| |
| |
| |
wij huldigen / wij gedenken
Liliane Bocken
Tenuto-prijs BRT-RTB 1979 voor klarinet
Tussen al zijn zonen die ‘Vlaanderen’ nog steeds uitzendt, loopt er waarempel een ‘dochter’, die voortdurend mijn aandacht staat op te eisen: Liliane Bocken. Zo werd ze trouwens ingeschreven in het register van de burgerlijke stand van Maaseik, en wel op 31 augustus 1958, als wettige dochter van Jeanny Wimmers en Léon Bocken.
‘Zo de vader, (een voortreffelijk muzikant!) zo de zoon’ (weer een discriminatie voor de dochter!), moet haar hele omgeving wel gedacht hebben toen die kleine Liliane - was ze al 15 jaar? - de gouden regeringsmedaille behaalde voor klarinet aan de stedelijke muziekschool van Maaseik.
Voor haar vriendenkring, maar zeker voor Walter Boeykens, haar vroegere leermeester aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Antwerpen en tevens een gekend en gewaardeerd gastprofessor in binnen- en buitenland, moet het ontegensprekelijk een verheugend nieuws geweest zijn toen alle persmedia er melding van maakten dat Liliane Bocken op 20 november '79 als laureate was uitgeroepen in de Tenuto-wedstrijd, met een werk van Claude Debussy (Première Rhapsodie) en van Krammer Krommer (Concerto). Als jonge soliste vertolkte ze dit laatste werk trouwens samen met het Philharmonisch orkest van de BRT o.l.v. Fernand Terby, in een rechtstreekse televisie-uitzending op 11 maart '80: een werk, dat ze wist te brengen met een briljante beheersing van ritme en met een zodanige begeesterende overgave, dat elke aandachtige luisteraar erdoor in vervoering werd gebracht. Kortom: een resultaat van intense studie en volgehouden concentratie.
Herhaaldelijk trad ze daarenboven de laatste jaren op met het Antwerps kamermuziekensemble, het Helicon kwintet, het kamerorkest van de BRT, Mezza musica en de Muzikale Kring ‘Maasland’. Op dit ogenblik legt ze vooral de klemtoon - muzikaal dan - op vioolstudie en is ze tevens verbonden aan de stedelijke muziekschool van Maaseik en aan de gemeentelijke muziekacademie van Genk, als lerares klarinet.
Liliane Bocken, een kunstenares waarvan men voorzeker nog veel zal horen in de toekomst. Een jong talent waar muziek in zit! (van Eycklaan 91 bus 14, 3680 Maaseik)
Heman Hendrix
| |
Ria Bosman
Prov. Prijs O.-Vl. voor Textiel - ‘Jugend Gestaltet-Preis’ München
Ria Bosman (o Beveren-Waas 1956) studeerde, na het middelbaar onderwijs, Monumentale Kunst aan het H. Inst. St.-Lucas Gent. Zij werd in 1979 laureate van de prov. prijs van Oost-Vlaanderen voor Kunstambachten, afd. Textiel. In 1980 volgde in München haar bekroning met de prijs ‘Jugend Gestaltet’, voor dezelfde discipline. Zo werd zij uitgenodigd om te exposeren in maart II. in München en in juni-juli in Wien-Oberlaa n.a.v. de ‘9. Generalversammlung und Konferenz des World Crafts Council’.
Ria Bosman heeft een uitgesproken voorkeur voor gesloten composities, opgebouwd uit recht afgelijnde, door de jute kettingdraden getemperde lederen kleurvlakken. De door haar gecreëerde rechthoekige hangtapijten worden niet door een kader van de naaste omgeving afgesneden, maar hun strenge geometrische omtrekslijnen fixeren de ascetische inhoud.
Het toevallig ontdekken van de rijke textuur van de ruwe keerzijde van voor confectie bestemd leder, gecombineerd met een vroeger gebruikte weeftechniek met gekleurd vlas, gaf aanleiding tot haar werkwijze. In een mengtechniek van kleurpotlood, aquarel en viltstift worden vooraf kleinschalige schetsen gemaakt. Het gebruikte weefraam is een eenvoudige constructie van horizontaal en verticaal verstelbare houten latten, waarop het werk in dezelfde richtingen groeit. Vellen leder, in de gekozen zachte tinten worden in reepjes geknipt. Zoals de gesponnen wol door wevershanden tot een nieuwe vacht wordt herschapen, worden de strookjes hier samengeklopt tot een
ander geheel, dat getuigt van haar hand en inspiratie. Het meestal eenkleurig aspect beklemtoont het rijke en soepele organische van de materie, dat met het strakke meetkundige van de vormgeving een duidelijke tegenstelling vormt.
De ingetogenheid van de zichzelf verwoordende creaties van Ria Bosman contrasteert fel met haar eigen levendigheid, maar getuigt tevens van een innerlijke kracht en eenvoud. (Sint-Michielsstraat 23, Gent)
Ignace De Vos
| |
Hendrik Caspeele 90
Enkele maanden terug, op 19 oktober, werd toneel- en operakunstenaar Hendrik Caspeele negentig. Deze uitzonderlijke Vlaamse figuur kan daarbij terugblikken op een ruim tachtigjarige kunstenaarsloopbaan, doordat hij zich nog steeds blijft inzetten, uiteraard nu iets rustiger, voor onze cultuur in de breedst mogelijke zin.
