Video tegen de klippen op
De videoclip. Voor één keer gaan we het niet hebben over Nam June Paik of ‘Er ligt een videocassette in de soep’. Het woord ‘video’ is als een conservenblik: in variëteiten, van Chatka-krab tot (extra) fijne doperwtjes. Voorwaar een signifiant met veel signifiés.
Video is een combinatie van wetenschap (techniek) en kunst, van-stapel-lopend eind jaren '60, met dezelfde turbulentie zoals dat toen toepasselijk was. Het ging goed met de mediabusiness, té goed naar de smaak van een aantal kunstenaars die er meteen brood in zagen en van hetzelfde laken een broek de televisie een lange neus zetten.
Maar het bleef hier niet bij. Video veroverde langzaam maar zeker andere terreinen. Inspanningen van het Westen en Japan bleven niet in de mouw hangen. Vandaag heeft elke firma die zichzelf respecteert wel een eigen videoteam. Scholen en culturele centra gaan dezelfde weg op.
En het publiek hapt gretig toe. Een Videorecorder is als baas zijn op eigen buis: om de hoek huur je een cassette en daar doe je dan verder mee wat je ook wil.
Maar hoe zit het nou met de videoclip, want dat is toch de bedoeling van dit artikel?
De videoclip is, in het kader van de zichzelfrespecterende firma een reclamespot: zij vertegenwoordigt een potentiële marktwaarde wat nog verstevigd wordt in het commerciële televisienetwerk.
Daar waar videokunst het beeldmonopolie van de gevestigde beeldmedia tracht te doorbreken, staan de videoclips (beter: videospots) in dienst van de t.v.-ideologie. Een popgroep, die verder niks te maken heeft met het televisie-instituut maakt een clip en die clip krijgt een betekenis op zich. Een goeie clip betekent niet noodzakelijkerwijze een goeie groep, en omgekeerd. (Ook de combinatie goeie song/goeie clip is hier van toepassing.)
Naast de bevestiging van dit beeldmonopolie creëert deze videospot een betekenisverarming, tegengesteld aan de technische mogelijkheden van het videomedium. In plaats van tot een codediversificatie leiden de meeste videoclips tot een beeldunificatie: het tonend karakter van de clip resulteert in beeldeenheid. Het stramien waarop de doorsnee videoclip wordt vervaardigd bestaat uit een eenvoudige serie elementen, met als mogelijke afwisseling de volgorde waarin ze worden gepresenteerd.
Elke videoclip hanteert een reeks categorieën die op zich variaties van hetzelfde thema zijn. Zo heb je bijvoorbeeld de categorie ‘Groepsperformance’, verantwoordelijk voor het imago van groep/zanger(es). Variaties hierop zijn de volgende: 1) optreden in natuurlijk (studio, zaal) of 2) onnatuurlijk milieu (bos, strand, op rots in de branding, berghelling, straat, dak, enz.) en/of 3) (een aantal van) de leden van de groep/zanger(es) treden op als steracteur en dit al dan niet gesitueerd binnen een opgezet verhaal. Opvallend hierbij is dat er aan de hand van montage duchtig gewerkt wordt op verschillende meta-niveaus. Door de combinatie van een reeks gemonteerde shots krijgt men onder andere volgend stramien (script): 1) podiumperformance (al dan niet voorzien van de nodige meiden) 2) act in pseudo-film 3) aanwezigheid van de performer(s) via een televisiescherm en tenslotte bijvoorbeeld eindigend met 4) flits van massaoptreden, inclusief van het (enthousiast) publiek.
De combinatie/volgorde van deze verschillende elementen is groot maar niet oneindig. Daarnaast kan er ook binnen elke afdeling van deze ene categorie gevarieerd worden. Bijzonder vruchtbaar zijn de acts in de zgn. pseudo-verhalen. Deze kunnen de illusie geven als gaat het om een love story, een Amerikaanse B-film, een film-noir, kolder, enz.
Aansluitend bij deze categorie krijg je onmiddellijk te maken met een andere: situering van ‘Tijd en Ruimte’, waarbinnen natuurelementen een belangrijke rol spelen. Opvallend is de populariteit van maan, water, vuur, rook, mist (gecondenseerde adem), wind/regen, zon, zee, strand/woestijn. Bliksem en sneeuw komen niet zo frequent voor, wat ook de reden moge zijn.
Het nachtelijke stadsleven, parties (jet sets), cafés, bars en slaapkamers vormen bij voorkeur ‘Het Decor’. Verder kom je vlug tot de vaststelling dat groepen en acteurs zich graag laten omringen door of gebruik maken van een reeks ‘accessoires’ gaande van voorwerpen (uitschieters zijn maskers, poppen, telefoons, klokken, neon-lichtreclame, koffers, kandelaars/kaarsen en zwart-wit foto's), transportmiddelen (vooral auto's en op de tweede plaats boten) tot dieren (met
Billy Idol's hitclip ‘Dancing with myself’ with a little help from Poltergeist-regisseur Tope Hooper.