voltooid) scheidt Appels, en ook Oudegem, nagenoeg van de Dendermondse agglomeratie. Appels is de gemeente van kunstschil- | |
[pagina 271]
| |
Louis Jacobs (1855-1929)
Appels veer olieverf op doek, 75 × 136, Privé-verzameling. der Louis Jacobs en van Piet Gillis. Een aantal Scheldegezichten van hen werden gereproduceerd in De Dendermondse Schilderschool (afbn. 157, 158, 162, 271, 277, 281, 322). Naast uitstekende gezichten op Appels Veer [De Dendermondse Schilderschool, p. 31, afb. 21; De Bruyn-Stroobants, op. cit., p. 30, afb. 14] had de dichter-uitvinder-schilder Louis Jacobs ook de Dendermondse Sint-Onolfsdijk (De Dendermondse Schilderschool, p. 124, afb. 158) op zijn repertoire.
Albert Bartsoen (1886-1922) Aken onder de sneeuw (1901) olie op doek, 140 × 192, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel.
De Sint-Onolfspolder, zoals hoger aangestipt, behoort tot de alluviale vlakten van Dender en Schelde. Oudegem, buurgemeente van Appels, wordt gekenmerkt door een matig golvend landschap. Gelegen aan Dender en Schelde bevindt het zich op de overgang van zandig naar zandlemig Vlaanderen. Als kunstenaarsdorp geniet Oudegem nationale faam, vooral dankzij Justus de Harduwijn (1582-1636) maar ook met een aantal andere schrijvers, namelijk Johanna Desideria Courtmans-Berchmans (1811-1890), kanunnik Dr. Franz De Hovre en Jef Scheirs, auteur van de ‘Filosoof van Haeghem’, een boek dat via de televisie enorme weerklank heeft gevonden. Dendermonde is het onmiskenbaar centrum in het door ons bestudeerde gebied. Daar werkten, naast voornoemd pantheon kunstenaars, Albert Baertsoen - auteur van een Dender te Dendermonde (De Dendermondse Schilderschool, p. 134, afb. 171) -; Valerius De Saedeleer (1867-1941), die ook in Hamme en in Bornem schilderde; en Adrien-Joseph Heymans (1839-1921). Ook Ferdinand Willaert, die op 5 augustus 1901 als opvolger van Jacques Rosseels werd aangeduid voor het directeurschap van de Dendermondse kunstacademie, liet zich inspireren door de Schelde en de kaaien in Dendermonde. Bekend is zijn Dender te Dendermonde (De Dendermondse Schilderschool, p. 187, afb. 232). Het was in de Ros Beiaardstad dat onder impuls van Rosseels een kunstschool van nationaal niveau werd uitgebouwd. Boeiend is wel dat zowat alle vertegenwoordigers van deze school de Schelde als thema behandelden. Van Isidore Meyers, de belangrijkste, kennen we een Lente bij de Scheldebeemden (paneel, 23,8 × 34,5 cm) in het Stadhuis in Dendermonde (inv. nr. 1084); een Gezicht op de Schelde (paneel, 12,5 × 21,5 cm) in Gents privébezit en tal van andere Scheldegezichten waarvan enkele gereproduceerd werden in De Dendermondse Schilderschool (p. 77, afbn. 86, 87, 90). Adrien-Joseph Heymans is de auteur van een Beneden-Schelde (doek, 98 × 145 cm) in het Stadhuis in Dendermonde (inv. nr. 1087) en van Theodore Baron (1840-1899), met Heymans te rekenen tot de Dendermondse schilderschool, bestudeerden we een Scheldearm (doek, 50 × 100 cm) in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel (inv. nr. 3575) plus een Boten op de Schelde (paneel, 30 × 40 cm; Campo, 1980). Het was aan de Dendermondse kunstacademie dat Franz Courtens en Louis Jacobs in 1873 eerste prijzen behaalden. Franz Courtens, ongetwijfeld de bekendste vertegenwoordiger van de Dendermondse schilderschool, realiseerde tal van Scheldegezichten. We vermelden ter illustratie Grijs weer op de Schelde in het Stadhuis in Tienen en Boten op de Schelde (paneel, 38 × 52 cm; Campo, 1966). De impakt van Courtens was groot, o.m. op Tony Van Os (1886-1945), die verder ter sprake komt, op Felix Eyskens (1882-1968), Arthur Locufier (1871-1915), Joseph Tilleux (o 1896), Victor Gilsoul - auteur van een Oude Vest te Dendermonde (doek, 46 × 55 cm; Campo, 1974) -, en Paul Kühstohs (1870-1898), een van onze meest getalenteerde negentiende-eeuwse marineschilders | |
