Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 34
(1985)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Video en TVAlleen al het naast elkaar plaatsen van de woorden video en televisie stelt de televisie als instituut in vraag. Bij de meeste videomensen is deze vraagstelling positief. Ze houdt immers een streven in naar andere televisie. De meeste televisiemensen daartegenover ervaren deze vraagstelling als een bedreiging. Video ondermijnt ‘hun’ televisie. En dat is ook zo. Video refereert naar televisie, niet alleen omdat video dezelfde elektronische drager kent, maar omdat video televisie ‘herschrijft’. Het wil het object televisie en zijn sociale context anders zien. Het gaat hier om een epistemologische breuk, aangezien video per definitie de wijze van representeren radicaal ondermijnt. Video is bijgevolg reactie. Video lokt dan ook verzet uit.
Video heeft zich de strategie eigen gemaakt van een metataal. Het presenteert zich veel minder als een werkstuk dan als een tekst. Maar dan als een tekst die geënt is op andere teksten, waaronder de tekst televisie. Vandaar dat video voortdurend als ‘anti’ wordt ervaren. Anti-esthetisch bijvoorbeeld, of anti-televisie. Dit is echter geen uiting van een nihilistische, maar wel van een kritische houding. Video breekt met een aantal algemeen aanvaarde wijzen van representeren, niet om een leegte achter zich te laten, maar om deze universele en geijkte representatievormen in vraag te stellen en om die te bestrijden met een aantal alternatieve zienswijzen.
Video als audio-visueel medium leent zich daar zo gemakkelijk toe, omdat het in de eerste plaats een reproduktietechniek is. Het veelvuldig quoteren, fragmenteren en herhalen van reeds bestaande beelden is haar eigen. En juist doordat video deze bestaande beelden wil bekritiseren, commentariëren, staat de vervorming van deze beelden centraal. Het verkleinen, digitaliseren, vertragen en versnellen van deze beelden is geen louter infantiel spelen met het leuke special effect, maar het resultaat van een instelling, van een afstand-nemenvan, van een kritiek. De vanzelfsprekendheid van een aantal narratieven zoals we die terugvinden op televisie, in onze dagelijkse conversaties, in dagbladen, in films (...) wordt voortdurend in twijfel getrokken. Vandaar ook dat video zoveel nadruk legt op de montage en de collage, op de allegorie en op de pastiche. Video verklaart zich immers als een verzet tegen alles wat normatief is, maar niet alleen op het niveau van de inhoud, ook op het niveau van de wijze waarop deze inhoud wordt gerepresenteerd. Dit is het wat haar zo uniek maakt, wat haar zo onderscheidt van al de andere media, televisie inbegrepen.
Video op het televisiescherm brengen betekent altijd een breuk. Of zoals Nam June Paik zegt: video slaat een gat in het televisieapparaat. En dat hoort ook zo te zijn. Ook wanneer er over video wordt bericht. Want zonder deze radicale ervaring verliest video haar eigenheid. Televisieprogramma's over video die dit breukeffect trachten weg te moffelen missen hun doel. Het resultaat is dan wel 100 procent televisie, maar van video blijft alleen maar de uiterlijke verschijningsvorm over: het zo leuke special effect.
