binnenlands actueel
‘Elckerlyc’ nog steeds in de belangstelling (diest 17-5 tot 7-6)
In de nazomer van 1970 wierp wijlen Mark Liebrecht zich op de middeleeuwse ‘Elckerlyc’, die 500 j. geleden te Zelem-Diest werd geschreven in een taai gevecht om deze spiegel der zaligheid naar deze tijd over te brengen. Uit dit geworstel werd in samenwerking met Bart Mesotten een nieuwe Elckerlyc geboren, of de ‘Dialoog met Elckerlyc’ zoals de schrijver-regisseur zelf zijn werkstuk betitelde. Hij noemde het verder een modern visueel spel, een moderne moraliteit waarbij hij de volgende inleiding neerschreef:
‘Elckerlyc in moderne spreektaal? Elckerlyc in een kerk? Bezinning gebeurt in stilte. Kijken in het hart. Staren naar de ziel zoals in een meer naar de bodem. Een moment stilte in een mensenleven, buiten het straatrumoer, radio- en televisietamtams. In een kerk rustig nadenken of er nog een God bestaat, of Hij fluistert, ademt, spreekt... of Hij ons ter verantwoording roept. Daarom, één avond zelf “Elckerlyc” zijn. De alomgespeelde oude tekst (voor ons een relikwie, een “cantus firmus”, een sage, een ballade uit de middeleeuwen) spreekt ons niet meer zo direct aan. Wij trachtten hem te verklanken naar “nu” met het enorme respect voor “vroeger”. Elckerlyc zijt gij, ben ik, wij allen!... Twee elementen brachten wij mee die bij deze opvoering van belang zijn: de muziek (geluid Fernand Vandurme) en de diaprojectie (Bob Reusens), de derde dimensie in het theater. Zij transponeren de buitenwereld in de kerk als contrast. Dat alles samen tracht een nieuwe “Elckerlyc” te brengen. Het toneelgezelschap Uilenspiegel uit Diest, met zijn regisseur grijpen hier misschien roekeloos naar een nieuwe theaterformule. De geestdrift die hen bezielt, moet u met uw kritisch oog komen bekijken, maar ook met begrip voor de moeilijke opdracht. Wij zijn ervan overtuigd dat in de kerk en in de liturgie, waaruit het theater is ontstaan, wij terug theater kunnen brengen... zelfs een moderne Elckerlyc’.
Uiteindelijk werden in de Diestse Sint-Sulpitiuskerk toen negen opvoeringen gegeven, zo aangrijpend dat men er sterk aan dacht er een traditie van te maken.
Deze lange aanloop om een nieuwe reeks van dertien Elckerlycvoorstellingen aan te kondigen (17-5 tot 7-6), dit keer in de vroeggotische Onze-Lieve-Vrouwekerk, de oudste kerk van de stad Diest, in het kader van ‘750 Jaar Stad Diest’.
Naar aanleiding van deze nieuwe opvoeringen hadden we een gesprek met regisseur Bert Van Eekert. Als regisseur tekende hij reeds voor produkties als ‘Beatrijs’, ‘Julius Caesar’, ‘Moord in de kathedraal’, ‘Lucifer’, ‘Oidipoes’ e.a.
‘Elckerlyc’ in 1980 programmeren is dat soms meer dan een historisch heimwee?
B.V.E.: Een opvoering van Elckerlyc in het kader van de vieringen rond het 750-jarig bestaan van de stad Diest is beslist lovenswaardig. Het zou echter verkeerd zijn met deze opvoering alleen maar het rijk verleden van de stad te willen belichten, door een historisch belangrijk toneelwerk op te voeren dat aan Petrus van Diest, vermoedelijk vicaris van het karthuizerklooster te Zelem bij Diest, wordt toegeschreven, als men niet tevens geloofde in de actualiseerbaarheid van het werk.
Precies, is deze 15de-eeuwse boodschap van Elckerlyc nog wel te actualiseren?