Reeds tijdens het seizoen 1900-1901 debuteerde hij in de Vlaamse Schouwburg van zijn geboortestad Gent. Enkele jaren later werd hij laureaat aan het conservatorium te Gent voor toneel en voordracht en tevens voor lyrische kunst. In beide richtingen zou hij het waar maken. Als eerste baszanger, bij de K.V.O. te Antwerpen, bracht hij er op schitterende wijze talrijke operaglansrollen. In het operettegenre zong hij honderden maal de titelrol in ‘De Lustige Boer’. Als toneelspeler juichte men hem toe over heel Vlaanderen. Als regisseur werkte hij in praktisch alle Vlaamse beroepsschouwburgen en ook over de grenzen. Liefhebbersgezelschappen
| |
| |
Foto Armand Vandeghinste
deden ontelbare malen een beroep op hem. Tot voor enkele jaren voerde hij nog zelf de regie bij de toneelvereniging in zijn woonplaats Sint-Martens-Latem.
Als directeur leidde hij zeer geslaagd het Scala Empire-theater te Antwerpen en bracht hij de vervlaamste Gentse opera tot een hoogtepunt van 1940 tot 1944. Niet alleen leidde hij er de opera, - tot dan een Franstalig bolwerk - maar bewees tevens dat ook werk van Vlaamse componisten bomvolle zalen krijgt als het goed uit- en opgevoerd wordt. Op sociaal vlak bracht hij er de betaling van de kunstenaars op 12 maand, voordien op 8 maand. Naast dit alles was hij tevens leraar lyrische kunst aan het conservatorium te Gent, schreef libretto's voor opera's en operettes, maakte naam als revue-, toneel-, film-, T.V.- en luisterspelschrijver, vertaalde operettes en zangspelen en was hij decor- en kostuumontwerper.
Hendrik Caspeele maakte niet alleen de Vlaamse toneel- en operageschiedenis van aanvang der 20e eeuw tot heden persoonlijk mee maar hielp ze tevens sterk bepalen. Hij zal er dan ook steeds een onuitwisbaar deel van blijven uitmaken. (Koperstraat 4, 9830 St.-Martens-Latem)
Luc Lekens
| |
Jo Ceulemans
Noordstarfondsprijs voor Toneelstuk
Dank zij het mecenaat van het Noordstarfonds - dat, meer dan één officiële theaterdirectie en openbare besturen, beseft dat Vlaamse toneelauteurs en ook toneelbeoefenaars zowel morele als financiële steun en aanmoediging nodig hebben - is Jo Ceulemans uit de mist van het amateurisme en uit een langdurig streven naar degelijk resultaat opgetild tot de in Vlaanderen zo zeldzaam rijk-bekroonden! Honderdvijfentwintigduizend frank is, ook nu nog, alleszins voor een Vlaams toneelauteur, een hoog waardeerbaar manna, waarmede een bekroonde wel eens een tijdlang een neus kan zetten naar onverschillige directies en besturen, die hem ‘uiteraard’ toch stiefmoederlijk zouden behandeld hebben.
In feite is Jo Ceulemans (Lint 23 januari 1923) nog een debutant. Het is het eerste ‘volle avondstuk voor volwassenen’ dat hij tot op heden voltooide, hoewel hij reeds lang bewust mocht zijn dat hij in staat was toneel te schrijven, zowel voor de jeugd als voor volwassenen, dat had hij reeds bewezen, vooral door enkele eenakters die niet onopgemerkt bleven. Maar Jo bleef op dat terrein altijd zeer bescheiden en miste zelfvertrouwen.
Wat theater nodig heeft ervaarde hij in de amateurswereld, als speler en als regisseur. ‘Twijfelend steeds streven naar beter’ zou zijn devies kunnen zijn. Als produkt van het amateurtoneel ging zijn voorkeur naar het ludieke, naar speelmogelijkheden. Spanning boeide hem vooral in het trillergenre en ook in het magische. Graag zou hij sterk dramatisch werk concipiëren naar het voorbeeld van de klassiekers maar in zijn bescheidenheid voelde hij zich daartoe nog niet geroepen.