[pagina 272]
| |
Isidore Meyers (1836-1916)
Gezicht op de Schelde paneel, 12,5 × 21,5, Privé-verzameling. (zie De Dendermondse Schilderschool, p. 115, afbn. 143, 144). Van Alfred Verwee (1838-1895), die graag met Courtens werkte in de Dendermondse regio, kennen we een Scheldegezicht (doek, 126,5 × 176,5 cm, 1880) in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel (inv. nr. 3529). De jonggestorven César Beeckman (1864-1892), van wie een Scheldegezicht (doek, 99 × 64 cm) wordt bewaard in het stadhuis in Dendermonde (inv. nr. 1053), was anno 1879 primus bij Isidore Meyers aan de Dendermondse kunstacademie. Een raskunstenaar was Theophile Bogaert, in 1884 secretaris van de Bestuurscommissie van de kunstacademie en een der opvallendste verheerlijkers van de Schelde (van Oudenaarde tot Doel). Hij is nog altijd een fel onderschat vertegenwoordiger van de Dendermondse schilderschool. In het Stadhuis in Dendermonde bevindt zich zijn Gezicht op Doel (paneel, 20,5 × 32,5 cm; inv. nr. 1080), waarop we op het voorplan de Schelde, erachter de Scheldedijk en de stenen windmolen van Doel herkennen. Zijn Schelde vóór Dendermonde (doek, 56,4 × 98,5 cm), eveneens in het Stadhuis aldaar (inv. nr. 1133) toont een gezicht op de Schelde, vanaf de oever in Grembergen, met de versterkingen, de Veerbrug en de Dendermonding (De Dendermondse Schilderschool, p. 121, afb. 153). We schrijven 1896: in de archieven van de Dendermondse kunstacademie vinden we de namen terug van een tweede generatie pleinairisten: Leo Spanoghe, Jan Maes (1876-1974), Herman Broeckaert en Pieter Gorus. Hen belichten we in een volgende paragraaf, gewijd aan Vlassenbroek. Vooralsnog stippen we aan dat de Ros Beiaardstad kunstenaars aantrok die geen affiniteiten vertoonden met de plaatselijke schilderschool: bijvoorbeeld Paul Leduc (1876-1943), auteur van een Bruggetje te Dendermonde (paneel, 32 × 44 cm; Campo, 1979) en John Gerard, van wie we een vrij indrukwekkend Gezicht te Dendermonde (doek, 80 × 100 cm; Campo, 1967) te zien kregen. Tevens dient opgemerkt dat de Antwerpse romanticus Franz Vinck (1827-1903) les gaf aan de Dendermondse kunstacademie. Intussen lijkt het nuttig iets te vertellen over de School van Kalmthout, al was het maar omdat de grondleggers van de Dendermondse school aanvankelijk in de Kalmthoutse heide schilderden. Hoe kon het ook anders: het Kempenland is gevarieerd, poëtisch, nostalgisch, mysterieus en groots (interessant genoeg dus om onrustige kunstenaarszielen te bekoren). De Kempen zijn uitgebreid en beslaan een gebied tussen Schelde en Maas. Vroeger overstroomde dit gebied bij hoog water en lange tijd heeft men daartegen gestreden. Dit verklaart dan ook de aanwezigheid tot heden van duinen midden de heide en de sparrebossen [zie bijvoorbeeld Theodore Verstraete (1851-1907), Duinen te Kalmthout (doek, 45 × 80 cm), Doornik, Musée des Beaux-Arts, cat. nr. 634) en Theodore Baron, Duinen te Kalmthout (doek, 50,5 × 100 cm) in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel, inv. nr. 3577]. Langs de Antwerpse Schelde echter ziet het gebied er heel anders uit. Polders komen er in de plaats van duinen, gronden die al heel vroeg tegen overstromingen beschermd werden door dijken en kanalen. Deze polders strekken zich uit van Antwerpen naar Zandvliet en van Lillo naar Kapellen. Ze bieden een monotoon uitzicht. Van Kalmthout naar Brasschaat, vervolgens naar Westmalle, Herentals (over Wechelderzande) strekt zich een gebied uit van heide, uitsluitend onderbroken door sparrebossen. Grote moerassen treft men aan in het noorden, waar de Kempen dan ook een zeer desolaat uitzicht krijgen (vergelijk Adrien-Joseph Heymans, Kempische heide, De Dendermondse Schilderschool, p. 81, afb. 96). De grondleggers van de Dendermondse school beoefenden daar het pleinairisme, in navolging van de School van Barbizon in Frankrijk. Nu