B.V.E.: Dat is inderdaad de grote vraag waarvoor ik samen met het Toneelgezelschap Uilenspiegel geplaatst ben. Ik herinner me hoe voor enkele jaren, door Studio Herman Teirlinck, Elckerlyc op rolschaatsen werd opgevoerd. Elckerlyc werd als spelvoorwendsel gebruikt en de oorspronkelijke diepere inhoud werd als infantiel gedoodverfd. Ik herinner mij ook een opvoering door de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in de Caroluskerk te Antwerpen. Deze opvoering liet de toeschouwers onberoerd omdat ze te historisch-reproducerend was opgezet en geen brug kon slaan naar de hedendaagse toeschouwers.
Is de menselijke inhoud van het Elckerlyc-drama werkelijk in die mate van alle tijden dat hij een modern publiek kan ontroeren? We zijn immers individualisten geworden.
B.V.E.: Ons bestaan verloopt gelijkmatig, maatschappelijk beveiligd van de wieg tot het graf. Allerlei zaken die voor een 15de-eeuws publiek als vanzelfsprekend waren, zijn voor ons zeer vreemd geworden. Extreme zondigheid en extreme heiligheid, dingen die wij onverenigbaar vinden, waren voor hen vanzelfsprekend. Zij hadden een diepere kijk op de menselijke aard met het teugelloze ervan, en voelden de tragiek van de menselijke natuur veel scherper aan. De harde confrontatie met honger, ziekte, zondigheid en dood, die wij slechts verdoezeld of op afstand kennen; het besef van de kortheid van het menselijk bestaan en de daaruit voortvloeiende intense levensdrift, kneedden de middeleeuwse mens tot een ontvankelijke samenscholing waarin hij de hoopvolle religieuze zingeving van het Elckerlyc-drama heel diep kon meeleven.
Toch meen ik dat Elckerlyc ook voor de moderne individualistische mens een boodschap heeft, voor zover het geloofselement nog gemeenschapsvormende kracht heeft. De mens die tijdens zijn leven God vergeet, en stervende, Gods genade herwint, is immers voor de gelovende mens een blijvend thema.
Hoe maak je dan een herkenbaar stuk voor de mensen van nu?
B.V.E.: Om Elckerlyc herkenbaar te maken, om de identificatiemogelijkheden te vergroten, is het nodig dat wij de middeleeuwer Elckerlyc naar onze tijd overbrengen. Hieraan zijn vele gevaren verbonden. Experimentele opvoeringen van dergelijke werken staan dicht bij waaghalzerij. Toch wagen wij het erop. Een regisseur heeft tot taak een toneelwerk zoveel mogelijk te actualiseren d.w.z. ‘nu’ te laten gebeuren.
Is het dan niet vermetel voor een regisseur om met een liefhebbersgezelschap een opvoering van Elckerlyc aan te durven?
B.V.E.: Bij wat we willen ondernemen, voel ik mij gesteund door de bezielde inzet van de acteurs van het Diestse Toneelgezelschap Uilenspiegel. Voor een dergelijke opzet vind ik enthousiasme belangrijker dan geroutineerde vaardigheden. Als leerling van Herman Teirlinck voel ik mij gelukkig bij de gedachte dat ook hij een experimentele opvoering waagde van Elckerlyc, en daar steeds met veel enthousiasme over sprak. Hierbij verwijs ik naar zijn eerste voorstelling op 13 juli 1931 in de openluchtschouwburg van het Koninklijk Paleis van Laken, welke de meest spektakulaire moet geweest zijn. Teirlinck heeft voor die gelegenheid de tekst herschreven. Deze tekst staat nog steeds vlak bij ons, heeft dramatische spankracht en spreekt direct aan. Daarom verkozen wij ook zijn tekst boven de originele. De originele tekst zou trouwens meer filologische dan dramatische bekommernis vragen.
Herman Degelin