Video bestrijdt duidelijk een aantal ficties. Naar de televisie toe breekt video met het anonieme, naar de kijker toe met het passieve. In een eerste fictie wordt televisie gelijkgesteld met oppervlakkig kijken. Er rest de toeschouwer niets anders dan de dagelijkse stortvloed van vluchtige beelden avond na avond te ondergaan. Dit effect van gelijkschakelen is echter niet eigen aan het medium van de televisie, maar louter een gevolg van de wijze waarop televisie wordt gemaakt. De feitelijke realiteit - eenmaal op televisie - verliest haar eigen waarde en betekenis. Zij wordt op haar beurt televisie. Wanneer televisie realiteit brengt, dan betekent dit dat zij de realiteit representeert. Maar televisie wil een schijnbeeld zijn van de realiteit. Zij wil de realiteit vervangen. Zij doet alsof zij niets representeert, alsof de werkelijkheid als vanzelfsprekend alleen via het voertuig televisie de huiskamer binnenstormt. Zelfs nu nog durft men spreken van ‘objectieve televisie’. Dit is uiteraard een politieke term, maar tevens een wetenschappelijke leugen. De enige mogelijkheid om dit proces tegen te gaan en om de realiteit haar kracht terug te geven, ligt in het zichtbaar maken van dit proces. Televisie is alleen maar televisie. Televisie kan pas dan realiteit brengen - van welke aard dan ook - wanneer ze tegelijkertijd het televisiemaken van deze realiteit duidelijk stelt. Het instant-replay bij voetbalreportages of de
Perfect lives, Robert Ashley, USA, 1983, 7 x 26 min., kleur. M.m.v.: ‘Blue’ Gene Tyranny, John Sanborn, Peter Gordon, Carlota Schoolman e.a.; met Robert Ashley, ‘Blue’ Gene Tyranny, Jill Kroesen, David Van Tieghem; produktie: Robert Ashley, The Kitchen, i.s.m. Channel Four, i.o.v. The Kitchen.
| |
[pagina 29]
| |
La danse de l'épervier, Robert Cahen, Frankrijk, 1984, 14 min, kleur.
Choreogragie: Hideyuki Yano; beeld: André Domage e.a.; montage: Ermeline le Mezo, Brigitte Valls; muziek: Michel Chion; geluid: Jean-Pierre Laforge, Patrice Gleize; mixage: Jean-Pierre Laforge, Francis Wargnier; decor & kostuums: Didier Goury; met Hideyuki Yano e.a.; produktie: INA (Serge Com), Ministère de la Culture. aanwezigheid van de regie-kamer bij IJsbreker zijn daar primitieve voorbeelden van. Bijgevolg, voor de toeschouwer negeert de televisie zichzelf en creëert hierdoor een vacuüm. Het is deze leegte die gretig door videocreaties wordt opgevuld. Video presenteert zich als een televisie over televisie. Het is televisie die complex durft zijn, die een dubbele discours hanteert en die het televisiemaken benadrukt door het voortdurend in herinnering te brengen. Videocreaties zijn beeldstrategieën, waarachter en waardoor soms een realiteit wordt aangeboden.
Het kan nog anders omschreven worden. Video is een soort actualiseren van de televisie. Een Jetztzeit. Een soort exaltatie van het unieke moment. Een aaneenschakeling van revelaties. In tegenstelling tot televisie heeft video helemaal geen schrik voor het technologisch karakter dat haar eigen is. Zij aanvaardt de beperktheid van haar reproduktietechniek, die inderdaad alleen in de tijd kan worden ervaren. Televisie is ook zo'n reproduktietechniek, maar zij probeert voortdurend iets anders te zijn. Zij wil voortdurend als ‘realiteit’ worden ervaren, in plaats van te laten zien wat ze is: een machine die artificiële produkten vervaardigt. Dit doet video. Video aanvaardt en presenteert zich als een artefact. Daarom heeft video veel meer kans om vernieuwend en krachtig te zijn. Haar technische geaardheid is inderdaad beperkt, maar ze kan dit beperkte werkterrein vrij en oneindig uitbreiden. Weliswaar niet in de breedte, maar in de diepte. Video kent niet de onmogelijke ambities van de televisie. Video zal dan ook niet zoveel misverstanden oproepen. In een tweede fictie wordt televisie gelijkgesteld met anonimiteit en stereotypie. Alles geraakt onder eenzelfde noemer. Het gevoel van saamhorigheid wordt ten volle bevredigd. Het beeldaanbod is in kwantiteit weliswaar overvloedig, maar kwalitatief vertonen alle tv-stations steeds meer gelijkvormigheid en standaardisering. De technologische vooruitgang van de audio-visuele middelen is onvoorstelbaar groot, maar de algemene televisiecultuur is precies in dezelfde verhouding achterop. Ook hiervoor is uiteraard niet het medium van de televisie aansprakelijk. Deze evolutie is grotendeels een gevolg van externe factoren, zoals het politiseren van de televisie en het commercieel concentreren en internationaliseren van de media. Deze tendensen leveren uiteraard geen televisiekwaliteit op, maar louter financieel en politiek rendement. Video heeft daar gelukkig tot nog toe geen last van en levert ondertussen unieke televisie af, die gerust persoonlijk durft zijn. De televisie daartegenover bevindt zich in een impasse. Door de vele technologische vernieuwingen op audio-visueel vlak en door beter te kijken naar datgene wat buiten haar muren gebeurt, zou de televisie inderdaad haar mogelijkheden opnieuw kunnen ontdekken. Iedereen ziet dit wel in, alleen niet diegenen die het televisieapparaat controleren. Des te groter de vooruitgang wordt van de technologie, des te duidelijker wordt de achterstand inzake de produktie van de beeldcultuur. En dat heeft niet alleen te maken met centen, maar vooreerst met aandacht voor het medium. In tegenstelling
Huilend beton, Meatball, Nederland, 1984, 70 min, kleur. C.O.V: VPRO.
