in Effingen op de zondag na Pasen. Daar heeft een ingewikkelde wedstrijd plaats tussen twee groepen, die Winter en Lente voorstellen. Verpersoonlijkingen van de winter zijn ook de ‘Straumuni’ of stroman, een kolossale figuur opgevuld met stro, de ‘Hobelspannler’ in een kostuum bestikt met houtspaanders, de ‘Schnäggehüsler’ of slakkehuisjesman; de oude man en de oude vrouw, wier maskers zwaar getekende trekken hebben met bologen, dikke neuzen en brede monden. Hun tegenspelers zijn o.a. de Bruid en de Bruidegom symbolen van de lente.
Een ander zinnebeeld van de lente is de ‘Maibär’ in Bad Ragen. Hij is helemaal met groene bladeren bedekt, ook gezicht en handen en opgesmukt met linten en vlaggetjes. Een variante is de ‘Maibär’ in Sulz, ook helemaal met bladeren bekleed. Na de optocht wordt hij in een waterplas gedompeld van waaruit hij de omstanders besprenkeld, als duidelijk symbool van de krachten van de lente.
Kabaalmakende gebruiken behoren ook tot de midwinterfeesten. In het Berner-Oberland wandelen gemaskerden de hele nacht door de straten, trommelen en rinkelend met bellen om de lucht te zuiveren van de kwade geesten van de winter en om plaats te maken voor de nieuwe goede geesten van de lente. Een eigenaardige figuur is ‘Huttenfoueli’, een man verkleed als arme vrouw die gedoemd is om haar vadsige echtgenoot in een grote mand op haar rug te dragen. Met Kerstmis en Nieuwjaar hebben in Kandersteg de ‘Pelzmarti’ plaats. De meest gekende figuren in dit gebruik zijn de ‘Kindlifresser’. Hun kostuum
Duivelsmaskers, Einsiedeln.
en hoge mutsen zijn uit pels gemaakt. Rammelend met ketens en bellen trekken zij door het dorp. In Brüggen kan men op Sylvestermorgen het lawaai horen van de ‘Römpel’ die door de stad trekken en rond een vuur dansen, waarin een pop, de wildeman, verbrand wordt. De dikke rode neuzen van de ‘Römpel’ steken van onder hun pruik van ongekamde schapenwol uit. Een stel horens en dikke zwarte randen rond de ogen van hun masker vervolledigen hun angstaanjagende verschijning.
De ‘Achetringeler’ van Laupen zorgen voor een ander schrikwekkend aspect van de eindejaarsfeesten. Na een voorhoede, ook al gekleed in pels en versierd met franjes volgen de ‘Besenmannen’ met bezems uit jeneverbesstokken, dan de bellen-rinkelaars in witte hemden en punthoeden. Om de groep bij elkaar te houden zwaait de ‘Blaateremandli’ met opgeblazen varkensblazen. Toeters, zwepen en andere lawaaimakende instrumenten verhogen het duivels gekletter. Het gebruik werd vernieuwd in 1920. Een grimmig houten masker, met starende ogen en dikke rode lippen en oogleden werd als vast type aangenomen.
De rammelende, ratelende ‘Spränggeli’ of ‘Schnabelgeissen’ zijn ook bezig met kattekwaad in de decembernachten. Jongens in witte kleren dragen elk een houten masker met beweegbare onderkaak, dat een klepperend geluid maakt.
De enige overblijvende voorpost van een wijd verspreide ‘Sprängele’ is Ottenbach. Hier maken de gemaskerden hun ronde, op zoek naar bange, maar toch ook blijde slachtoffers.
Fritchivater en Fritchimutter. Luzern.
De ‘Kamel’ in Hallwill is een ander dierenfiguur die opgenomen werd in de gekerstende gebruiken. De legende wil dat een kruisvaartridder uit Hallwill twee kamelen meebracht van zijn tocht naar het Heilig Land. Sindsdien werd de ‘Kamel’ in de dorpsgebruiken ingeburgerd. Die ‘Kamel’ wordt geleid door twee zwartgemaakte ‘Moren’. Hij wordt gevormd door twee jongens, verstopt in een ruim juten jurk. Terwijl de eerste het kartonnen kameelhoofd draagt, loopt de andere in het achtereind over en weer en let er niet op in de maat te blijven met zijn makker.
Nog twee zeer bekende dierenmaskers in de Zwitserse folklore zijn de ‘Fogel Gryff’ en de ‘Leu’ die in Basel samen met de ‘Wilde Man’ een dans uitvoeren op een dag in januari. Het gebruik is eng verbonden met het Baseler gildeleven, daar elk der drie figuren tot een andere gilde behoort.
Om 11 uur 's morgens steekt de Wildeman op een groot vlot de Rijn over. Hij is gekleed en getooid met de altijd groene vruchtbaarheidssymbolen hulst en klimop, hij draagt een denneboompje, waarmee hij de kijkers met Rijnwater besprenkelt. Aan de overkant voegen zich andere gemaskerden bij hem. ‘Fogel Gryff’ draagt een lederen vogelmasker en klauwen, de leeuw een gouden masker en vacht. Om klokslag 12 voeren de drie figuren hun dans uit op de middelste Rijnbrug voor de gildemeesters. leder beweegt zich op de maat van zijn eigen trommelaar. Iedere stap, iedere beweging zijn voorgeschreven: de griffoen buigt plechtig, de leeuw danst gracieus en de wilde man wiegt met de heupen en zwaait zijn denneboompje op de schouders.