Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 34
(1985)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Ferrara ten tijde van Adriaan Willaert...ove si chiude
la tua melanconia divina
musicalmente.
(Gabriele d'Annunzio: Ferrara)
Het is niet mijn opdracht in dit korte stuk het werk van Willaert te behandelen, dat wordt genoegzaam elders in dit nummer gedaan; maar het kader te schetsen waarin Willaert heeft geleefd tijdens zijn verblijf in Ferrara. ‘Ten tijde van’ weze dan in brede zin opgenomen, want onze musicus was slechts enkele jaren aan het hof van de Este's bedrijvig. Vóór de Ferrarese periode was hij een tijd in Rome waarmee hij, ook nog na zijn vertrek, muzikale en andere contacten bleef onderhouden. Een tijdlang werd Willaert beschermd door kardinaal Ippolito d'Este I die zijn muzikale talenten waardeerde en gebruikte. Maar zijn grote beschermheer was Alfonso I, derde hertog van Ferrara, die hem als zangmeester aan zijn hof hechtte omstreeks 1518. Onder Alfonso's vader, Ercole I, was het hertogdom tot een hoge politieke en culturele bloei geraakt en werd Ferrara een glanshaard van het humanisme en de RenaissanceGa naar eind1. Alfonso's zusters, Beatrice en Isabella d'Este, zullen respectievelijk aan het hof van de Sforza's in Milaan en dat van de Gonzaga's in Mantua, tot de meest kunst- en letterlievende vrouwen van de Renaissance-tijd behoren. Maar al vóór Willaerts komst, dat is omstreeks 1516, was Ferrara een brandpunt van Vlaamse kunst, vooral in zake muziek. Nog afgezien van de beeldende kunstenaars (b.v. Rogier van der Weyden die een tijd in Ferrara heeft vertoefd en o.m. aan de versiering van het gesloopte palazzo Belfiore hielpGa naar eind2), mag men zeggen dat men een zaal van het castello zou kunnen volhangen met een galerij portretten van Vlaamse musici die hier te gast of te werk waren. De Frans-Vlaming Josquin Desprez die op vele plaatsen in Italië bedrijvig was, vertoefde omstreeks 1503 aan het hof van Ferrara. Voor zijn beschermheer Ercole I componeert hij een mis op de klinkers van de hertogelijke naam als symbolen van muzieknoten (re ut re ut re fa mi re) Hercules Dux Ferrariae. Wij weten niet of hij tot de Vlamingen behoort die kort te voren muziek verzorgden voor de praalrijke feesten die in Ferrara plaats hadden bij het tweede huwelijk van Ercole's zoon Alfonso met de beruchte maar in de laatste tijd op een redelijker wijze beoordeelde Lucrezia Borgia (1502)Ga naar eind3. Een tijdgenoot van Josquin, Jakob Obrecht (c. 1450-1505), werd als componist en zanger door Ercole I aangeworven, verbleef een tijd in Ferrara en overleed er. Antoine Brumel kreeg in 1505 het ambt van leider van een zangkoor bij Alfonso I, wiens zuster Isabella d'Este, ook een koor van Vlaamse zangertjes onderhield in Mantua. Brumel moet waarschijnlijk Willaert ontmoet en gekend hebben, want ook hij stierf in Ferrara, ca. 1520. Cypriaan de Rore die, volgens de laatste bevindingen uit archiefstukken door A. CambierGa naar eind4, uit Ronse zou afkomstig zijn, was tijdens een deel van zijn Italiaanse periode in Ferrara werkzaam. Omstreeks 1547 is hij cantor en kapelmeester bij de Este's onder Ercole II, en componeerde ter ere van zijn broodheer het Vivat felix Hercules. Later zal hij als opvolger van Willaert aan de San Marco-basiliek in Venetië benoemd worden. Ofschoon Jaak de Wert (1535-1596) hoofdzakelijk in Novellara en Mantua bedrijvig geweest is, heeft deze belangrijke musicus, afkomstig uit Weert, vaak gependeld tussen laatstgenoemde stad en Ferrara, niet alleen uit hoofde van culturele uitwisselingen, maar ook omdat hij liefde had gevat voor Tarquinia Molza, een van de drie beroemde zangeressen aan het hof van Ferrara. Samen met Lucrezia Bendidio en Laura Peperara, voor wie Tasso menig madrigaaltje dichtte, vormde zij een trio dat onder meer de concertante partijen zong in het 8e madrigalenboek door De Wert aan zijn geliefde opgedragenGa naar eind5. Ook andere zangeressen maakten deel van dit ‘Concerto delle Dame’; Tasso heeft de polyfonische zang opgeroepen in het vers: ‘Mentre in concento alterno canta Anna (Guarini) teco e teco Laura (Peperara) a prova’. Wat heeft Willaert in Ferrara gezien of kunnen zien? Het stoere Castello Estense gebouwd in 1385 zag er, ondanks de na de brand van 1554 aangebrachte wijzigingen, vooral binnenin, in Willaerts tijd ongeveer uit zoals nu. De beroemde,
Alfonso I, beschermheer van Willaert, door Dosso Dossi of een medewerker.