| |
[pagina 30]
| |
tot buur- en andere landen waar zoiets bestaat als mediabeleid en research, ontbreekt dit totaal in België en zeker in Vlaanderen.
Hier hebben we nog altijd te maken met een televisie die louter volgens eigen wetten functioneert. De fundamentele rol van deze televisie inzake mediabeleid is zelfs niet negatief, ze is gewoon onbestaande. Deze televisie levert dagelijks een verloren slag. Ze tracht zich niet alleen recht te houden binnen de concurrentiestrijd met de buitenlandse tv-stations, ze voelt zich bovendien voortdurend verplicht om zich telkens opnieuw te bevestigen tegenover het politiek apparaat waarvan ze afhangt. Algemene uitputting is het resultaat. Men heeft er noch het geld, noch de tijd om aan enige vernieuwing te denken. Laat staan aan mediabeleid. Intussen floreert het politiek gescharrel. Intussen ook is het televisiepersoneel al lang creatief werkloos. Intussen blijven de muren potdicht, en wordt elke toegang tot de televisie voor iedere onafhankelijke videomaker of voor welke alternatieve groep dan ook ontzegd. Intussen doet het buitenland aan beleid en research, en geraken wij nog verder achterop. Intussen zijn we meer dan ooit vatbaar voor een nieuwe invasie. Experten hebben voorspeld dat elk Europees land tegen het einde van de jaren 80 gemiddeld zal beschikken over 30 televisiekanalen per kabel, over 3 satelliettelevisies en over 3 traditionele televisiekanalen. Bovendien zal elk kanaal gemiddeld 10 uur uitzenden per dag. Het is duidelijk dat de klassieke televisie binnen een dergelijk medialandschap niet meer op dezelfde wijze zal functioneren. Het is duidelijk dat in een
‘Er ligt een video-cassette in de soep’ BRT 1983.
Scenario: Chris Decron en Stefaan Decostere. dergelijk massa-produktieveld de standaardisering hoogtij zal vieren en dat de kans op creativiteit binnen de instituten zelf kleiner en kleiner zal worden. Het is duidelijk dat die van buitenaf zal moeten komen. Nog meer dan nu reeds het geval is.
Wij hebben geen ZDF, Channel Four of INAGa naar eind(1). Wij hebben geen Eckart SteinGa naar eind(2) of Jeremy IsaacsGa naar eind(3). We hebben zelfs geen VPROGa naar eind(4). Geen CAT-FundGa naar eind(5). We hebben zeker geen Rockefeller FoundationGa naar eind(6). Ook geen New Television WorkshopGa naar eind(7). Laat staan een agentschap als OCTETGa naar eind(8). We hebben alleen onszelf en een beetje hard-ware her en der verspreid. En om niet te vergeten ook een ondergesubsidieerde televisie, een publiek dat zeker beter verdient en een groep onafhankelijke en talentvolle mediummensen die in de kou blijven staan.
Stefaan Decostere |
|