Franz Courtens (1854-1943)
Visserssloepen olieverf op doek, 33 × 55, Privé-verzameling. | |
[pagina 273]
| |
Leo Spanoghe (1874-1955)
Mosselschuiten op de Schelde Olieverf op doek, 65 × 47, Privé-verzameling. zou het heel ver leiden om de voornaamste Kempenschilders te citeren hoewel men de volgende namen toch maar moeilijk over het hoofd kan zien: Willem Albracht (1861-1922) met een Kalmthoutse heide (paneel, 21 × 26 cm; Campo, 1966); Richard Baseleer (toch in de eerste plaats een man van de Schelde) van wie we een Gezicht op Wechelderzande (paneel, 24 × 32 cm; Campo, 1967) aanhalen en die net als Albracht in Kalmthout verbleef; Florent Crabeels (1829-1896) met een zeer typische Kermis te Wechelderzande (doek, 49 × 65 cm; Campo, 1965); Aloïs De Laet met een Heide te Kalmthout (doek, 91 × 127 cm; Campo, 1962); Franz De Vadder (1862-1935) met een indrukwekkende Duinen te Kalmthout (doek, 90 × 170 cm; Campo, 1967); Lodewijk-Juliaan Fuchs (1814-1873), die in Kalmthout werkte maar ook vele landschappen schilderde in de omgeving van Antwerpen en aan de boorden van de Schelde (voorbeelden daarvan in de Cat. Mus. Antwerpen, op. cit., p. 174); Victor Thonet met een Gezicht te Kalmthout (doek, 39 × 49 cm; Campo, 1962); Henri Van de Velde (1863-1957) met een 1889-gedateerde Kerk van Wechelderzande (tekening, 26 × 20 cm; Campo, 1975) en Jacques Rosseels met, achtereenvolgens, een Moereind te Wechelderzande (doek, 80 × 144 cm) in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 1326) en een Gezicht te Wechelderzande (doek, 36 × 60 cm; Campo, 1967). Om te vervolgen mag men gerust stellen dat vele vertegenwoordigers van de Dendermondse schilderschool, vooral dan de tweede generatie, in Vlassenbroek hun eerste lessen ‘natuurschilderen’ kregen. De natuur is er overigens prachtig en het Sint-Gertrudiskerkje (zeventiende eeuw) in één woord pittoresk. In het begin van de eeuw werkten daar Pieter Gorus, Leo Spanoghe en Herman Broeckaert. Spanoghe, het dient gezegd, was een der eersten om met Isidore Meyers de machtige Scheldelandschappen in Sint-Amands, Mariekerke maar vooral in Vlassenbroek, waar hij zich in 1899 vestigde, te exploreren. Een Kerkje van Vlassenbroek (gouache, 35 × 46 cm; Campo, 1967) vormt daar trouwens een mooi bewijs van. Bovendien wist het thema Mosselschuiten op de Schelde (voorbeeld in De Dendermondse Schilderschool, p. 148, afb. 187) of gewoonweg Boten op de Schelde (Idem, p. 149, afb. 190) hem te bekoren.
Schildersliedje
Ze zingen, hoort! de Schilders!
Naar goedig vlaamschen trant;
't Zijn knappe koene Kerels
Uit 't Scheldeland!
Ze juichen! ei! wie kent ze niet?
Ze joelen, hoort! het vrije lied:
Vrank is hun herte en vroom is hun hand!
Eer aan de Schilders van 't Scheldeland!
Ze werken in de weelde
Van 't groen, en onverlet,
Ze toovren gouden kleuren
Op 't rijk palet.
Ze borstlen fel, met kloeken slag!
En scheppen, ei! wat kleurenlach!
Sterk is hun herte en stout is hun hand!
Eer aan de Schilders van 't Scheldeland!
Ze kijken door de vingers,
En zijn van rugge breed,
Ze klagen stil alleenig
Bij last en leed!
En al wie spot, hij spott' zich moe!
De schilders stoppen de ooren toe!
Mild is hun herte en mild is hun hand!
Eer aan de Schilders van 't Scheldeland!
Ze minnen losse gulheid
Na stevigboeiend werk;
In deugd en kent hun vreugde
Noch paal noch perk.
Het herte vol! De kamer vol!
Het liefje brengt hun hertje op hot!
Teer is hun hertje in den liefdebrand!
Eer aan de Schilders van 't Scheldeland!
