Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 29
(1980)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
VeurneHet Stadhuis (links) is een sierlijk gebouw met typische Vlaamse renaissancegevels, bestaande uit een in 1596 opgetrokken linkerdeel vermoedelijk evenals het rechterdeel (1612) gebouwd door stadsarchitect Lieven Lukas. De Bruggelingen Aerts en Stalpaert verwezenlijkten de blauwstenen pui. Het interieur heeft grotendeels zijn 17de-eeuwse karakter bewaard en bezit nog prachtige lambriseringen. Het Gerechtshof (1617) bevindt zich aan de noordzijde van de markt en is verbonden met het Stadhuis. In de grote wachtzaal op de eerste verdieping bekoort een merkwaardige schouw de bezoeker, evenals oude eiken muurbekledingen en prachtige eiken stijlmeubelen. Door een dubbele eiken deur met bronzen kolommen versierd, komt men in de oude kapel van de kasselrij. Op de laatste zondag van juli om 15.30 u. vertrekt de vermaarde eeuwenoude Boetprocessie uit de kerk van Sint-Walburga. Deze kerk bestaat uit een hoofdkoor, een kooromgang en een kruisbeuk. Vanop kilometers afstand ziet men de hoge dakrug en de spitse naaldtorens hoog boven de daken van de stad uitsteken. In de kerk worden de relieken bewaard van de H. Walburga en haar beide broers Willibald en Wunebald, en een kostbare relikwie van het H. Kruis. Het heerlijke 27 m hoge bakstenen koor (1230-1280) met aan de buitenzijde een zandstenen borstwering, werd gerestaureerd na verwoesting door brand in 1353. De kruisbeuk werd pas in 1904 neogotisch voltooid, samen met een schip van twee traveeën (architect Van Assche). Deze monumentale kerk lijkt op een fijngesneden reliekschrijn en het harmonisch spel van luchtbogen en steunberen vindt zijn bekroning in een sierlijke toren die als het ware zweeft boven de omringende gebouwen. Heel wat stijlvolle kerkmeubelen, glasramen en vooral de Veurnse kruisweg trekken de aandacht. Veurne, hoofdplaats van Veurne-Ambacht, blijft een klein, lieftallig stadje en wordt aangezien als de meest Spaanse stad van Vlaanderen. Dat de Spaansgetinte Boetprocessie en de Kruisweg hiervoor verantwoordelijk is, hoeft geen betoog, maar ook het Paviljoen van de Spaanse officieren en het Spaans Wachtlokaal getuigen hiervoor. | |
IeperOp de plaats waar Robrecht de Fries een kapel had laten optrekken, werd in 1221 met de bouw begonnen van het koor van de huidige, statige Sint-Maartenskathedraal. De toren kwam klaar in 1370. In 1561 werd de Sint-Maartenskerk tot kathedraal verheven en bleef bisschopskerk tot 1801, jaar waarin, door het concordaat, het bisdom Ieper werd afgeschaft. Bij de verwoesting van de stad Ieper, in 1914-18, bleef van de kerk alleeneen stuk van het zuidportaal en van de torenromp overeind. De huidige kerk werd van 1922 tot 1930 heropgebouwd door architect J. Coomans en dit volledig naar plannen en afmetingen van de oorspronkelijke kerk. De toren kreeg echter een spits in gotische stijl. zodat hij nu 102 m. hoog is Het mooiste buitengedeelte van dit monumentale gebouw is de ingang tot de zuidelijke dwarsbeuk: een volwaardig gotisch geheel. bekroond met een merkwaardig achttienhoekig roosraam. Binnen maken de zuivere verhoudingen een overweldigende indruk, die nog onderstreept wordt door de kleurspelingen van de natuur- en baksteen. Bij de restauratie werden de oorspronkelijke bouwstijlen waarin de kerk werd opgetrokken gerespecteerd: het koor in Romaans-gotische overgangsstijl, de dwarsbeuken en schip in 14de-eeuwse gotiek en de zware forse toren werd in zuivere Brabantse gotiek opgetrokken. De kapel achter het altaar is zeer belangrijk, niet alleen om het bouwwerk zelf, dat met zijn halfronde absis nog herinnert aan de Romaanse stijl, maar ook omdat men er enkele beroemde begraafplaatsen aantreft (o.m. Robrecht van Bethune, de Leeuw van Vlaanderen). Andere te bewonderen merkwaardigheden zijn o.m. een roodmarmeren preekstoel versierd met taferelen in brons van de Gentenaar A. De Beule en zijn altaar van O.-L.-Vrouw; verder ook een gerestaureerde triomfboog (ca. 1600) en een doopvont van de Ieperse kunstenaar Taillebert. | |