Hij had een werk ‘Lieve Francis’ op het getouw staan, toen hij via kranten de aankondiging las van de ‘zoveelste’ Noordstarfondsprijs. Zijn vrouw en ook vrienden, die hij het nog onvoltooide werk ter lezing gaf, raadden hem aan: ‘inzenden!’ En onder zevendertig naamloze deelnemers kaapte Jo de begeerde prijs. Nu moet hij zich wel rekenen tot het gild van de vaak zo verguisde Vlaamse toneelauteurs. Maar Jo zegt: (de woorden van Beaumarchais indachtig) ‘Ik zal er maar in geloven als ik een vertoning gezien heb, misschien krijg ik
dan zelfvertrouwen’. We hopen het met hem. (Heideland 58, 2510 Mortsel)
Paul van Morckhoven
| |
Kunstschilder Arthur Hellebaut
Bronzen Med. V.B.v.B.; Zilveren Med. Mérite Artist. Européen
Deze kunstenaar werd te Gent geboren op 28 oktober 1927. Hij studeerde aan de Stedelijke Beroepsschool voor Decoratieve Kunsten van 1942 tot 1945 en vervolmaakte zich daarna onder leiding van kunstschilder Van de Perre, grafici De Budt en Frans Mussche aan de Academie voor Schone Kunsten van de Arteveldestad. Werken van hem vinden we niet alleen in private verzamelingen in ons land maar ook in Bonn, in Zaïre en Canada.
Talrijke uitspraken van kunstcritici bevestigen de waarde van zijn werk o.m.: ‘Hellebauts voorliefde gaat naar karaktertypes en dan bij voorkeur van dutsen en dompelaars, een dronkaard of een
straatloper. In zijn werk zoekt hij naar de ziel van een kategorie mensen, waarvan wij zouden kunnen vergeten dat zij nog bestaat. Alles wordt gevat in een spookachtige getormenteerdheid, een mysterieuze bezetenheid’. (Roni Ranke)
‘Wij stonden voor een zeldzaam fenomeen het werk van een schilder te zien wiens doeken in deze tijd als een illustratief anachronisme te beschouwen zijn, hij blijft trouw aan het genre dat gewild de klok tientallen jaren achteruit zet, doch heeft een heel eigen expressiekracht die sommige ten onrechte als verjaard zouden bestempelen. Het karikaturale in zijn werk en zijn volksfiguren ligt er wel dik op, doch de omgeving der scheefgezakte huizen en de hel verlichte straten redden steeds het geheel!’ (Joz Murez)
| |
| |
Tenslotte Mr Ferdinand Melleville: ‘Wij ook hebben deze karaktertrekken in het werk van de artiest waargenomen. Hij wil zich absoluut afzijdig houden van elke moderne kunst, en aanleunen bij het karaktervolle oude Gent en het Vlaanderen van jaren geleden, waar er nog mensen leven met de gebreken die deze lieden kenschetsen’. (Bouwmeesterstraat 48, 9110 St.-Amandsberg)
| |
Cineast Patrick Lagrou
Eerste Prijs en Gouden Medaille ‘Festival van de Onderwaterfilm’ Brighton (Engeland) 1979
Beste Patrick, je was voorbestemd om wijnhandelaar te worden. Men mag erover zeggen wat men wil, maar ‘wijn kénnen’ is zeer belangrijk, en daarbij een stevige basis voor de verdere ontwikkeling van de mens, de journalist, de schrijver, de voordrachtgever, de explorator. Je bent van die basis vertrokken om rechten, journalistiek en kunstgeschiedenis te studeren. En om daarna de hele wereld te gaan ‘proeven’, zelfs tot in de diepzee.
Zoals een échte fijnproever die geuren opsnuift - en daarmee al dadelijk weet wat er in de fles zit - ben je ook gaan proeven van alle zeeën, woestijnen, klassieke oudheid, ongerepte natuur, het wilde milieu waar zeldzame diersoorten met uitroeiing worden bedreigd, en zoveel meer, dat het bijna onmogelijk schijnt dat dit allemaal mogelijk is geweest als je pas dertig bent!
Een perfecte wijnkenner moet éérst even het gouden of robijnen wonder van de natuur ruiken, een slokje over het gehemelte en de tong laten vloeien, om daarna vooral erover te kunnen spreken. Dat heb je gedaan met alles wat je, na zoveel anderen, opnieuw had ontdekt. Je hebt al je belevenissen in beeld, klank en woord bewaard voor de mensen die noch de middelen, noch de moed hebben ‘Dionysos achterna’ te gaan. Je laat ze nog allemaal proeven van de goede wijn die jij in duizenden voordrachten en een aantal boeken en films serveert. Je laat iedereen genieten van beelden en kleuren die je in de oude amfora's van je belevenissen hebt opgeslagen.
