[nummer 205]
Ter inleiding
Muziek muzeaal
Inspiratiebronnen van de muziek
De vraag naar de inspiratiebronnen van een kunstwerk en het leggen van een band tussen verschillende kunstgenres blijft al eeuwenlang actueel; vaak met instemming van sommigen, tot misnoegen van anderen.
Ieder mens leeft echter in een wereld waar gebeurtenissen, woorden, beelden, geluiden op hem afkomen, hem kunnen beroeren of een stempel op zijn persoonlijkheid drukken. Deze betrokkenheid van de mens op de omgeving heeft in de kunstwereld al dikwijls tot nuchtere vaststellingen, discussies of te verregaande interpretaties geleid.
Naast de richtingen die iedere kunstvorm in een eigen vakje onderbrengen, zijn er ook andere strekkingen die dit doorbreken, om er maar enkele te noemen: de gedachte van de Homo Universalis der Renaissance, het Wagneriaans Gesamtkunstwerk waarin tekst, muziek, enscenering en uitvoering tot één geheel worden verwerkt, de programmamuziek die een buitenmuzikaal gegeven aan de compositie meegeeft, de tekst-beeldschilderijen van Symbolisten en 20e-eeuwse schilders. Het zijn historische feiten die een Vlaanderennummer rond de vraag naar de inspiratiebronnen van een kunstwerk rechtvaardigen, zonder evenwel afbraak te doen aan de eigen aard van elk kunstwerk. Het Jaar van de Muziek gaf hierbij de centrale spil: muziek muzeaal.
Beeldende kunst als inspiratiebron voor de muziek is een fenomeen dat vooral bij Romantische toondichters opduikt en sedertdien, tot op heden, voorkomt. Emotionele beroeringen, een zuiver muziektechnische uitdaging, een opdracht... kunnen voor de componist de aanleiding zijn tot de symbiose van deze op zichzelf staande kunsttakken, vaak met de literatuur als tussenschakel.
Liszts symfonisch gedicht ‘Van de wieg tot het graf’ naar een tekening van Mihàly Zichy en de ‘Böcklinsuite’ van Reger zijn composities uit het verleden. Herman Roelstraetes oratorium ‘Passie volgens Rubens’ op tekst van Anton van Wilderode is een hedendaagse toepassing van de band tussen diverse kunstuitingen, elk met hun eigen taal. Het wordt geen ‘na-schilderen in klank’, geen muzikale omlijsting van het dichtwerk maar een op zichzelf staand oratorium dat Rubens' werk kan associëren en zich door het dichtend woord ‘in goede banen geleid’ voelt.
Poëzie en muziek liggen wellicht dichter bij elkaar. Hun stemmingsgeladen draagkracht, hun dynamisch verloop in de tijd door klanken en woorden zijn gemeenschappelijke eigenheden die ze binden. Door toonaard, akkoorden, thematische herhalingen kan een componist het werk van een dichter begeleiden en ‘her-talen’. Poëzie en muziek vinden elkaar het nauwst in het Lied. Hugo Wolf's liederen op gedichten van Edward Mörike staan hier dan ook als voorbeeld. Het subtiel aanvoelen van de componist voor de persoon en het literair werk van de dichter inspireert Wolf bij zijn Mörike-cyclus; muziek die op haar beurt de poëzie een nieuwe dimensie meegeeft.
Binnen dezelfde sfeer van woord en muziek beweegt zich in de opera: theater en muziek. De compositie dient het woord, het woord dient de compositie; in de opera blijkt het een twistpunt waar nu eens de één dan weer de ander de eer voor zich opeist.
Architectuur en muziek: nauwe verbondenheid vervloeit hier in een raakvlak tussen beide specifieke vormen. Muziektechnische innovaties gegrondvest op een architecturaal fundament, gemeenschappelijke esthetische principes zelfs over een chronologische periode heen, het bij elkaar brengen in hedendaagse composities van de eigenheid der beide richtingen - ruimte en tijd - zijn raakvlakken en relaties die de muziek op een andere wijze belichten.
Jo Van Daele-Haerens
Grafisch muziekschrift uit de partituur van ‘Concert for Piano and Orchestra’ van de Amerikaanse componist John Cage (o 1912).