[pagina 83]
| |
BruggeDe vijfbeukige, bakstenen O.-L.-Vrouwekerk is in de negende eeuw ontstaan uit een bescheiden kapel. In de dertiende eeuw werd met de bouw van de huidige gotische kerk aangevangen, die in de volgende eeuwen nog meermaals gewijzigd en uitgebreid werd. De toren (122 meter) is de hoogste baksteentoren der Lage Landen. Hoewel in de loop der tijden heel wat schatten verdwenen, blijft de O.-L.-Vrouwekerk toch nog rijk aan waardevolle kunstwerken. In het schip vallen de merkwaardige preekstoel (1742) en de apostelbeelden (1618) op. In de kooromgang bevindt zich de bidtribune van Lodewijk van Gruuthuuse, waarvan de bovenverdieping rechtstreeks in verbinding staat met het gelijknamig paleis. Boven het koorgestoelte (1770) zijn de dertig wapenschilden zichtbaar van de ridders die in deze kerk in 1468 het elfde kapittel van de Orde van het Gulden Vllies bijwoonden. Een der blazoenen is met zwarte verf overschilderd, als teken van de banvloek, die later tegen de bewuste ridder uitgesproken werd. Andere belangrijke kunstwerken zijn: de Transfiguratie van Christus (Gerard David), de Aanbidding der Herders (Pieter Pourbus) en het zilveren reliekschrijn van Sint-Bonifacius. We kunnen moeilijk het koor verlaten zonder even te verwijlen bij de praalgraven vanMaria van Bourgondië († 1482) en haar vader Karel de Stoute († 1477). In de uiterste zijbeuk prijkt het witmarmeren beeld, ‘Madonna met het Kind’, van Michelangelo. Dit bekende werk werd in 1506 door een Brugse koopman aangekocht en aan de kerk geschonken. (Naar: ‘Brugge, Portret van een Stad’ door R. Dusauchoit,) | |
BruggeHet bisdom Brugge, in 1599 opgericht, had als eerste kathedraal de Sint-Donaaskerk. Na de Franse Revolutie en Hollandse tijd, bij het herstel van de bisschopszetel, in 1834, werd de ondertussen verdwenen Sint-Donaaskerk als kathedraal vervangen door de Sint-Salvator. Deze was sinds 1501 een kapittelkerk geweest en daarvoor een parochiekerk, de oudste van de stad. De oudste delen dateren uit de 9de eeuw. De kerk werd vele malen door brand verwoest, aangevuld en gewijzigd. In 1844 werd gestart met de bouw van de huidige toren, die nog een Romaanse onderbouw heeft. De kerk maakt op de bezoeker een strenge en wat zware indruk. Het gebouw is iets meer dan 100 meter lang en de toren bereikt een hoogte van 99 meter. Ondanks de uiteenlopende stijlen vertoont het interieur toch een zekere eenheid en harmonie. Het middenschip valt op door zijn edele proporties. Vanuit de voetstukken van de lichte zuilen lopen de ribben omhoog tot aan de sluitstenen. Ze onderstrepen de stijgende lijn van het geheel en accentueren daarbij het perspectief. De verzameling kunstwerken is zo omvangrijk, dat het nodig bleek ze onder te brengen in een van de gebouwen van het kapittel, het ‘kathedraal-museum’, met o.a. een verzameling oude schilderijen van Dirk Bouts, Hugo van der Goes, Pieter Pourbus en Adriaan Isenbrandt, naast beeldhouwwerken, kostbare meubelen, enz. Maar ook de kerk bevat kunstvoorwerpen, zoals prachtige wandtapijten, praalgraven, een marmeren Madonnabeeld en een retabel uit het begin van de 16de eeuw. Vergeten we ook niet de mooie, moderne kerkramen. We moeten hier tevens vermelden dat in deze kathedraal enkele mausolea uit de vroegere hoofdkerk overgebracht zijn, waaronder het reliekschrijn met de stoffelijke resten van Karel de Goede, Graaf van Vlaanderen, in 1127 in de Sint-Donaaskerk vermoord. (Naar: ‘Kathedralen en Kapittelkerken in België’.) | |
[pagina 84]
| |
Gedichten van leerlingen over het torenmotief
In een ver woud heel lang geleden
stond een oude trotse toren
eenzame wachter van een ver verleden
overwoekerd met zacht, dik mos.