Je werd met de eerste prijs en de gouden medaille bedacht op het festival van onderwaterfilm in Brighton. Ik weet vast en zeker dat dit alles slechts een begin is. Het is een fantastische aanloop naar veel lauweren, die veel werk vergen, en enige bescheidenheid die je siert. Ik ben gelukkig je te kunnen feliciteren, ook in naam van vele toeristische schrijvers en journalisten. Wij mogen blij zijn dat de fakkel van Olympia werd doorgegeven aan de jongere generatie, die moed, werklust en durf heeft, zoals je dag aan dag schitterend bewijst. (St.-Christoffelstraat 145, 8320 Brugge-Assebroek)
Jos. Lamote
| |
Letterkundige
Fernand Lambrecht
Aforismenprijs Koksijde
Graag en met instemming citeer ik de bekende uitspraak van E.A. Poe: ‘Er zijn twee literaire kwaliteiten: de ironie en het bizarre’. Als daar één kenmerk moet worden aan toegevoegd, dan moet dat ongetwijfeld de beknoptheid zijn. Beknoptheid is altijd een deugd, maar van geen enkel literair genre lijkt zij een zo essentieel kenmerk als van het aforisme. Nu leeft het aforisme als literair genre nog steeds een wat marginaal, geïsoleerd bestaan, als in een ghetto, met aparte bloemlezingen, eigen priesters, eigen adepten en een eigen paus. Het was deze Gerd de Ley die in 1973 Fernand Lambrechts' eerste en tot hiertoe enige aforismenbundel ‘nachtelijke invallen’ (Sonneville, Brugge 1972) inleidde en hem met de Pool Stanislaw Jerzy Lec, de beroemde auteur van o.m. ‘Ongekamde Gedachten’, vergeleek: ‘Vooral de uiterst gecomprimeerde vorm (meestal korter dan één regel) en de vaak ironische en sarcastische inhoud heeft hij met Lec gemeen’. Deze bewering kan bv. geïllustreerd worden met de uitspraak ‘Vaak staan sukkels op sokkels’, het aforisme waarmee hij bekroond werd in de Aforismenprijsvraag
1979 van het tijdschrift ‘Oprispingen’.
Prijswinnaar Fernand Lambrecht is ook op andere literaire velden bedrijvig en oogst ook daar lauweren. Hij debuteerde reeds in 1972, met onder de titel ‘Simultaan’ samengebrachte en door Hedwig Speliers ingeleide gedichten. Maar reeds in 1960 was de aandacht op zijn poëzie getrokken door een bekroning in de prijsvraag van Heist-Duinbergen. Hij publiceerde sindsdien geregeld in tijdschriften en kreeg in 1966 de Basiel de Craeneprijs der Poëziedagen van Deurle voor het mooie gedicht ‘apokaliptisch’, dat door Maurits Deroo werd getoonzet. Ook het korte verhaal ‘Skura’ werd uit de grote hoop gelicht (op de Dagen van het Jong Ned. Lit. Tijdschrift, in 1964) evenals de science-fictionstory ‘Seinen uit het komende’ waaraan in 1972 een Sfanprijs werd toegewezen. Vorig jaar verscheen ‘Morgen zal het woorden sneeuwen’, zijn tweede gedichtenbundel. Hij was mede-oprichter en redactie-secretaris van het tijdschrift ‘Betoel’ en is vast medewerker van ‘Radar’, waarin hij geregeld aforismen, gedichten en recencies plaatst. En hij is één van de weinige schrijvers waarvan ik vind dat hij te weinig publiceert. (Gistelsteenweg 156, 8202 Varsenare).
Renaat Ramon
| |
Roger Leens
1e Prijs en Prijs van het Publiek Int. Koorwedstrijd van Montreux; Jubileum Koor Musica Nova; 5e Prijs Europese Beker Gemengde Koren Knokke
In 1965, het jaar waarin Roger Leens afstudeerde als laureaat orgel (leerling van Stanislas Deriemaeker) en muziekpedagogie (laatste leerling van Marcel Andries) aan het Lemmensinstituut, stichtte hij meteen het gemengd koor ‘Musica Nova’ en leidde dit tot heden ononderbroken (zie foto in nummer 176, bladzijde 162). Zijn muzikale activiteiten verdeelt Roger Leens over twee werkterreinen: de muziekpedagogie, als leraar aan het Hoger Pedagogisch Instituut te Heverlee waar hij gedurende acht jaar dirigent was van het meisjeskoor ‘Aloeette’; de koordirigent, als hoofdleraar koordirectie en koorklas van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen. Zijn oude liefde, het orgelspel beoefent hij nog steeds in zijn vrije tijd.
Roger Leens, die ook als gastdirigent gevraagd wordt bij andere koren, ondernam verschillende studiereizen, o.m. in Duitsland, Nederland en Polen. Zowel de oude muziek als de technieken van de avant-garde houden zijn aandacht gaande. Hij is lid van de muzikale adviescommissie van het Algemeen Nederlands Zangverbond en is jurylid bij diverse koorwedstrijden en -tornooien, in binnen- | |
| |
en buitenland.
Het Boomse gemengd koor vzw ‘Musica Nova’ werd opgericht in september 1965 door zijn huidige dirigent Roger Leens. In principe stelt ‘Musica Nova’ zich open voor elke muziekliefhebber. Het repertoire bevat werken van P. Benoit, V. Nees, J. Van Nuffel, W. Byrd, P. da Palestrina, H. Schütz, C. Monteverdi, G. Carissimi, H. Purcell, J.S. Bach, G.F. Händel, J. Haydn, F. Mendelssohn, J. Brahms, A. Bruckner, R. Vaughan Williams, C. Orff, H. Disler e.a. Bij het repeteren en concerten geldt als belangrijkste stelregel: muzikale en vocale kwaliteiten verbinden met een pedagogisch verantwoorde uitbouw van het repertoire in een aangenaam musiceerklimaat. Momenteel verenigt het koor een zestigtal gestdriftige leden, muziekstudenten en muziekminnende liefhebbers, die het koorzingen beschouwen als een zinvolle en fijne vrijetijdsbesteding.
