| |
| |
| |
Poëtisch Bericht
Samenstelling: Elfriede Hendrix, Dries Janssen, Maurice Trippas, Flor van Vinckenroye
C.V.K.V.-leden én abonnees kunnen gedichten ter selectie sturen aan Tijdschrift ‘Vlaanderen’, Redactiesecretariaat, ‘Ter Hoogserleie’, Hondstraat 6, 8880 Tielt.
Bij elke inzending voegt u: adres, post- of bankrekeningnummer en - zo u uw ingezonden gedichten terugwilt - de nodige postzegels.
| |
ovale zwanen
De ranke polsen klapwieken, stijgen.
Haar vingers: een voortdurend neigen
Zij die de koortsen van haar lichaam kust
als strakke halster om de wilde manen.
Haar hoofd beschrijft sierlijke banen,
Zo ligt zij voor mij neergestreken
| |
tussen
leven nog middelpuntvliedende woorden
ondanks wetten van zwaartekracht
blijf ik geruisloos zweven
Pierre Hendrix, Vóór het onweder, Bornhem.
| |
laat me spoorloos
wit en koud zoals dit blad
haal me echter na de derde dag terug
in de warmte der omarming
ik heb je niet verloochend
na het rijzen van het water
in het grensland halverwege
in de bossen van mijn droom
| |
mirakel
in een handvol droge aarde,
steen met steen verbindt,
zo bracht hij terug bijeen
en verstotene, herschapen tot
ging toen een wereld open,
al zag hij gras en boom en lucht
| |
saint-junien
ik zat alleen op het terras van
de pijnbomen dronken de hitte
het schrale bier zerpte in mijn nieren
vergeten verdriet rispte op
ik wachtte op de blauwe trein
ik hoorde je naam tussen de bomen
ik zag je wezen in de zonnebloemen
ik rook je lijf in de purperen
...maar je grijpen kon ik niet
ik wachtte op de blauwe trein
toen kwam de blauwe trein
Brantôme, Nontron, Xaintraille
ik zat alleen op het terras van
Jan Rougé, Ploeger, olie, 110 × 100 cm.
| |
| |
| |
provence
De morgen ligt nog in droom gewikkeld
gewaden van licht en lavendelgeur
alomtegenwoordige trillende krekels
brengen beweging in de dag.
Rustig en traag zijn de heerlijke uren
niemand vertaalt hier de angstige haast
die ons achtervolgde en die ongemerkt
en zonder droefheid is zoekgeraakt.
De zon onuitputtelijk en onweerstaanbaar
gul als de mond van de ene geliefde
wijd als zijn armen om in te begraven
wat deze vrede verhinderd had.
Nu zijn de woorden helend als honig
glad als de keien in de rivier.
Een doornige tak haalt de hemel open
nog is het paradijs niet hier.
| |
moeder
in de palm van je hand geleefd
aan je geparfumeerde zweet
nog slechts herinnering zijn...
| |
alfa (romeo en julia)
Dromen in een donkerblauwe limousine
van kus-klare donkerrode lippen
verborgen achter fijne witte handschoenen.
met naaldhakken, donkerblauw gelakt
en donkerroodgelakte nagels, krassend
in de fijne witleren binnenbekleding.
Dromend in de vangrails gereden,
krassen op de donkerblauwe limousine.
| |
lichtmis
Hij had zijn jeugd en haar geweld
Zijn groot verlangen naar het Licht
Hij had zijn mannenjaren aan
Zijn ziel om 't Licht geschreid.
Zijn herfst vlocht zilver door zijn haar,
Sneed groeven om zijn mond;
Hoé had hij naar het Licht verlangd,
Het Licht, dat God niet zond!
Nu teerde hem zijn winter uit,
Zijn hart woog zwaar als lood;
Ach, dat hij 't Licht aanschouwen mocht
Eér 't leven hem ontvlood!
Toen kwam die man, die jonge vrouw
En 't wichtje in haar arm;
En - God zij lof! - het oude hart
Zijn tranende ogen glansden op
In gloed van zuiver goud.
‘Heer, doof die ogen nu maar uit,
Ze hébben 't Licht aanschouwd!’
Gaston de Meyer, Idylle, aquarel, 50 × 40 cm.
| |
voorjaar 2
je nergens thuis voelen en spontaan het hoofd onder
je arm achter je schaduw hollen door spiegels stilte
dimensie die rimpelloos tekent je vertekend beeld
een frambozenstruik met midden
een ijle holte twee roze vruchten van rimpelende handen
|
|