Een leven in dienst van mens, natuur en kunst
José van Gucht werd geboren op 6-3-1913 te St.-Jans-Molenbeek, waar zijn vader toneelkapper was. Wegens diens vroegtijdig overlijden moest hij na zijn lager onderwijs het beroep van grimeur uitoefenen. Zijn aanleg voor de kunst bracht hem vanaf zijn zestiende jaar in de Academie, bij Rudolf Strebelle. Hij kreeg er de bijnaam ‘de kleine Rembrandt’ en zijn studie werd bekroond met de Prijs Jean Debrucq.
Per fiets trekt hij naar Parijs om de musea te bezoeken. Bij zijn terugkeer ontdekt hij Veurne. Rembrandt begeestert hem in het Amsterdamse Rijksmuseum. Hij vervolmaakt zijn opleiding in het Antwerpse Hoger Instituut, bij Opsomer, Paulus en Jules Debruyckers oudleerling Jacques Bonnes. Nadien doet hij o.m. aan decoratie voor bioscopen, waarbij hij in 1938 een been breekt. De gedwongen rust brengt hem tot het besluit zich volledig aan de kunst te wijden, maar hij wordt gemobiliseerd, aanleiding voor honderden schetsen.
In 1943 wordt hij laureaat van de Romeprijs, na Mambourg en Rik Slabbick. Hij houdt zijn eerste tentoonstellingen en illustreert ‘Les Chimères’ van G. de Nerval, wat zijn visionair talent openbaart. Hij volgt privaat-lessen bij Baron Cogels, huwt, kent allerlei moeilijkheden, zelfs gevangenis. Daar leert hij de vrijheid waarderen en evolueert vlug naar het type van de bohémienkunstenaar, die de vrije natuur als zijn huis beschouwt. De reislust brengt hem in Nederland, Duitsland, Italië (dat hij 50 maal gaat bezoeken), Zwitserland, Engeland (Turner!).
In 1950 exposeert hij in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, waar zijn gewassen tekeningen - reisherinneringen - fel opgemerkt worden. Hij illustreert toeristische uitgaven en toont een meesterlijke kijk op Parijs in illustraties bij een werk van Alfred Leroy. Na een vijfjarig verblijf in de grootstad vlucht hij naar de kust, waar hij tussen de Panne en St.-Idesbald een bunker gaat bewonen en tot rust komt. Prachtige marines ontstaan, odes aan de vrijheid en het leven, schetsen uit heel de Westhoek vooral Veurne, waar Vlaanderen en Spanje verbonden zijn. Een niet betaalde belastingennota brengt de verkoop door deurwaarder van zijn hele inboedel, maar het succes van de verkoop is zo groot dat hij tientallen bewonderaars krijgt en te Veurne het oude huis ‘Driekoningen’ (1570) kan kopen. Het wordt zijn permanente galerij. Een groot deel van zijn oeuvre is voortaan aan Veurne gewijd, o.m. een meesterlijke Veurnse Kruisweg.
Wederom trekt hij rusteloos Europa door, vooral Italië, waar het licht van Umbrië en Toscane hem aantrok: doorzichtige lavistekeningen en tedere aquarellen ontstaan er. Na zijn huwelijk in 1965 met Anne-Marie Vercruysse onderneemt hij een grote zwerftocht door Indië, die wederom tot 250 aquarellen inspireert. Zij worden geëxposeerd in het Halfeeuwpaleis en het Museum v. Kunst en Gesch. in Brussel (Ghandi-jaar). Hij krijgt internationale belangstelling n.a.v. zijn hongerstaking om de afbraak van twee oude Veurnse huisjes te beletten, maar hij wordt ontgoocheld en vertrekt naar het zonnige zuiden.
Te Saint-Paul-en-Forêt in de Var installeert hij zich in een vervallen schuur, waarvan hij zijn ‘La Dame Jeanne’ maakt. Vandaar trekt hij naar Turkije, Marokka, Griekenland, doet de pelgrimstocht naar Compostella, waarvan hij de aquarellen in 1975 exposeert in de kerk van Vinkem-Beauvoorde.
In november 1976 koopt hij een oud schoolgebouw te Rebouillon bij Draguignan, waar hij tevreden leefde met vrouw en dochtertje Aurelia. Hij schakelt over naar de olieverf en evolueert zelfs naar meer abstractie. Op 14 januari II. is hij er gestorven, in zijn geliefde ‘L'eau vive’, plots, zoals hij gewenst had. Bij het open graf speelde de dorpsmuzikant het afscheidslied ‘Quand on n'a que l'amour’. Veurne eerde hem op 21 maart met een nadienst in St.-Walburga en een tentoonstelling; het zal zijn ambassadeur niet vergeten.
‘Les chiens aboient et la caravane passe’: met dit vers kan men de levensfilosofie en de geestesgesteltenis van José van Gucht schetsen.
(Naar Willy Otte)
Een eerste maal werd ik met een aquarel van José Van Gucht geconfronteerd bij Brugse vrienden, nu meer dan tien jaar geleden. Onmiddellijk viel het mij op dat hier terecht van een kunstenaar met een uitzonderlijk talent en persoonlijkheid kon gewaagd worden en mijn vrienden zouden voor geen geld ter wereld het prachtige gezicht op de vaart te Diksmuide hebben willen ruilen; voor hen was het kunst die ze begrepen en naar waarde konden schatten, omdat de kunstenaar op een originele manier een traditioneel thema uitgewerkt had. Vandaag de dag vraag ik mij nog altijd af hoe het toch mogelijk was dat het zo lang duurde vooraleer ik José Van Gucht leerde kennen en zijn werk leerde waarderen.
Sedertdien leerde ik kunstenaar José Van Gucht beter begrijpen, leidde soms zijn tentoonstellingen in en was zelfs in de gelegenheid originele steendrukken voor hem te verzorgen. Enkele werken van hem sieren mijn woonst en ook ik ben geweldig gehecht aan deze typische verwezenlijkingen, die gemakkelijk uit honderden andere te herkennen vallen. Vrienden-kunstenaars zijn er het unaniem over eens dat José Van Gucht een groot artiest was en nooit of nooit heb ik afbrekende kritiek of minachtende beoordeling over zijn werk gehoord, wat wijst op hoge waardering in de middens waar kunst centraal staat. Negatieve beoordelingen kwamen enkel van personen die het werk niet kenden, zoals dit meestal het geval blijkt te zijn bij kritiek.
Als mens leerde ik José Van Gucht bij mij