Het geheim van de blijvende en steeds groeiende kooractiviteiten van Musica Nova ligt misschien in de ongedwongen, vriendschappelijke verhouding tussen de koorleden, die vanuit de boeiende muzikale stimulans het enthousiasme vinden om zich belangloos te blijven inzetten voor de evolutie van hun koor. ‘Musica Nova’ gaf tientallen concerten in binnenen buitenland, o.m. in het Festival van Vlaanderen, het Holland-Festival, in Ierland en Zwitserland; het treedt geregeld op voor de Belgische Radio en Televisie en heeft verschillende grammofoonplaten gerealiseerd. (Kerselaarslaan 42, 2650 Boom).
| |
Petrus Mertens 60
Petrus Mertens zag het levenslicht te Nieuwerkerken op 10 maart 1919. Na de lagere school trok hij met vader ‘in den bouw’, dit als huisschilder.
Vier jaar volgde hij lessen sierkunst en figuurtekenen bij Claeys en De Koninck in Aalst. Stilaan groeide bij hem de drang ‘de grove kwast’ in te ruilen voor penseel en doek. Die droom werd begin der jaren zestig bewaarheid.
Uiterlijk is Petrus Mertens bijna een evenbeeld, een schilderportret van streekgenoot Louis Paul Boon. Wat Boon veruitwendigde met woorden brengt Mertens met trefzekerheid op doek: authenticiteit, oprechtheid en liefde voor het vak.
Na een odysseustocht die hem in alle uithoeken van Europa bacht, is Petrus Mertens uiteindelijk in Meulebeke, geboortedorp van Karel Van Mander, neergestreken.
Met een zekere melancholie vertelt Petrus over Deurle, waar hij een tiental jaren woonde en waar hij een onuitputtelijke inspiratie vond in het fascinerende Leiedal, over Griekenland, Spanje,... waar hij de kleurengloed vastlegde op doek.
De lofzang aan de natuur die Petrus Mertens van zijn palet schraapt en op doek uitstrijkt getuigt van een beheerst vakmanschap.
leder werk is een vers van grootse eenvoud, een eenvoud die niet kunstmatig is, niet gezocht is... maar die elke bewonderaar het geheel tot in de kleinste details doet begrijpen.
De retrospectieve tentoonstelling in het Aalsters Oud-Hospitaal was dan ook een parel aan de kroon van Mertens. Na het inleidingswoord van schepen Herman Roels die tevens de kunstmonografie ‘Mertens 60’, door Walter De Taeye, voorstelde, schetste André Demedts, op z'n vertrouwde boeiende manier, de evolutie in het werk van Mertens.
Petrus Mertens is en blijft een vrij kunstenaar, die kleurenweelde op doek weet te toveren, nooit extravagant: zijn vakmanschap toomt zijn schildersdrift in. (Zuid-Australiëplein 37, 8860 Meulebeke).
Luc Bouckhuyt
| |
Letterkundige Werner Pauwels
Baekelmansprijs 1979 van de Academie
Wie van 1970 tot 1973 de Periscoop heeft gelezen kent Werner Pauwels: een man die aandachtig oor en oog openhield en over kunst rapporteerde. Een man die het soms te gortig vond en niet langer
rapporteerde, een man die op de boekenbeurs 1979 zijn uitgever heel attent verzorgde met ‘Wie is de uitgever die mij discrimineert (en wat ben ik waard indien ik zulks lijdzaam onderga)’. (De jongste vijf werken van Werner Pauwels staan op de fondslijst van Orion - voordien zat hij o.a. bij Manteau, Nijgh & van Ditmar.)
Wie het Vlaamse tijdschriftenleven enigszins volgt, kent hem. Als schrijver van lezersbrieven laat hij weinig weekbladen met rust. Je vraagt je af waar hij de tijd vandaan haalt om zijn literaire prijzen in ontvangst te nemen, te schilderen, zich aan de opgeblazenheid van de fatsoenlijke mensen te ergeren, ervoor te zorgen dat het dagelijks brood in de schapraai staat.
Desondanks is Werner Pauwels nog relatief onbekend. Is de thematiek van zijn werk misschien te zeer een obstakel? Hij is opgegroeid in een schippersgezin. De maatschappij gaat hij soms ruig te lijf. Menselijke verhoudingen zijn vooral een aangelegenheid van schijnheiligheid, verkapte dictatuur, nauwelijks gecamoufleerde vijandschap en haat. En tussendoor spot Werner Pauwels om zijn verdrietigheid, om zijn betrokken-zijn enigszins de baas te blijven. Ontroerende bladzijden zijn (dus) niet uitgesloten.