Nu, in deze woelige tijden,
in deze eeuwen van torenfobieën en flats,
geen dieren die deze stoere wachter mijden,
zelfs niet een mensenjong, de oude Watts.
Op zonnige dagen, zoals deze,
trekt hij naar zijn trotse torenvriend
en aan zijn voet heel rustig gezeten,
stopt hij zijn pijp, luisterend naar de wind,
naar het lied van eeuwige stilte,
op afschilferende kalk,
ontroerend, als zachte ademtocht
verstoord door een onstuimige torenvalk,
die, als de oude man, hier zijn toevlucht zocht.
Werner Van Droogenbroeck, 5 El.a.
Laat me je hand nemen
je bevrijden uit jouw toren
je gedachten,
somber en doods,
als een toren.
Kijk,
de wolkenbloesem
de eindeloze ster
Kijk,
dagend licht,
de dag is nabij
Reik me je hand,
leef van de wind.
Laat je niet vallen
als een ster
in een wijde boog
Laat me je hand nemen
je bevrijden uit jouw toren
Je gedachten,
doelloos,
als een eenzame steppe,
Laat varen
die torentrots
Neem mijn hand.
leef.
Lieven Vercautere, 5 El.a.
Temidden van zijn onderdanen staat de toren als uitstralingspunt van geloof.
Tweelingtorens verbroederen met een gedurfde structuur.
De zware triomfklok lokt gelovigen.
Als uiting van uitdagende burgertrots,
steekt hij als een vuist in de lucht.
Eeuwenlange schattenbewaarder,
bewijs van vergane grootheid.
Overladen sierwerk als een kroonjuweel.
Opwaartse beweging van peilers.
Wonder van luchtig evenwicht,
geweldstuitend geheel.
Ladders der torenplanten, verweerde muren.
Veilig nest van torenvalken, grillig tochtgat.
Weldoeners van mensen,
dieren,
planten,
onze torens.
Jan Lievens, 4 El.a.
Burcht van ruwe trots, verweerd en eeuwenoud,
woeste zuil, als levend uit de berg gesneden,
pantser van een held in kamp vergrauwd.
Toren, gij zijt schoon.
Gij hebt geleden door de eeuwen heen,
alleen en in grootse eenzaamheid.
In brons gegoten klokken, hoog gedragen,
elke klok een aambeeld,
koene mokerslagen klinken in de wind.
Gij, geboren in de schoot der aarde,
eindeloos is het land,
Gij zijt onstuimig groot.
Luc Vercauter, 4 El.b.
Stoer en rank
pers je de klokketoren
de lokkende zon tegemoet
en de galmgaten stuwen dan
het gentiaanzelden getingel
naar de fleurige wolken.
Maar de vernisblinkende haan
tolt heen en weer om
het weelderige gestoei van
de rookgrijze pinakels en de dakruiters
te aanschouwen.
Fier en schoon houden
de steunberen de
overwelvingen overeind.
In elke nis beloert een
Adam, oude gezegende,
de fleurige rozetten
terwijl de lichte kanteeltjes
zich als bloedzuigertjes vastklampen...