Herman Broeckaert
‘Uit het Scheldeland’ 1907
| |
[pagina 274]
| |
In Vlassenbroek zal de vier jaar jongere Broeckaert zich bij hem komen voegen, met Pieter Gorus. Dit vormde in de kunstgeschiedenis een meer dan voldoende reden om te gaan spreken van een triumviraatGa naar eind8. Later zal Spanoghe er met zijn studenten (o.m. Jules Keppens, Joseph Pas, Robert Moens, Frans Van Hove) tochten maken langs de Scheldedijken. Daarnet viel ook de naam Broeckaert, een kunstenaar afkomstig uit Wetteren. Anno 1888 namelijk was het gezin Broeckaert verhuisd naar Dendermonde, waar Herman zich liet inschrijven aan de plaatselijke kunstacademie. Hij werd er opgemerkt door niemand minder dan Theophile Bogaert, met wie hij aanvankelijk in Moerzeke-Castel zou schilderen. Kort ná 1900 werkte hij met Pieter Gorus aan de Scheldeboorden in Weert. In 1907 zouden ze zich samen, zoals gezegd, bij Spanoghe voegen in Vlassenbroek. In die periode ontstond Broeckaerts versie van Vlassenbroek aan de Schelde (vermeld in De Dendermondse Schilderschool, p. 161). De groep zou echter uiteengaan in 1910, jaar waarin Gorus huwde. Broeckaert knoopte op dat ogenblik hechte vriendschapsbanden aan met Tony Van Os, wat o.m. aanleiding zou geven tot een aantal uitstekende Scheldetaferelen in Doel, waar de beide kunstenaars verbleven en waar, zoals gezegd, Theophile Bogaert eerder al had gewerkt. Terloops merken we nog op dat Herman Broeckaert een zekere faam genoot als ‘Scheldedichter’ en, later, nieuwe inspiratiebronnen zou aanboren aan de Leie. Bij zijn overlijden schreef priester-dichter Jan Hammenecker een In Memoriam waaruit volgend citaat: ‘Nu mogen Schelde en Scheldeland / en Scheldeminnaars klagen; / want / ten grave wordt gedragen / haar trouwste kind! / O Schelde, hij kwam U dag voor dag / devotelijk bestaren! / Ach, nooit hebben kunstenaren / U meer bemind! / ...’Ga naar eind9. Geen enkel auteur, die schreef over Broeckaert, kon nalaten er de Scheldestreek bij te betrekken. Broeckaert publiceerde overigens zelf een bundel onder de titel: Uit het Scheldeland (Dendermonde, 1907). Iemand die het goed kon vinden in Vlassenbroek en aan de Schelde in het algemeen was Jan Maes: zie bijvoorbeeld zijn Vlassenbroek aan de Schelde (De Dendermondse Schilderschool, p. 175, afb. 221), een Mist op de Schelde (Idem, p. 181) en een Visser op de Schelde (fig. 7). Maes was korte tijd directeur van de Dendermondse kunstacademie en schilderde in hoofdzaak de Schelde, de Scheldedijken, de Sint-Onolfsdijk en de polders. Zijn invloed op Prosper Bosteels (1881-1964), net als hij een ‘constructief denker’, was groot. Een ander Dendermonds kunstenaar, Isidore Boerewaard (1893-1972) vestigde zich in 1907 eveneens in Vlassenbroek, waar hij bijna dagelijks contacten had met het ‘triumviraat’. Hij liet enkele boeiende Scheldegezichten na (De Dendermondse Schilderschool, p. 237, afb. 284). Hoewel, in 1929 koos hij definitief voor de Noordzee en vertrok naar Knokke. Adolf Willems (1866-1953), in eerste instantie toch een interieurschilder, liet zich o.m. inspireren door het Kerkje van Vlassenbroek (De Dendermondse Schilderschool, p. 203, afb. 251). Hetzelfde geldt ook voor Prosper Bosteels, van wie we inderdaad naast een aantal Scheldegezichten (De Dendermondse
Jan Maes (1876-1974)