In 1970 had de Uraufführung plaats van ‘Zilveren pantsers’. In 1980 verscheen na 14 jaar weer een dichtbundel (‘Tom’). Het heeft tot 1978 geduurd eer Pauwels een literaire prijs werd toegekend: de Ary Sleeksprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Voor datzelfde ‘Dameshondje’ en voor ‘De tijd voor een lichaam’ ontving hij de Prijs voor de roman van de provincie Oost-Vlaanderen. In 1979 mocht hij de juryleden van de Lode Baekelmansprijs (eveneens Academie) bedanken die zijn ‘Ik beware al die varen’ (over binnenschepen en -schippers) bekroonde. En hij zit niet stil. (Donkenstraat, 9210 Heusden-Destelbergen)
John Heuzel
| |
Jan Rouwet
Jubileum Hasselts a Cappella Koor
Jan Rouwet werd geboren te Bree (Limburg) in 1914. Reeds vroeg ontdekte zijn vader zijn muzikale aanleg en leerde hem notenleer vanaf zijn tiende jaar. Dan kreeg hij pianolessen en zong in het collegekoor van zijn geboortestad. Hij studeerde Grieks-Latijnse humaniora, twee jaar wijsbegeerte en het Letterkundig regentaat. Reeds als student werd hij aangesteld als koorleider in het Klein-Seminarie te St.-Truiden. Intussen vervolmaakte hij zijn muzikale vorming door eigen studie en onder leiding van privaatleraars (A. Hamoir, A. Van Assche, Gaston Feremans e.a.). Als leraar aan het St.-Jozefscollege te Hasselt leidde
| |
| |
hij het collegekoor. In 1944 werd hij kapelmeester van het mannenkoor van de St.-Quintuskathedraal. In maart 1945 stichtte hij, samen met Prof. Paesmans, het Caritaskoor, dat het jaar nadien omgedoopt werd tot Hasselts a Cappella Koor. Dit koor, dat hij thans nog steeds leidt, bouwde hij uit tot een voornaam amateurskoor, dat in binnen- en buitenland heel wat eerste pijzen en directieprijzen behaalde. Concerten in eigen land en buiten de grenzen (Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Ierland, Tsjecho-Slovakije) bezorgden het koor een ruime bekendheid. Meermaals werd het gevraagd om medewerking aan de uitvoering van grotere werken zoals de ‘Negende Symfonie van Beethoven’ (160 uitvoeringen met het Ballet van de XXe Eeuw van Béjart), de ‘Messias’ met het Nationaal Orkest van België, de ‘Matthäuspassion’, de ‘Missa Glagolitica’ van Janacek, ‘Faust’, ‘Les Oiseaux’ (Muntschouwburg) enz.
Intussen componeerde Jan Rouwet in opdracht of voor het eigen koorrepertoire bewerkingen van vreemde en Vlaamse volksliederen, toneelmuziek, gelegenheidscantates, processieliederen, twee Latijnse Missen, één Vlaamse Volksmis en een Te Deum, alles voor gemengd koor, waarvoor hij als titularis van SABAM werd aanvaard.
Dank zij zijn muzikaal technische bagage, zijn aangeboren dirigeertalent, zijn eruditie en zijn psychologisch doorzicht is hij nu nog, na 35 jaar de bezieler van zijn ruim honderd leden tellend Hasselts a Cappella Koor. (Boerenkrijgsingel 39, Hasselt)
Henk Slaats
| |
Kunstschilder Lambert Simon 70
Een bekende figuur in de wereld van de internationale christelijke kunst en van SIAC, waarvan hij te Reims een der oprichters was. Hij was trouwens ook aanwezig op het Int. Congres van 1976 te Male, als vertegenwoordiger van het Nederlandse Alg. Kath. Kunstenaars-Verbond.
Een man met een sterke persoonlijkheid en een bewogen temperament, heftige debatter, ruimdenkend wereldburger, deze Utrechtenaar, die eigenlijk komt uit Den Helder. Hij vestigde zich als jong schilder te Utrecht, het toenmalige centrum van de geruchtmakende groep ‘De Gemeenschap’, waaraan zovele figuren van het Katholiek Renouveau in het Nederland der twintiger en dertiger jaren waren verbonden, zoals Albert Kuyle, Jan Engelman, Anton v. Duinkerken, Otto van Rees, Charles Eyck, Henri Jonas e.a. Zij werden zijn vrienden en medestanders. Naar aanleiding van zijn 70ste verjaardag had een kleine retrospectieve plaats in het huis van de edelsmid Jan Noyons in de Utrechtse Biltstraat. Maar eigenlijk kan men zich op een tentoonstelling geen rekenschap geven van de uitgebreidheid en de grote betekenis van Simons werk.
Daarvoor moet men een tocht doen door Nederland, waar zijn kerkramen, zijn wandschilderijen, zijn grootse composities in heel wat steden te bewonderen zijn; tot zelfs in Duitsland vindt men religieus werk van hem. We vernoemen: de koorabsis te Nijmegen, de ingangshal van het Universitair Anatomisch Instituut eveneens te Nijmegen, het Raadhuis van Grave, het klooster van de Choorstraat te Den Bosch, de Utrechtse muziekschool, de Titus Brandsma-school van Kanaleneiland, enz.