Johan Decuypere, 5 El.b.
| |
[pagina 85]
| |
LissewegeDe vroeggotische kerk van Lissewege, typisch voorbeeld van de zgn. Scheldegotiek, behoort tot de merkwaardigste voorbeelden van de baksteenarchitectuur van de kuststreek. Haar massieve toren (50 m hoog) - waarvan de vensters, de blindnissen en de zware steunberen de enige versieringen zijn - duikt geweldig op boven de vriendelijke, witte huisjes van het dorp. Het geheel is in- en uitwendig een bouwkundig juweel en één van de gaafste voorbeelden van het landschappelijk schoon in de poldervlakte. De gewelfde kruisbeuk en het koor met twee schuinstaande zijkapellen vormen het oudste deel (1225-1240) en zijn voorzien van een triforium met zuiltjes in Doornikse kalksteen. Het gebouw werd in 1586 door de geuzen geplunderd en in brand gestoken maar naderhand in zijn vroegere luister hersteld. Het interieur is merkwaardig Van het barokke meubilair bleven de orgelkast en predikstoel (1652), werk van Lissewegenaar Walgram Romboudt, bewaard. De biechtstoelen (1775) staan op naam van Van Caillie. Meer van religieus dan van kunsthistorisch belang is het mirakelbeeld in lindehout van O.-L.-Vrouw. Naast schilderijen van Jaak van Oost de Oude (1652), Marc van Duvenede (1730) en Jan Maas (1665) zit er in de kerkschat ook nog een zeer kostbare rode koormantel van 1550, een fraaie torenmonstrans en een ciborie, beide van 1619. Cyriel Verschaeve noemde de kerk van Lissewege ‘de koning van 't polderland’. En inderdaad, dat indrukwekkend gebouw met zijn torens lijkt wel als een opgeworpen bolwerk tegen de wijdheid en de eindeloosheid van de onafzienbare vlakte. | |
DammeHet polderstadje Damme - volgens de volksoverlevering de stad met de legendarische figuren Tijl Uilenspiegel, Nele en Lamme Goedzak - heeft van zijn groots verleden enkele indrukwekkende monumenten bewaard. Eén daarvan is de beschermde Onze-Lieve-Vrouwekerk met haar imposante westtoren. Deze kerk dagtekent van omstreeks 1230 en evolueerde tot een streekeigen type: de bakstenen hallenkerk. De voorkerk (ruïne) met toren en bogen vormt een merkwaardig voorbeeld van de vroeggotiek in Vlaanderen. Wegens de bevolkingsaangroei werd de kerk einde 13de en begin 14de eeuw vergroot; maar na het diepe verval van de stad werd ze in 1725 gedeeltelijk gesloopt De torenspits werd toen afgebroken en de toren zelf, die vroeger bekroondwas door een slanke spits en vier zijtorentjes, grondig gerestaureerd. De huidige kerk bestaat uit het vroegere koor, de zijkapellen en de 14de-eeuwse bouw. De huidige toren is 45 m hoog en wordt geschraagd door massale steunberen. Hij is tot aan de galmgaten met bakstenen blindbogen versierd. De meubilering van de kerk is hoofdzakelijk barok. Het O.-L.-Vrouwehoogaltaar dateert uit 1630, het altaar van de H. Anna uit 1584 en dat van het H. Kruis uit 1636. De gebeeldhouwde biechtstoelen en de orgelkast werden in de tweede helft van de 17de eeuw geplaatst. De preekstoel van de Bruggeling Rijkaard Brouckman is van 1675. De eikehouten apostelbeelden zijn merkwaardige voorbeelden van laatgotische beeldhouwkunst van ca. 1400. In de muur van de toren, op de plaats van de vroegere kerkingang, werd in 1893 een gedenkplaat aangebracht als hulde aan Jacob van Maerlant ‘die vader is der dietsche dichtren altegaeder’. Omstreeks het midden van de XIIde eeuw, toen Brugge de Westeuropese wereldmarkt werd, is Damme ontstaan als voorhaven van Brugge, aan een dam opgeworpen aan het uiteinde van het Zwin - de brede zeearm, die doorheen de poldervlakte de Noordzee bereikte tussen Knokke en Cadzand. Damme kreeg als Zwinhaven, een universele faam. De monumentale O.-L.-Vrouwerkerk, is de trotse getuige van deze economische bloeiperiode. | |
[pagina 86]
| |