Visser op de Schelde. Schilderschool, p. 208, afb. 256) een Kerkje van Vlassenbroek (Idem, p. 209, afb. 257) bewonderden. Tenslotte noemen we August Van Steenacker (o 1890) met een vrij geslaagd Kerkje van Vlassenbroek (doek, 40 × 50 cm, 1922; Campo, veiling 112); Louis De Saeger (o 1908) met een uitstekend Kerkje van Vlassenbroek (paneel, 40 × 50 cm, Oostakker, Kasteel Achtendries) en Romain Malfliet, die hetzelfde onderwerp etste. Een van onze bedrijvigste Scheldeschilders, en we verlaten meteen Vlassenbroek, was René Engelen (1897-1971), een leerling van de voormalige Dendermondse academiedirecteur Felix Gogo (1872-1953). Engelen was anno 1965 stichtend lid van de groep ‘Antwerpse Haven- en Scheldeschilders’. Van hem zagen we een Op de Beneden-Schelde (doek, 79 × 99 cm) in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 2591). Enig thema bijhemGa naar eind10 is havenleven en Schelde. Hij verwerkte op een heel eigen manier de invloed van Albert Baertsoen, Richard Baseleer, Dis Van Raemdonck (1901-1971) en Frans Hens. We noemen vervolgens Robert Moens (1908-1977), een leerling van Spanoghe - cf. een Scheldegezicht (doek, 49,5 × 59,5 cm), Dendermonde, Stadhuis (inv. nr. 1151) -; Leon Tamenne (1904-1953) en Hugo Van Beveren (1907-27 januari 1985), de vroegere buurman van Spanoghe en voormalig directeur van de Dendermondse kunstacademie, van wie een 1943-gedateerd Voorjaar langs de Schelde (doek, 108,5 × 123 cm) wordt bewaard in het Stadhuis (inv. nr. 1166; De Dendermondse Schilderschool, p. 249, afb. 294). Wie mag evenmin ontbreken in dit Dendermonds hoofdstuk? Vooreerst Stephan Gorus (o 1913) van wie een Scheldegezicht (doek, 88,5 × 103,5 cm) kan bewonderd worden in het Dendermonds Stadhuis (inv. nr. 1165); Emile Van Damme- | |
[pagina 275]
| |
Sylva (1853-1935), Lucien Frank (1857-1920) en Romain Steppe (1859-1927). Van deze laatste, die ook aan de oevers van de Maas schilderde, zagen we hoofdzakelijk doeken op het thema Zonsondergang op de Schelde (met een poëtischromantische ondertoon dus). Voorbeelden daarvan in De Dendermondse Schilderschool (pp. 277, 280, afbn. 316, 319). De in Sint-Gillis-Dendermonde geboren Jacques Gorus (o 1901) liet zich geregeld inspireren door de Schelde, maar dan wel in Antwerpen, waar hij leraar was aan de kunstacademie. In onze studie over de Dendermondse schilderschool hadden we het tevens over Frans Hens, een Antwerpenaar, die stevige contacten onderhield met vertegenwoordigers van de voornoemde schilderschool. Weinig meesters hebben zoveel Scheldetaferelen nagelaten als hij (bijvoorbeeld Cat. Mus. Antwerpen, pp. 199-200). Daarnaast dienen een tweetal kunstenaars uit Waasmunster te worden vermeld: Franz Van Damme (1858-1925), van wie we een waardevol Gezicht op de Oude-Schelde (doek, 55 × 100 cm; Campo, 1979) citeren en Edmond Verstraeten (1870-1956) - toch in de eerste plaats een Durmeschilder (cf. De Dendermondse Schilderschool, p. 287, afb. 331) - die met een 1923-gedateerd Landschap bij de Schelde (doek, 51 × 125 cm; Campo, 1967) onze aandacht wist te trekken. Jacques Rosseels tenslotte is de auteur van een Omstreken van Waasmunster (doek, 80 × 145 cm), thans in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 1122). Baasrode aan de Beneden-Schelde, op het grensgebied van de alluviale Scheldevallei en de Vlaamse zandleemstreek, kan net als Vlassenbroek bogen op gereputeerde kunstenaars. In de negentiende eeuw leefde en werkte daar Jan I De Landtsheer (1750-1828). Honderd jaar geleden conterfeitte Joseph Van Luppen (1834-1891) er zijn Schelde te Baasrode (doek, 78 × 136 cm, 1886; Campo, 1965). Ca. 1926 schilderde Jan Van Looy (1882-1971) een Oevers van de Schelde te Baasrode (doek, 113 × 164 cm), Brussel, Kon. Musea voor Schone Kunsten van België (inv. nr. 8637). Leo Spanoghe tekende er anno
Isidore Meyers (1836-1916)
De Schelde in Baasrode doek, 34 × 63, Privé-verzameling.