Kenmerkend in zijn, veelal monumentaal, werk is het visionaire karakter, in grootse taferelen, waar hij zich in kan uitleven en de volle kracht van zijn temperament kan tot uiting brengen. Hij is en blijft de schilder van de religieuze bewogenheid, die hij weet te visualiseren op een manier, die wel aansluit bij de grootse traditie van de christelijke kunst doorheen de eeuwen, maar toch de stempel van zijn tijd draagt en deze van zijn eigen persoonlijkheid: de kunstenaar als zoeker naar het mysterie, als boodschapper voor zijn tijd van een altijd nieuwe bijbelse beladenheid.
Het roerige milieu van de Nederlandse katholiciteit bekijkt hij met interesse en betrokkenheid, en tevens vreemd genoeg met een zekere afstandelijkheid, eigen aan een mens die verder ziet dan het heden, zich verbonden weet met het verleden en tevens de toekomst zoekt te onderkennen over het vergankelijke nu heen.
Ad multos annos, vriend Lambert! (Alex. Numankade 17, Utrecht)
A.S.
| |
Kunstschilder Jos Trotteyn 70
Een grootse retrospectieve in galerij Vyncke-Van Eyck en een huldiging met uitreiking van een herinneringsplaket op het Gentse stadhuis onderlijnden de viering van de surrealistische kunstenaar (o Blankenberge 22.4.1910).
Na de academie werd hij leraar en later directeur van de Hogere Schildersschool Domien Steurbaut tot 1963. Als schilder heeft hij het grootste deel van zijn leven in de anonieme stilte gewerkt, in de beslotenheid der vier muren van zijn atelier, zoekend naar de perfectie in de techniek, zoekend naar zichzelf, vooral twijfelend aan zichzelf, herbeginnend, hernemend. Die perfectie heeft hij verworven en bewezen, niet in het minst als restaurateur van belangrijke schilderijen. Zichzelf heeft hij gevonden nadat tegenslag en leed zijn bestaan binnenkwamen, na veel overpeinzing. Op het ogenblik dat hij daarover met zichzelf in 't reine was beschikte hij over een technische vaardigheid die het hem mogelijk maakte zijn
Jos Trotteyn, ‘Het erfdeel voor ons kinderen’. (bestemd voor UNO)
vlsie op het leven, zijn ‘openbare biecht’, zijn waarschuwing ook, visueel te maken. Hij vertrok in een sterk door het voorstellingsarsenaal van Dali beïnvloed surrealisme, dat snel overging in een eigen symbolisme. Trotteyn ‘vertelt’ thans en zijn gevisualiseerde verhalen gaan over zeer verschillende onderwerpen, religieuze, filosofische, eigentijdse getuigenissen, enz.
Hij schildert in een manier die niet meer van deze tijd is, met een ambachtelijke kennis en dito zorg en vaardigheid die we na David verloren hebben. Niet helemaal, want door alle elkaar snel opvolgende ‘ismen’ heen zijn steeds, in verschillende landen, een aantal schilders de fakkel aan elkaar blijven doorgeven. Sinds enkele jaren is voor hun kunnen bij heel wat jongeren nieuwe belangstelling gewekt. Voor kunstenaars zoals Trotteyn heeft dit alles een late erkenning voor gevolg gehad. Maar ze is er gekomen. Kort geleden werd zijn grote werk, ‘de discipelen rond de Meester’ in de crypte van St.-Baafs opgehangen, in de
| |
| |
kerk waarin hij zoveel grote, oude meesterwerken heeft gerestaureerd. (Gauwpoort 17, 9000 Gent)
Rik Clément
| |
Musicus Robert Vliegen
Lid Kon. Academie v.W., L. en S.K. van België
Nationale Prijs van Japan voor koren
Robert Vliegen is een Vlaams musicusmusicoloog, die al iets langer in Japan dan in Vlaanderen leeft. Sinds zijn studie in musicologie aan de University of California te Berkeley en aan de Universiteit te Leuven, was hij 14 jaren professor muziek en dirigent aan de Staatsuniversiteit Kyoiku, te Osaka. Nu is hij professor aan de Osaka University of Arts, en is er dekaan van de faculteit musicologie, waarin de samenwerking met de 45 professoren en de 320 studenten vlot verloopt.
Robert Vliegen is ook de stichter-directeur van het officieel Belgisch Instituut voor Culturele Uitwisseling Pro Musica, dat werd opgericht in 1975 onder de auspiciën van het Ministerie van Nederlandse Cultuur in België. Het doel van dit instituut is de algemene culturele uitwisseling tussen België en Japan te bevorderen en in concrete werking om te zetten. Hoewel de muziek een cultureel domein is dat zich best leent voor culturele contacten, omdat de muziek in Japan erg geliefd is en het taalprobleem zich minder acuut stelt, wordt op deze basis de werking van het instituut uitgebreid tot alle domeinen van culturele uitwisseling, door de bibliotheek, door seminaries, tentoonstellingen, films, contacten tussen groepen, uitwisselingen. Zo is het thans in Japan een volwaardig representatief cultureel instituut van de Vlaamse Gemeenschap in België.