AntwerpenTerwijl aan haar voet de statige Schelde voorbijkronkelt, verheft de kathedraal zich hoog boven de stad. De hoogste van de assymetrische gekoppelde torens meet 123 m en diende vroeger als belfort en uitkijkpost. Naarmate hij de hoogte inschiet, wordt de toren geleidelijk slanker. Bij feestelijke gelegenheden beieren de klanken van de acht luidklokken, waarvan Carolus de oudste is, over de stad. De kathedraal zelf, grotendeels in Brabantse gotiek (van 1352 tot 1536 gebouwd) is een typekerk die als model voor vele andere diende. Ze onderscheidt zich van andere kathedralen door een zeer brede middenbeuk, een binnenloopgang met borstwering, rijk gelede bundelpijlers zonder kapitelen en door haar zeven beuken, enig in het land. In de kruising vallen de machtige kapiteelloze bundelpijlers op, die het klimmend lijnenspel tot op de vloer voortzetten. De Antwerpse schilderscholen zijn in de kathedraal vertegenwoordigd met o.a. Maarten de Vos en Otto Venius. Maar vooral de grootmeester van de barokschilderkunst Rubens met: ‘De Kruisoprichting’ met zijluiken (1610), ‘De Verrijzenis’ (1612) en de ‘Hemelvaart van Maria’ (1626). Ook is de kathedraal heel rijk aan glasramen. Deze dateren uit de 16de tot en met de 20ste eeuw. Het Engelse en het Boergondisch glasraam (1503) stellen historische personages voor. In de bekering van Paulus' en ‘De aanbidding der koningen’ (1537) viert de renaissanceglasraamkunst hoogtij. De kerkmeubels worden ten tijde van de barok monumentale kunstgewrochten. De beroemde biechtstoelen en de St.-Jozefsen andere kapellen zijn werken van Michiel van der Voort en Kerrinx. Geloof en vroomheid, zin voor schoonheid, ruimte en grootheid hebben de kathedraal immer grootser en haar majestatische toren immer hoger doen bouwen: tot de grootste gotische kerk met de hoogste en mooiste toren van de Nederlanden. (Naar: ‘De kathedraal van Antwerpen’ door J. van Brabant en ‘Kathedralen en Stadhuizen’, Commissariaat-Generaal voor Toerisme.) | |
TongerloTongerlo, gesticht in 1130 door de Norbertijnen van St.-Michiels-Antwerpen, ligt in een landschap van velden, boomgaarden en dennebossen. De abdij groeide uit tot één van de rijkste van het hertogdom Brabant, dank zij vele schenkingen, rechten, ontginningen van heidegrond, turfstekingen voor huisbrand enz. De grote financiële macht van deze abdij liet de abten toe geregeld als geldschieters op te treden en politiek invloedrijk te worden. Zij financierden evenzeer de armenzorg, die bij ontstentenis van overheidstussenkomst veelal door particuliere organisaties (zoals kloosters) werd waargenomen. De bedelingen, op vastgestelde dagen aan de abdijpoort gehouden, trokken dichte drommen armen aan; zo kwam er in de veelvuldige diepe crisistijden van de 15de, 16de en 17de eeuw wekelijks duizenden berooiden naar de abdij om bijstand. Het is dan ook als uitstralingspunt van christelijke caritas dat Tongerlo een eersterangsrol speelde en nog speelt. De moderne caritas kreeg gestalte in de hulporganisaties van ‘Spekpater’ Werenfried van Straeten: Oostpriesterhulp en de Bouworde. De abdij drukt en verdeelt verder ook meerdere publikaties in dienst van de verspreiding van het geloof. Een bezoek van de neo-gotische abdijkerk en aan het Da Vinci-museum bewijzen ook het rijke culturele verleden van deze abdij. Het poortgebouw is het oudste deel van het huidig kloostercomplex. De onderbouw dateert uit de 14de eeuw en vertoont nog Romaanse invloeden. De gotische bovenbouw dateert uit de 16de eeuw. Links van de ingang staan de nijverheidsgebouwen: de oude paardenstallen, de smederij, de schrijnwerkerij en de duiventil. Rechts bevindt zich het prelatenhuis (1726). (Naar: ‘Tongerlo door de eeuwen heen’ e.a.) | |
[pagina 87]
| |
Symbolen van Vlaamse vrijheid en grootheidDe reeks aquarellen van Van Gucht lijken ons te zeer beperkt tot religieuze monumenten. Daardoor werd voorbijgegaan aan bv. de machtige Belforten van Vlaanderen, die symbolen zijn, niet alleen van een groots verleden, maar ook van de vrijheidswil van de Vlaming doorheen de eeuwen. Om hun betekenis voor Vlaanderen te onderstrepen hebben we enkele gedichten afgedrukt, die aantonen hoe de Vlaamse bevrijdingsgedachte in de laatste 150 jaar naar Vlaanderens torens verwees, bij monde van de dichters.