| |
[pagina 149]
| |
met kantelen afgezoomde terras met de hangende tuin, boven een aanbouw tegen een van de torens, was er al, en onze musicus moet deel gemaakt hebben van het verlicht gezelschap dat naar gedichten en fragmenten van Ariosto's Orlando Furioso, gepubliceerd in 1516, heeft geluisterd. Ariosto heeft trouwens zijn epos aan de roem van het huis Este opgedragen zoals duidelijk blijkt uit de opdracht vooraan ‘Allo illustrissimo e reverendissimo Cardinale Donno Hippolyto da Este Suo Signore’ (zie Venetiaanse uitgave 1542 in de Biblioteca Comunale Ariostea van Ferrara, f. 189)Ga naar eind6. Onder de genodigden aan het hof van de Este's was ook een jonge Venetiaan, Pietro Bembo, die later door zijn min of meer platonische geschriften en liefden zal beroemd worden, de kardinaalshoed zal opzetten en de typische renaissancehumanist vertegenwoordigt. Tussen 1497 en 1505 verbleef hij vaak in Ferrara, vatte er een alweer min of meer platonische liefde voor Alfonso's eegade Lucrezia Borgia, die hem de in 1505 verschenen Gli Asolani ingaf, de drie boeken ‘ne' quali si ragiona d'amore’ en waarvan de lectuur - voor onze smaak althans - buitengewoon saai aandoet. Alfonso I beschermde niet alleen de letterkundigen en de musici. Hij was verslingerd op de beeldende kunsten en legde in
Musici aan het hof in Ferrara, door Lorenzo Costa, ± 1495.
Castello Estense.
een vleugel van het Castello een hele galerij aan, met kunstwerken gevuld. Alfonso laat zich, naar het voorbeeld van zijn zuster Isabella d'Este, een studiolo inrichten waaraan beroemde kunstenaars zullen meewerken. De schilder Dosso Dossi (1479-1542) een vriend van de hertog, heeft voor deze studio, waarvan Giovanni Bellini (1430-1516) de versiering begon, een bacchanale (1514) verwezenlijkt waarin hij het weelderige leven aan het hof van de Este's ten tijde van Alfonso I heeft verheerlijkt. In de jaren dat Willaert daar vertoeft wordt ook de bejaarde Titiaan aan het hof geroepen. Hij verzorgt voor deze studio o.m. het beroezende schilderij Bacchus en Ariadne, nu in de National Gallery in Londen, dat Keats tot prachtige verzen heeft geïnspireerd in Sleep and Poetry, verder ook het orgiastisch feest (nu in het Prado te Madrid) waarop, centraal, een partituur van een drinklied is te zien want het vermeldt als motto ‘qui boit et ne reboit ne sait que boire soit’. Wellicht heeft het Willaert een of ander van zijn in Ferrara gecomponeerde chansons ingegeven. (Quid non ebrietas, naar Horatius?) Het schilderij is opgevat naar een literaire tekst, de Imagines van Philostratus, in opdracht van Isabella d'Este vertaald en veel gelezen aan het hof. Tijdens zijn slenteringen door Ferrara en zeker langs de | |
[pagina 150]
| |
Corso Ercole I, een van die rechtlijnige straten die de hertog heeft laten trekken, en die van Ferrara een van de eerste moderne steden maken, heeft Willaert het eigenaardige Palazzo dei Diamanti bewonderd, door Biagio Rossetti ca. 1492 begonnen en in die tijd grotelijks voltrokken: de gevel bestaat uit twaalfduizend puntige geslepen stenen. Het paleis werd opgericht voor Sigismondo, broer van Ercole I. Het sierlijke balkon midden op de hoekpilaster die door zijn overdadige versiering zeker thuis is in de Emilia, geeft iets menselijks aan het stoere gebouw waarin Toscaanse en Roomse elementen op harmonieuze manier zijn versmolten (zie de ill.). In een ander paleis van dezelfde architect, het Palazzo di Ludovico il Moro (thans archeologisch museum), gebouwd voor de ambassadeur van Ercole I aan het hof van de Sforza's in Milaan en voltooid vóór de aankomst van Willaert, zal de musicus wel gestaan hebben in de prachtige binnenhof en
Palazzo Schifanoia: ‘april’ uit de reeks fresco's met de voorstelling van de maanden.
