| |
| |
| |
Transit
Samenstelling: Edmond Ottevaere, Piet Thomas, Rudolf van de Perre
In deze rubriek publiceren we ‘literaire’ vertalingen in het Nederlands van goede gedichten uit andere talen. Naast de vertalingen drukken we tevens de gedichten in de oorspronkelijke taal af. Het is o.m. de bedoeling van deze rubriek het vertalen van gedichten te stimuleren en daarom kunnen vertalingen ter selectie ingestuurd worden op het adres van ons redactiesecretariaat. Het team dat instaat voor de samenstelling van deze rubriek, zal tevens de selecties van de ingezonden vertalingen doorvoeren.
Om in aanmerking te komen voor publikatie moet ieder vertaald gedicht vergezeld zijn van een fotocopie van het oorspronkelijke gedicht en van de bibliografische gegevens van de bundel of het boek waaruit het genomen werd.
De redactie
| |
XIII
Oh si j'estois en ce beau sein ravie
De celui là pour lequel vois mourant:
Si avec lui vivre le demeurant
De mes cours jours ne m'empeschoit envie;
Si m'accolant me disoit: Chere Amie,
Contentons nous l'un l'autre, s'asseurant
Que ja tempeste, Euripe, ne courant
Ne nous pourra desjoindre en notre vie;
Si de mes bras le tenant accollé
Comme du lierre est l'arbre encercelé,
La mort venoit, de mon aise envieuse,
Lors que souef plus il me baiseroit,
Et mon esprit sur ses levres fuiroit,
Bien je mourrois, plus que vivante, heureuse.
| |
XIV
Tant que mes yeus pourront larmes espandre
A l'heur passé avec toy regretter,
Et qu'aus sanglots et soupirs reister
Pourra ma voix, et un peu faire entendre;
Tant que ma main pourra les cordes tendre
Du mignart lut, pour tes graces chanter;
Tant que l'esprit se voudra contenter
De ne vouloir rien fors que toy comprendre;
Je ne souhaitte encore point mourir.
Mais quand mes yeux je sentiray tarir,
Ma voix cassee, et ma main impuissante,
Et mon esprit en ce mortel sejour
Ne pouvant plus montrer signe d'amante,
Priray la Mort noircir mon plus cler jour.
| |
XV
Pour le retour du soleil honorer,
Le Zephir l'air serein lui apareille
Et du sommeil l'eau et la terre esveille,
Qui les gardoit l'une de murmurer
En dous coulant, l'autre de se parer
De mainte fleur de couleur nompareille.
Ja les oiseaus es arbres font merveille,
Et aux passans font l'ennui moderer.
Les Nynfes ja en mile jeus s'esbatent
Au cler de lune, et dansans l'herbe abatent:
Veus tu, Zephir, de ton heur me donner
Et que par toy toute me renouvelle?
Fay mon soleil devers moy retourner
Et tu verras s'il ne me rend plus belle.
| |
XIII
Ach, mocht ik in die mooie borst vergaan
van hem voor wie ik stervend leven blijf!
Kon ik de korte tijd van mijn bestaan
maar met hem delen zonder nijd die dreigt.
Kon hij maar eens zijn armen rond mij slaan
en zeggen: liefste, mocht dit samenzijn
nooit door een storm of stroom gebroken zijn
en mocht dit vrolijk feesten ons volstaan.
Dan hield ik hem met gretige armen vast
als de klimop die om de boomstam raakt.
En kwam de dood, die nijdige en norse gast,
ik voelde me nog heerlijker door hem gekust
en op zijn lippen kwam mijn geest tot rust,
gelukkiger dan levend in de dood verrast.
| |
XIV
Zolang ik tranen heb en nog kan wenen
om wat ik ooit met jou beleven mocht,
zolang mijn stem het zuchten en het stenen
ontwijken kan die ze te weren zocht,
zolang mijn hand de snaren weet te spannen
om je te prijzen om de lieve luit,
zolang mijn geest de dingen west te bannen,
spreken ze niet jouw glans een schoonheid uit,
zolang wil ik nog niet de dood ingaan.
Maar als ik voel: mijn ogen worden droog,
mijn stem begeeft, mijn hand is zwak voortaan,
mijn geest huist in een enge, doodse kluis
en van geen liefde spreekt me nog het hart,
vraag ik: mijn lichtste dag, dood, verf hem zwart.
| |
XV
Om de terugkeer van de zon te eren
heeft deze bries zich vredig toegerust
en aarde en water uit de slaap gekust
die 't een het zachte kabbelen ontberen
liet en de andere de mooie kleren
van bloemen in hun weergaloze tooi.
De vogels zingen reeds de bomen mooi
en kunnen d'onrust van de zwerver weren.
De nimfen, al met spelen in de weer,
dansen in 't maanlicht, tredend op het gras.
Gun jij me, lieve zefier, ook de eer
dat ik in jou volkomen word herboren?
Geef dat mijn zon opnieuw voor mij gaat gloren,
en je zult zien: 'k werd mooier dan ik was.
|
|