Torens van Dietsland
(Wies Moens)
Torens van Dietsland,
stenen gedichten
van hemelheimwee!
Zingende bakens,
hoog uit de graanzee
die wiegt aan uw voet,
hoog uit het rode papaverveld
der daken opschietend in zomergloed.
Trotse getuigen der Dietse ziel:...
toren van Mechelen: rots van geweld,
toren van Antwerpen - boven de Schelde
als de ranke mast van een karveel -
over de wijde wereld wijd bekend;
Brugse getorente, stoutste droom
heffend aan grachten stil en loom;
toren van Damme: ruwe kolos,...
en optocht der torens
in 't grafelijk Gent...
In de stad van Sinte-Rombout
bromt Salvator,
en Carolus aan de Schelde.
Roeland roept de Gentse helden.
Brugges torenstemmen buitlen
op de zeebries
over beemden, wadden, duinen;
trouw geklepel uit de Westhoek
ronkt hun tegen langs de kust.
Van het schone land van Waas
lot de gouw van Sint-Servaas,...
is de lucht vol feestgebeier.
Aan de zware bas der grote
reuzenklokken, paren duizend
kleine bellen hun zilvertonen.
Hoort het hevig fel gebons
en daartussen
't lustig spel der carillons.
Fors en snel
gaat gewiek
van muziek
ginder boven aan de hemel:
't stijgt uit dorpen en uit steden;
aan hun voet, alom beneden,
trilt de vlakte, zingt elk dal
als een kom van hel kristal.
Onzer stromen brede monden
zijn bazuinen, die verkonden
aan de wereld op hun wijs:
dat een volk
nam zijn plaats in onder 't gloren
van Gods zon -
Dat een volk zijn erf herwon! (ingekort)
The belfry of Bruges
(Longfellow 1846)
In the market-place of Bruges stands
the belfry old and brown;
Thrice consumed and thrice rebuilded,
still it watches o'er the town...
At my feet the city slumbered. From its
chimneys, here and there,
Wreaths of snow-white smoke, ascending,
vanished, ghost-like, into air...
Not a sound rose from the city at that early
morning hour,
But I heard a heart of iron beating
in the ancient tower...
Like the psalms from some old cloister,
when the nuns sing in the choir;
And the great bell tolled among them,
like the chanting of a friar.
Visions of the days departed, shadowy
phantoms filled my brain;
They who live in history only seemed
to walk the earth again;...
I beheld the pageants splendid, that adorned
those days of old;
Stately dames, like queens attended,
knights who bore the Fleece of Gold;...
Lombard and Venetian merchants with
deepladen argosies;
Ministers from twenty nations; more than
royal pomp and ease.
I beheld proud Maximilian, kneeling
humbly on the ground;
I beheld the gentle Mary, hunting with her
hawk and hound;...
I beheld the Flemish weavers, with Namur
and Juliers bold,
Marching homeward from the bloody battle
of the Spurs of Gold;...