Robert Vliegen heeft talrijke concerten of radioprogramma's gedirigeerd met het professioneel koor van de Japanse Nationale Radio en TV, met koren en orkesten
van Osaka en Kyoto. Daarin werden heel wat voorname werken als bv. de ‘Vespers’ van Monteverdi en vooral de renaissance polyfone muziek van de Nederlandse School geïntroduceerd. De samenwerking met de Jap. Nat. Koorfederatie is een van de voornaamste contacten voor uitwisseling: door seminaries (bv. in febr.-maart 1980, 5 seminaries over de Nederlandse Polyfonie gevolgd door telkens 105 leden), koorleiding, artikels in tijdschriften, radio en TV-programma's, en als jurylid van de Nationale Concours, is het instituut in heel de federatie (60.000 leden) bekend. Er wordt veel hulp aangevraagd en het bezit ook afzonderlijke afdelingen. Dergelijke medewerking leidde het Chuo-Koor van Kobe naar de 1ste prijs voor de Nationale Federatie van Japan en een daaropvolgende hoogstaande concertactiviteit.
Robert Vliegen is iemand die echt gelooft in de noodzaak en de waarde van culturele uitwisseling en zich daartoe in Japan, in naam van de Vlaamse Gemeenschap, volledig inzet. (7-8, Nishinakajima 6, Yodogawaku 532 Osaka, Japan - Contactadres in Limburg: Vriendenkring Pro Musica Institute, Weg naar As 121-37, 3600 Genk).
| |
Mgr. Jules Vyverman, 80
Op 6 januari II. werd Monseigneur Jules Vyverman 80 jaar.
In deze eeuw moet hij te Mechelen alvast een van de eerstgeborenen geweest zijn. Hij komt uit een gezin van drie jongens en drie meisjes en studeerde aanvankelijk in het Sint-Romboutscollege.
Na zijn wijsgerige en theologische studies werd hij op 23-jarige leeftijd tot priester gewijd. Van zijn prille jeugd af voelde hij zich aangetrokken tot de muziek. Hij kreeg les van Aloys Desmet en was amper dertien jaar toen hij al organist was in het St.-Romboutscollege. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat Mgr. Vyverman, die inmiddels reeds enkele werken had gecomponeerd, zich als priesterstudent liet inschrijven in het Hoger Instituut voor Kerkmuziek (Lemmensinstituut) te Mechelen.
Na zijn einddiploma werd hij leraar aan het Sint-Stanislascollege te Berchem. In 1935 keerde hij terug naar Mechelen en werd leraar Gregoriaans, begeleiding en harmonie aan het Lemmensinstituut en tevens repetitor van het vermaarde Sint-Romboutskoor. Het werd een zeer vruchtbare samenwerking met Mgr. Van Nuffel, die hij in 1949 opvolgde, niet alleen als leraar voor de hogere cursus muziekanalyse, koordirectie en esthetiek van het Gregoriaans, maar ook als leider van het Sint-Romboutskoor. In 1952 werd hij directeur van het Hoger Instituut voor Kerkmuziek en in 1962 inspecteur van het muziekonderricht en titulaire kannunik
van de metropolitaanse kerk.
In zijn compositorisch werk zijn drie perioden te onderscheiden: de eerste, de seminarieperiode, met profane en religieuze liederen en met de Psalm 130 ‘Domine, non est exaltatum’ aan de top. De 2de periode wordt gekenmerkt door werken waarin een zuiver lyrisme en een grote expressiviteit worden betracht. En dan ten slotte, een derde periode met grotere werken zoals o.m. zijn oratorio ‘Pastor Bonus’ en zijn orkestpartituur voor ‘De Danser van O.L. Vrouw’. Tussendoor schrijft hij dan liederen zoals bv. het frisse ‘Als de brem bloeit’, dat zeer bekend is geworden.
Samen met Pieter Leemans, Renaat Veremans, Godfried Devreese, Jef Maes, Hendrik Daems, Lode van Dessel en ondergetekende, heeft Monseigneur Vyverman destijds heel Vlaanderen afgereisd om voor de BRT de mooiste schoolkoren te gaan zoeken en verzamelen. Het was een heerlijke tijd, waarin een blijvend vriendschap is ontstaan onder de componisten die deel uitmaakten van de jury. leder jaar komt de inmiddels fel gedunde groep nog steeds bijeen (de laatste jaren bij ons aller Madeleine Jacobs in O.L. Vrouw-Waver) om bij het degusteren van heerlijke asperges, herinneringen aan vroeger op te halen. Dit jaar zal het vooral zijn om Monseigneur Vyverman te vieren. ‘Ziedet’ - zal hij zeggen. Het Kunstenaarsverbond wenst hem nog vele jaren goede gezondheid en nog veel muziekvreugde. (Lange St.-Annastraat 5, 2000 Antwerpen).
Ernest van der Eycken
|
|