Romain Steppe (1859-1927)
Visserssloepen vóór Mariekerke doek, 110 × 135, Gemeentebestuur Sint-Amands. 1920 verantwoordelijk voor een Lentemorgen op de Schelde (doek, 62 × 49 cm; Campo, 1967) en, eveneens noemenswaard, is een Gezicht op Baasrode (doek, 64 × 93 cm; Campo, 1979) van de in Baasrode geboren Alfons Vermeir (o 1905), een leerling van Schelde- en Noordzeeschilder Walter Stevens (1887-1967) aan de Antwerpse kunstacademie. Van deze laatste citeren we een mooi Scheldegezicht (doek, 29 × 40 cm; Campo, 1974). Isidore Meyers (supra) en Prosper Bosteels zijn geboortig van Buggenhout. Buggenhout, gelegen aan de Beneden-Schelde, is vooral bekend om zijn Buggenhoutbos, dat zich destijds uitstrekte tot aan de Schelde. Het kon moeilijk anders of ook daar moesten de Scheldeboorden kunstenaars aantrekken. Ter illustratie verwijzen we naar Meyers' Schelde te Buggenhout (doek, 22 × 34 cm; De Dendermondse Schilderschool, p. 75). Onze volgende aanlegplaats wordt Sint-Amands, vermaard om zijn prachtige natuurdecors en geboortedorp van Scheldedichter Emile Verhaeren (1855-1916), die er met zijn echtgenote begraven ligt aan de oevers van de rivier. Een Scheldegezicht in de omgeving van Sint-Amands (doek, 42 × 65 cm; De Dendermondse Schilderschool, p. 74) is van de hand van Isidore Meyers. Ook Romain Steppe was er bedrijvig en van hem zagen we een klein paneeltje (15 × 24 cm; Campo, 1963) in Sint-Amands geschilderd. We zetten onze tocht verder richting Mariekerke, een oud vissersdorp aan de Schelde. Dit tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar getroffen dorp is heden bekend om zijn Scheldelandroute (van Weert tot Sint-Amands), ‘afgebakend’ met sculpturen van Marc Macken (1913-1977; ‘De Veerman’), | |
[pagina 276]
| |
Tony Van Os (1886-1945)
Veerman van Mariekerke. Marcel Mazy (o 1931; ‘De Scheldevisser’), Hendrik Lannoye (o 1946; ‘Hulde aan Scheldeschilder Tony Van Os’), Joris Minne (o 1897; ‘Hulde aan Verhaeren’), Pieter Vanneste (leraar aan de Hamse kunstacademie; ‘De Redder’), Karel Aubroeck (o 1894) en Luc Verlee. Mariekerke, waar Louis Van Engelen (1856-1940) - verheerlijker van Schelde en Rupel - in 1891 een Molen van Mariekerke (doek, 80 × 60 cm; Campo, 1965) schilderde; waar Jacob Rosseels zijn Dorp Mariekerke (doek, 54 × 91 cm), Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (inv. nr. 1748) borstelde en Meyers' bekende Schelde te Mariekerke (doek, 149 × 198 cm), zelfde museum (inv. nr. 1105) ontstond. Eveneens vermeldenswaard zijn Franz De Vadder met een 1902-gedateerde Aanlegplaats te Mariekerke (paneel, 20 × 30 cm; Campo, 1964), Jef De Pauw (1888-1930), die er zijn Schelde te Mariekerke conterfeitte en, kon het anders, Tony Van Os, met een Veerman van Mariekerke. Hamme is het geboortedorp van Dr. Filip De Pillecijn (1891-1962), auteur van Mensen achter den dijk (1949). Onder zijn redactionele leiding verscheen jaren geleden in Leuven het boek ‘Eeuwige Schelde’, verlucht met foto's en verrijkt met Scheldegedichten (van Jan Hammenecker, Wies Moens, Bert Peleman, Emile Verhaeren, Cyriel Verschaeve). Hamme ontstond waar Durme en Beneden-Schelde samenvloeien. Restanten van oude Schelde- en Durmemeanders bleven bewaard, vooral in de Bunt, waar we Hamme's mooiste landschappen localiseren. Aan de bocht van de Schelde bevindt zich het gebied Driegoten, dat vanouds aantrekkingskracht uitoefent op kunstenaars. Het was trouwens daar dat Isidore Meyers zich in 1872 vestigde en Franz Van Kuyck (1852-1915) bij hem kwam inwonen. Van Kuyck, het weze aangestipt, werkte nadien in de Kempen, bewijze daarvan zijn Familie Kempische houthakkers (doek, 137 × 217 cm, 1888) in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 1158). Samen verkenden ze de Scheldelandschappen: zie o.m. Meyers' Scheldeboorden te Hamme (doek, 29 × 39 cm; De Dendermondse Schilderschool, p. 74). Meyers was in Hamme uiterst actief. Uit die periode dateren een Dronkemansmolen te Hamme (paneel, 36 × 52 cm; Campo, 1967) en een Koordendraaiers te Hamme (doek, 76,5 × 115,5 cm), thans in het Stadhuis in Dendermonde (inv. nr. 1049; De Dendermondse Schilderschool, p. 30, afb. 17). Bij hem genoten tal van andere kunstenaars uit de Dendermondse school een opleiding. Dat velen onder hen ook de Scheldeschilderkunst beoefenden ligt voor de hand. We denken specifiek aan de