Saw the fight at Minnewater, saw the White
Hoods moving West,
Saw great Artevelde victorious scale
the Golden Dragon's nest.
And again the whiskered Spaniard
all the land with terror smote;
And again the wild alarum sounded
from the tocsin's throat;...
Till the bell of Ghent responded o'er lagoon
and dike of sand,
‘I am Roland! I am Roland! there is
victory in the land!’
Then the sound of drums aroused me.
The awakened city's roar
Chased the phantoms I had summoned
back into their graves once more.
Hours had passed away like minutes;
and, before I was aware,
Lo! the shadow of the belfry crossed
the sunillumined square.
Klokke roeland
(Albrecht Rodenbach)
Voorzang.
Boven Gent rijst
eenzaam en grijsd
't oud Belfort, zinbeeld van 't verleden,
Somber en grootsch,
steeds stom en doodsch,
treurt de oude Reus op 't Gent van heden.
Maar soms hij rilt
en eensklaps gilt
zijn bronzen stemme door de stede.
Toezang.
Trilt in uw graf, trilt, gentsche helden,
gij, Jan Hyoens, gij, Artevelden:
‘mijn name is Roeland, 'k kleppe brand
en luide storm in Vlaanderland.’
Voorzang.
Een bont verschiet
schept 't bronzen lied
prachtig weêrtooverd mij voor de oogen;
mijn ziele erkent
het oude Gent;
't volk komt gewapend toegevlogen.
't Land is in nood:
‘Vrijheid of dood!’
De gilden komen aangetogen.
Toezang.
'k Zie Jan Hyoens, 'k zie de Artevelden,
en stormend roept Roeland den helden:
‘mijn name is Roeland, 'k kleppe brand
en luide storm in Vlaanderland.’
Voorzang.
O heldentolk,
O reuzenvolk,
O pracht en macht van vroeger dagen;
O bronzen lied,
'k wete uw bedied,
en ik versta 't verwijtend klagen.
Doch wees getroost:
zie 't oosten bloost
en Vlaandrens zonne gaat aan 't dagen.
Toezang.
Vlaandren die Leeu! Tril, oude toren,
en paar uw lied met onze koren:
zing: ‘Ik ben Roeland, 'k kleppe brand
luide triomfe in Vlaanderland.’
| |
[pagina 88]
| |
PostelDe abdij van Postel, gelegen in de Antwerpse Kempen tegen de Nederlandse grens op het grondgebied van de gemeente Mol werd in 1140 gesticht als priorij van de abdij van Floreffe. Deze nieuwe Norbertijnerstichting had mede tot doel de evangelisatie en de ontginning van deze nog woeste Kempische uithoek te stimuleren. Het middeleeuwse Postel lag op een kruispunt van belangrijke wegen, nl. de weg Leuven - 's Hertogenbosch en de weg Keulen-Breda. De belangrijkste taak van de jonge stichting werd dan ook de gastvrijheid. Het godshuis werd een drukbezochte pleisterplaats voor reizigers, kooplui, pelgrims en armen. Daarnaast groeide Postel ook uit tot een cultuurcentrum met ruime vermaardheid - wat de biliotheek (met een 50-tal wiegedrukken, een 150-tal na-wiegedrukken en zijn 340-tal Plantijndrukken) duidelijk bewijst. Net zoals haar zusterabdijen - Averbode en Tongerlo - verwierf Postel door ontginningswerken een uitgestrekt grondbezit, dat in 1785 reeds 4.945 ha op Belgisch grondgebied telde; de bezittingen over de grens waren toen reeds aangeslagen. Lange tijd bleef Postel afhankelijk van de moederabdij van Floreffe. Pas in 1616 werd Postel tot onafhankelijke priorij en in 1618 tot klooster verheven. De oude kloostergebouwen op de afbeelding zijn, vertrekkend op de voorgrond achtereenvolgendhet gastenhuis (1713), de abtswoning (1713), de reftergevel in Lodewijk XV-stijl (1743), het kapittelzaaltje met trapgevel en de sacristie. Op het achterplan bevindt zich de Romaanse kerk, die later bij herstellingswerken wel een aantal gotische kenmerken heeft gekregen. (Naar: De Abdij van Postel.’) | |
