Bij de illustraties voor Verschaeves drama ‘Ferdinand Verbiest’
‘De toneelkring Met Hert en Ziel - Drij prachtige opvoeringen van Verschaeves treurspel F. Verbiest op 11, 13, 15 oogst’. Zo meldt ons nog een gaaf bewaard programma. Ter gelegenheid van de Verbiestweek 1913 in Pittem, het geboortedorp van de beroemde missionaris, wilde Verschaeve klaar komen met de uitgave van zijn drama. Hij dacht ook meer en meer aan een geïllustreerde editie van zijn eerder beschouwend verhaal. In een brief van 13 jan. 1913 aan zijn vriend A. De Groeve schreef hij: ‘...weet ge waarvan ik droom sinds gister? Van een geïllustreerde uitgave van Jacob, Philips, Verbiest, kortom van al mijn drama's die 'k maakte of zal maken. Dit staat gewoonlijk zeer aan en Joe English is zo een uitstekend kunstenaar’. Twaalf dagen later schrijft hij dat hij aan de illustraties zal denken: ‘Best kwam Joe zelf naar hier, gelijk hij het voornemens is het te doen, dan kunnen we over veel zaken spreken’ en in een volgende brief van 1 mei meldt hij aan Joe ‘wat er op den omslag moet staan’.
Reeds het jaar voordien had Verschaeve zijn opvatting over zijn Verbiestdrama aan Henri Blondeel, secretaris van het herdenkingscomité meegedeeld dat hij Verbiest als een dramatische held beschouwde: ‘Er is een Verbiestdrama, doch er is maar één: dit van den missionaris (...). 't Chineesch element treedt daarbij op den achtergrond en behandelde ik heel bijkomend, tot ergernis van diegenen die een curieus chineesch drama verwachten’. (Alveringhem 21 januari 1912) Wat is nu het aandeel van English in verband met de illustraties?
Vooraleer wij hier op ingaan, vermelden wij eerst de volgende documenten uit het Verschaeve-archief. Naast zeven foto's in postkaartformaat, verwezenlijkt bij de opvoeringen in Pittem, verscheen een reeks van 10 Nelskaarten in eigendom van het Verbiestcomité: 1. P.F. Verbiest, Groot Mandarijn, Voorzitter van het Sterrekundig Hof, Peking. 2. Huis van Pater Verbiest. 3. Oud- Pitthem, een volksstraat. 4. Nieuw Pitthem. 5. Oud Pitthem. 6. Zijn hemelbol en zijn Evennachtsring. 7. Bijzonderheid uit de Sterrenwacht te Peking. 8. Xun-Chi eerste keizer van P. Verbiest. 9. De keizerin Grootmoeder van Kang-Hi. 10. P. Verbiest. De grote muur door hem beschreven.
De motieven die Joe English voor Verschaeves drama Verbiest ontwierp, vertonen gelijkenissen.
Waarop heeft hij zich kunnen en willen inspireren? Ontving hij documentatie zelf van Verschaeve?
Op het binnenblad van de uitgave (2e druk) Kerlinga, Brugge 1913, De Vlaamsche Boekenhalle Leuven, staat de mededeling: ‘Teekening van band en illustraties door Joe English’. Behalve de bandillustratie zijn er geen ‘verluchtingen’ in te vinden. In het tweede bedrijf, tweede toneel, lezen we bij de decor-aanduiding: ‘Boven op de sterrenwacht te Peking’ - zie prentkaarten.
Deze prentkaarten, die J. English ter illustratie ontwierp voor de eigenlijke uitgave werden gebundeld in een klein album (24 × 17 cm). Op het omslag staat gedrukt: ‘Pater Ferdinandus Verbiest S.J. - Pitthem 1623 - Peking 1688. Naast een portret van F. Verbiest en drie panorama's van het geboortedorp,
Joe English. Illustratie bij het drama Ferdinand Verbiest door C. Verschaeve (zie K. IV. B 21 - 1913).
zijn er twee die rechtstreeks verband houden met Verschaeves treurspel: 5. Peking, F. Verbiest Groot Mandarijn, en 6. P. Verbiest voorzitter aan 't hof van wis- & sterrenkunde.
Deze zesde kaart bevatte in Chinese tekens de benaming: NAN HOAI JEN (Verbiest met een goed hart).
Diezelfde tekening vertoont een opvallende gelijkenis met een prent uit J.B. Duhaldes ‘Description géographique de la Chine’ (1735) (waarvan reproduktie in Sky en Telescope mei - 1980 p. 379).
Heeft J. English ook het boek geraadpleegd, waarover Verschaeve in zijn inleiding op de uitgave van zijn Verbiestdrama spreekt: ‘Ik heb naar de beste levensbeschrijving van Verbiest gewerkt, nl. die van P. Bosmans S.J. - in Revue des Questions Scientifiques, jan.-april 1912.’
Hoeveel voorontwerpen heeft Joe English bij deze opdracht gemaakt? Naast de genoemde zes kaarten, bezitten we een paar varianten, waarschijnlijk voortekeningen als prentbriefkaart afgedrukt.
De Kerlinga -uitgave (1e en 2e druk) bevat alleen de pseudo-Chinese voorstelling op het titelblad: twee draken met sterrenmotief, met de variante voor een editie, die bovenaan centraal een kruis in een kleine cirkel draagt en die mede de ondertitel illustreert: ‘per aspera ad astra.’
Waarom de bedoelde motieven in het boek niet voorkomen blijft ons een raadsel. Voldeed Joe English dan toch niet aan de opvattting en het verlangen van de dichter? Of zoeken wij de verklaring in het feit dat alles haastig moest gebeuren? Zou Verschaeves briefwisseling hiervan kunnen getuigen?
Fernand Etienne