reeds genoemde Prosper Bosteels, maar ook aan Franz Callebaut (1856-1930) en vooral Adrien le Mayeur de Merpres (1844-1923) die geruime tijd met Meyers op Driegoten werkte. Over Hamme spreken zonder Achiel Van Sassenbrouck (1886-1979) te vermelden zou onvergeeflijk zijn. Deze laatste betrok een huis - en een boot - in Driegoten. Daar kreeg hij in 1936 bezoek van kunstschilder Louis Reckelbus (1864-1958). Van Sassenbrouck was goed bevriend met Albert Servaes (1883-1966), Valerius De Saedeleer en Karel Aubroeck. De Hammenaar werkte zowat overal in Vlaanderen. Zijn repertoire omvat enkele Scheldetaferelen, o.m. de Rede van Antwerpen en een Schelde (zie de monografie van Marc De Backer, Dirk De Cuyper, Emiel Vermeir, Achiel Van Sassenbrouck, Dendermonde, 1977, p. 196). Tenslotte zijn daar Vital Kuiller, die mooie rivierlandschappen naliet, en Albert Van Hecke van wie we in Aalsters privébezit een Scheldebocht (doek, 25 × 30 cm, 1972) te zien kregen. Een bijzonder schilderachtige Scheldebocht typeert het gehucht Castel (in de Hamse deelgemeente Moerzeke). Landschappelijk bestaat dit gebied uit enerzijds de grachtenrijke broeken van de Scheldepolders (vooral weiland) en het zanddekgebied, waartoe overigens de in de polders gelegen donkvormige nederzetting Castel behoort. In deze streek schilderde Franz Van Leemputten (1850-1914) anno 1886 zijn Kantwerksters te Castel (paneel, 20 × 31 cm; Campo, 1968). Spijtig genoeg konden we geen enkel van zijn Oostvlaamse Scheldetaferelen localiseren. Vooraleer we de stap zetten naar Temse gaan we nog even verpozen in Weert, waar Guillaume Van Strydonck (1861-1937) in 1923 een Wilgenbosje (doek, 50 × 60 cm; Campo, 1979) vereeuwigde. August De Bats (1856-1937) is auteur van een Oude Schelde te Weert (doek, 40 × 55 cm; Campo, 1967) en ook de van Sint-Niklaas geboortige Alfons Cogen (1842-1921) was er bedrijvig. Na Gent en Dendermonde wordt Temse de volgende belangrijke pleisterplaats aan de oevers van de Schelde. Temse, met deelgemeente Tielrode, aan de Beneden-Schelde, op de grens van het Waasland en Klein-Brabant, wordt geografisch bepaald door de helling van de Wase kleicuesta. Die is mede verantwoordelijk voor de splitsing van Temse in twee delen, | |
[pagina 277]
| |
met name de vlakke, grachtenrijke Scheldepolders (in hoofdzaak weiland) en de golvende rug van de Wase cuesta. Temse is synoniem voor scheepsbouw. Bernard Boel begon er in 1828 een werf. Het is ook de stad van Tony Van Os, van de beeldhouwer Karel Aubroeck, van de componist-organist Clement D'Hooghe en bovendien bakermat van een der oudste Vlaamse kunstacademies (gesticht in 1776). Beroemd is de 365 m lange Scheldebrug, die we geregeld herkennen op ginds gerealiseerde Scheldetaferelen. Alle kunstenaars opsommen die in Temse werkten zou ver leidenGa naar eind11. Toch zijn er enkele belangrijke. Eerst natuurlijk Tony Van Os. Van hem bestudeerden we een Peter Benoit aan de Scheldeboorden (karton, 38 × 60 cm; Campo, 1961), een Winter te Temse (doek, 88 × 130 cm; Campo, 1962) en een Christus predikt voor de mensen aan de Schelde (zijn zogenaamde ‘Zalig zijn de armen’) (doek, 88 × 127 cm) in privébezit in Temse. Dit laatste ontstond in 1936, ter gelegenheid van het afbreken van de kleine kaai in Temse. Van Os combineerde hier een Scheldelandschap met een bijbels verhaal. Dit herinnert ons meteen aan de hoger geciteerde Meester van de Morrisontriptiek, die een Aanbidding der Wijzen met de Schelde als achtergrond realiseerde. We lopen het rijtje verder af. Eerst is er Hendrik Van der Hecht (1841-1901), een promotor van het pleinairisme (en in wezen behorend tot de School van Tervuren), schilderde een Gezicht op Temse (doek, 64 × 53 cm; Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, inv. nr. 1403). Dan Guillaume Vogels met een Gezicht op Temse langs de Schelde (doek, 37,5 × 59 cm), eveneens bewaard in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 2852). Vervolgens Dis Van Raemdonck, leerling van de kunstacademies van Temse en Sint-Niklaas, die een atelier bezat aan de Scheldeboorden in Steendorp (een fusiegemeente van Temse). Hij beschikte tevens over een jacht van waarop hij schetste.
Tony Van Os (1886-1945)
Peter Benoit aan de Schelde olieverf op karton, 39 × 59, Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven, Antwerpen.
