Muziekleven in Brugge in de 16e eeuw
Bij de aanvang van de 16e eeuw is de muziekpraktijk in Brugge, zowel instrumentaal als vocaal, over de 200 jaar oud. Wellicht vanaf 1431, jaar waarin de meestal afwezige Gilles Binchois uit Mons cantor wordt in de grafelijke Donaaskerk, kan er sprake zijn van een Boergondiseren van deze traditie. Een hoogtepunt zal deze bereiken onder de 25 jaar lang als kanunnik aan deze kerk verbonden meester Gilles Joye (+ 1483).
De beschikbare bronnen tonen duidelijk aan dat vroeger dan deze religieuze schema's, een laïciserende muziekpraktijk - bij de stadsrecepties, joutes, carnaval, optochten, processiesgeneraal, blijde intredes - een constante was, die vanaf de 14e eeuw door de bronnen wordt bevestigd.
Zo subsidieert de stad vanaf 1318 een school voor ministres, vocalisten, instrumentisten, met in de 16de eeuw nog een eigen lokaal op het Zand, een eigen kapel aan de Speelmansrei, waar naast een ‘Duitse’ ook een ‘Vlaamse’ manier van zingen, van compositie, van begeleiding wordt gegarandeerd. Dit gebeurde ook bedoeld naar het buitenland, met in de XIVe eeuw als fraai getuigenis de cantatrix Argentina aan het hof van Aragon. Deze export van zangstemmen zal overvloedig hernemen in de 16e eeuw.
Even goed haalt de stad het Gezelschap van de Witte Beer aan (1320-1488) als organisator van recepties en tornooien. Dit vespereyden, wat zowel het oefenen voor het tornooi van de volgende dag als het avondwandelen en de eigen liefdeinstrumenten wetten betekent, heeft als basis de Brugse Eekhoutteabdij. Zo zou vanaf eind 14e eeuw tot in de gehele XVe, door gezelschappen vanden Drooghen Boome (Florentijnen, Catalanen, Genuezen), van Roosebeeckers (Hanzeaten, Engelsen), van Ruetelaers in de 16e eeuw, vanuit kloosterruimtes als deze van de Minderbroeders resp. de Carmers en de rijke Claren opgestapt worden, via de stadspleinen, ter Spinette in Rijsel, naar de Lieve Vrouwe in Aardenburg, in Beveren-Roeselare, naar St.-Lenaert in Dudzele e.a. oorden van bedevaart en ongeremd volksvermaak. Met schutters en banieren, met instrumentisten en vocalisten, met factors die vanaf 1428, 1474 via de rederijkerskamers heuse taalacademiën leiden. Dit dan ongelukkig genoeg in de volkstaal (kamer van de H. Geest, van de Weerde Drie Sanctinnen), wat dan adel, burgerij en clerus, althans te Brugge, minder aansprak. Wellicht omdat hierdoor het prieel van geheimhouding, van eigenheid, te vlot begrepen werd door het gemeen. Blijkbaar vormt hierop het Gruuthuse-liedboek (ca. 1390) de enige uitzondering. Toegeschreven aan Jan van Hulst en recentelijk ook aan Jan Moritoen bevinden zich hier 147 gezelschapsliederen, 16 minneliederen en 7 gebeden bij mekaar in een monodische overlevering, volgens P. Hooreman aanzetten tot zowel vocale als instrumentale improvisatie. Dit liedboek wil men dan graag met de Witte-Beer-society in verband brengen die in de Brugse Poortersloge, met gezang, dans en banketteren de tornooien tot 1488 afsloot.
Polyfone duidingen bleven vanaf 1350 geattesteerd voor de Donaaskerk, op dit ogenblik dus niet via een opleiding binnen een eigen cantorij; die ontstaat pas vanaf 1421, met de precisering: oefeningen in discant en contrapunt. Prof. R. Strohm brengt dit dan direct in verband met de Boergondische tactiek van hofkapel, in 1384 ‘opgericht’, die in alle steden (Kortrijk, Rijsel, Gent, Brugge...) een beroep doet op de plaatselijke infrastructuren en componisten voor de eigen noden.
Van Peter Vinderhout in Brugge bezitten we dan uit 1381 het motet
Comes Flandriae/Rector creatorum als vroegst bewaard polyfoon werk. Het werd voor Lodewijk van Male ten gehore gebracht met als motief de 6 basistonen van de ‘beiaard’ van St.-Donaas. Duidelijk gaat de praktijk van musiceren hier zowel op de stadsminstrelenschool terug als op de Aretijnse traditie. Ook de Brugse Jacobkerk zal wellicht vanaf 1421 de professioneel-muzikale toer op gaan. Dit kon hier mits de ondersteuning van kapitaalkrachtige parochianen als de Portinari, de Medici, Bladelin, de Gros e.a.m. De Lieve-Vrouwekerk moest duidelijk wachten tot 1484 en haar dagelijkse polyphone
Prinsessemis voor Maria van Boergondië. Het is bovendien aangewezen dat de Salvatorkerk in Brugge
Gillis Joye, kanunnik aan de Sint-Donaaskerk, door Hans Memlinc.
Clark Art Institute, Williamstown USA.