Palazzo di Ludovico il Moro: zoldering van de Sala del Tesoro. De jongedame met luit (hoek) is Isabella d'Este.
moet hij het plafond van de Sala del Tesoro bewonderd hebben. En waarom zou Willaert niet eens contact hebben gezocht met Ludovico Ariosto die zich in die tijd een huis had aangeworven (nu via Ariosto, 67) waarop hij het inschrift aanbracht: ‘Parva sed apta mihi’ (klein maar passend voor mij). Willaert zal ook zeker zijn talenten als cantor of instrumentist uitgeoefend hebben in het beroemde Palazzo Schifanoia (= mijdt de zorgen). Boven het prachtige portaal is het schild van de Este's aangebracht. Binnenin zijn de fresco's op de muren, de maandencyclus, geschilderd door Francesco Cossa (1435-1477), Cosimo Tura (ca. 1430-1495) en hun medewerkers. Reeds ten tijde van Ercole I en zijn vrouw Eleonora van Aragon die wedijverden in kunstlievendheid weerklonk het paleis van hoofse poëzie en allerlei muziek. Matteo Boirardo las er uit zijn Orlando innamorato: | |
[pagina 151]
| |
Vita zoiosa, e non finisca mai
A voi che con diletto me ascoltati
segnori, io contarò dove io lasciai
poi che ad odire sete ritornati
(Orlando innamorato, lib. I, canto V,1)
Vrolijk leven dat nooit moge eindigen
Voor U die mij met welbehagen aanhoort
Heren, ik hervat het verhaal waar ik het liet
aangezien ge teruggekeerd zijt om te luisteren.
Ercole en zijn hof luisterden naar de Accademia dei Concordi, het orkest van de hertog, en liederen werden gezongen door het koor Concerto delle Dame. We kunnen nu nog enkele instrumenten bewonderen uit de rijke verzameling van de hertog - die zich thans in Modena bevindt, waar het hof van Ferrara verbleef na het verlies van laatstgenoemde stad - een harp, een viola da braccia, een kleine viool en een bijzonder rijk versierde cello. Te Modena bevinden zich ook de prachtig verluchte koraalboeken die Ercole in zijn kapel bewaarde, en de beroemde bijbel, de Bibbia d'Este die hij van Borso geërfd had, een van de kostbaarste miniatuurboeken ter wereld.
Palazzo dei Diamanti.
Nog in de eeuw van Willaert, maar lang na zijn dood, verscheen in Ferrara Il lauro verde (1583), een verzameling van vocale stukken met gedichten bijna uitsluitend van Tasso, op muziek gezet door de beroemdste componisten van de tijd, Luca Marenzio, Orazio Vecchi, Claudio Monteverdi, Gesualdo da Venosa, wat er op wijst dat nog geruime tijd na het verblijf van onze musicus het muzikale leven aan het hof van de Este's een hoge bloei bleef kennen. Sinds het baanbrekend werk van prof. R.B. Lenaerts zijn we nopens de figuur van Willaert een eind verder geraakt, maar nog zijn heel wat punten in de levensloop en betreffend het oeuvre onopgehelderd. Wat waren de eigenlijke betrekkingen met Ippolito II (1509-1672) zoon van Alfonso I en Lucrezia Borgia, en dus neef van Ippolito I, die reeds op 15-jarige leeftijd (!) bisschop van Milaan werd benoemd? Volgens Lewis RockwoodGa naar eind7 zou in de schriften van Ippolito II vermeld worden dat Willaert vóór zijn vertrek naar Venetië in 1527 als musicus bij hem gehecht was, in de jaren 1525-1527. Het is dezelfde Ippolito II, kardinaal gecreëerd in 1538 en verschillende malen kandidaat voor het pausschap, die in Tivoli de Villa d'Este liet bouwen, waar Tasso een tijd vertoefde en, later, ook Franz Liszt. We zijn bepaaldelijk nog onvoldoende ingelicht over de bedrijvigheid van Willaert in Ferrara en over de composities die aan die periode moeten toegeschreven worden zowel de godsdienstige (een deel van de motetten en b.v. de zesstemmige mis Mente tota gebaseerd op het motet van Josquin Desprez), die mogelijks voor uitvoering in de kathedraal bestemd waren, als de profane, waaronder een aantal chansons; ook niet over het feit in hoeverre de Franse invloed heeft gewerkt die zich in Ferrara liet voelen nog vóór de komst van de calvinistisch gerichte Renée de France, echtgenote van Ercole II, dochter van koning Lodewijk XII. Er is voor jonge musicologische vorsers nog heel wat opzoeking en werk te verrichten in verband met onze musici, in 't bijzonder over A. Willaert, niet alleen in Ferrara maar ook in Modena (Biblioteca Estense) en in het Archivio Gonzaga in Mantua.
J. van Ackere |
|