Tony Van Os (1886-1945)
Zalig zijn de armen doek, 88 × 127, Privé-verzameling. In het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 2925) hangt zijn Rede van Antwerpen (doek, 66 × 100 cm). Andere Scheldeverheerlijkers tenslotte zijn Jef De Pauw, Arthur Van Daele (1883-1960) - men denkt aan zijn Vissers op de Schelde (tekening, 28,3 × 25,4 cm, 1910, Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, inv. nr. 1823/3) - en Camille Wauters (1856-1919). Deze laatste raakte zelfs geboeid door de Nijl, die andere bekende rivier, zoals blijkt uit zijn Gezicht op Kairo in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 1979). We waren intussen het zoete Waasland binnengevaren. De hoofdstad, Sint-Niklaas, ligt niet onmiddellijk aan de Schelde en behoort dus feitelijk niet tot ons studieterrein. Een van haar vroegere ingezetenen echter, Constant Cap (1842-1915), de onvolprezen kunstenaar, realiseerde in 1891 een Overtocht van de Schelde (doek, 32 × 50 cm; Campo, 1974). Bornem is een landbouw- en woondorp in Klein-Brabant, met stuifzandruggen bij de dorpskom en alluviale stroken met veenafzettingen langs de Schelde en de Oude-Schelde. Schilderachtig is het omwald kasteel van Marnix de Sint-Aldegonde. Enkele deelgemeenten, met name Mariekerke en Weert, kwamen reeds ter sprake gezien hun ligging. Volledigheidshalve noemen we nog Hingene, aan de samenvloeiing van Schelde en Rupel, vermaard om de mooie en waardevolle landschappen. Aan de overzijde van de rivier ziet men Rupelmonde en Steendorp; rechts, over de Rupelmonding, bemerkt men Schelle; verderop tenslotte de gebouwen van de vroegere Sint-Bernardusabdij in Hemiksem. Een der bezienswaardigheden van Hingene is het classicistisch paviljoen ‘De Notelaer’ waarop, in verheven beeldhouwwerk, de allegorische | |
[pagina 278]
| |
voorstellingen van de Rupel, de Schelde, de Durme en de Dender zichtbaar zijn. Steendorp, aan de linkeroever van de Beneden-Schelde, in het Land van Waas, is de plaats waar een aantal werken van de daar geboren Dis Van Raemdonck worden bewaard. Emile Van Kerckhoven realiseerde er een Steendorp aan de Schelde (paneel, 51 × 72 cm; Campo, veiling 112). De stap naar de gemeente van cartograaf Mercator (1512-1594) - eigenlijk Gerard De Kremer - is klein. We bedoelen Rupelmonde, waar zich een Scheldemuseum bevindt (in de zogenaamde Graventoren). Rupelmonde, gelegen tegenover de monding van de Rupel, is ook de gemeente van Lode Scheltjens (1861-1946), een toneelschrijver die vooral marginale arbeidersgroepen langs de Scheldeboorden in zijn werk betrok. Er zijn zelfs rustbanken met de naam van overleden Scheldekunstenaars. Bekende meesters werkten in Rupelmonde, o.a. Constantin Meunier (1831-1905): bijvoorbeeld een Zoutkaai te Rupelmonde (Museum in Elsene) en twee Scheldetaferelen, vermoedelijk in Rupelmonde geschilderd, allebei in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel, namelijk Scheldeoever bij laag tij (doek, 40,4 × 54,4 cm; inv. nr. 10.000/194) en De Schelde, aangemeerde boot (doek op paneel, 20,8 × 32 cm; inv. nr. 10.000/209).
Albert Bockstael
Rupelmonde (1933) doek, 122 × 112. Naïef van opzet is een Rupelmonde (doek, 122 × 112 cm, 1933; Campo, 1964) van Albert Bockstael. Van Victor Gilsoul, die hoger ter sprake kwam, zagen we een Watermolen te Rupelmonde (doek, 82 × 100 cm; Campo, 1961). Interessant tenslotte, althans wat Rupelmonde betreft, is de anno 1505 gerealiseerde Kaart van de Schelde van Rupelmonde tot de zee (perkament, 75 × 547 cm) in het Antwerps Stadsarchief. Rupelmonde is, net als Bazel, een deelgemeente van Kruibeke (gelegen aan de Zeeschelde). In Bazel staat het vermaarde kasteel van Wissekerke, dat in de Middeleeuwen met de burchten van Kruibeke, Rupelmonde en Temse deel uitmaakte van de versterkingsgordel langs de Schelde-oever. Schelle tenslotte, waar we ons overzicht willen besluiten, ligt aan de samenvloeiing van Rupel en Schelde, en behoort eigenlijk tot de grote Antwerpse agglomeratie. Een merkwaardige plaats om te eindigen omdat, in 1614, Jan I Breughel er zijn Schelle aan de Schelde (fig. 1) schilderde. En ook omdat afstammelingen van Jan Erasmus Quellinus (1634-1715), de laatste vertegenwoordiger van de zeventiende-eeuwse Antwerpse schilderschool, er zich vestigden.
Jean-Pierre de BruynGa naar eind7 |
|