AverbodeDe Norbertijnerabdij van Averbode ligt op 12 km van Diest, nabij Scherpenheuvel, in de Demervallei op de grens tussen Brabant, Antwerpen en Limburg. De abdij werd gesticht in 1134 op initiatief van Arnolf, graaf van Loon, door de kanunniken van de Premonstranzerabdij van St.-Michiels te Antwerpen. Door de eeuwen heen bedienden de Witheren van Averbode een 10-tal landelijke parochies. In de 16de-18de eeuw telde Averbode een 100-tal kanunniken en beheerde de abdij gemiddeld een 40-tal hoeven. Averbode kende een grote culturele uitstraling; schrift en studie werden er steeds in ere gehouden en als mecenas stimuleerde Averbode de kunst door het plaatsen van talrijke bestellingen. In de 19de eeuw was Averbode een van de sterkste steunpunten van het toenmalige katholiek reveil. In dit kader werd er in 1898 de nog bekende uitgeverij ‘Goede Pers’ gesticht en tot op heden bereiken de jeugdbladen van Averbode wekelijks enkele honderdduizenden jongeren. Was Averbode in het verleden een toevluchtsoord voor de armen, die er in tijden van rampen, hongersnood of epidemieën van materiële bijstand verzekerd werden, op heden trekt de abdij de moderne dolaards aan, die hier in een oase van rust en bezinning zichzelf terug willen vinden. De aquarel toont het gotische poortgebouw uit 1379, het oudste nog bewaarde gebouw. Links van de inrijpoort bevindt zich het klooster (1651-52) rechts van de toegangspoort staat het armenhuis, oorspronkelijk de paardenstallen. Links op de achtergrond bemerkt men de toren van de barokke abdijkerk (1664-1672), waarvan de westgevel (of pronkgevel) van een uitbundige barokke schoonheid getuigt. (Naar ‘Abdij Averbode. Een abdij vandaag: centrum van uitstraling - pool van aantrekking.’) | |
[pagina 89]
| |
HoogstratenDe toren van de Sint-Catharinakerk, 105 m hoog, is het symbool van het rijke verleden van de landelijke gemeente Hoogstraten. In een oorkonde van Hendrik I, hertog van Brabant, uit 1210 werd Hoogstraten als ‘vrijheid’ of stad erkend. In 1518, onder Antonis van Lalaing - hij schonk Hoogstraten zijn voornaamste monumenten -, werd de heerlijkheid Hoogstraten tot graafschap verheven en in 1740 tot hertogdom. Naast de Sint-Catharinakerk zijn o.m. het laatgotisch raadshuis, het ruime marktplein, het intieme begijnhof met beschermde barokkerk stille stenen getuigen van een groots verleden. De laatgotische bakstenen Sint-Catharinakerk (1525-50) werd gebouwd naar een ontwerp van Rombout Keldermans II, met als voornaamste medewerkers Hendrik Lambrechts en Antoon Keldermans. De toren, 128 m boven zeeniveau, werd reeds in de XVIIde eeuw de grootste en de schoonste van geheel het platte land van Brabant geheten of nog ‘de triomf van de baksteen’, wiens aanblik zo ontzagwekkend en tevens zo bevallig is. Opgetrokken op een voet van 144 m2, bestaat hij tot op 55 m uit vier vierkante verdiepingen. De vierde verdieping wordt op elke hoek verlengd met een achtkantig torentje van 8 m hoog, bekroond met een bol uit witte steen van 5 m omvang. De vijfde verdieping is achthoekig, in de vormvan een lantaarn, 12 m hoog en 10 m doorsnee. De torenspits ten slotte wordt gevormd door een grote bol van 8 m doorsnee, bekroond met achtereenvolgend een achthoekige lantaarn, een kleinere bol, een knop, een kruis en een weerhaan. Dit meesterwerk werd in oktober 1944 door de Duitsers opgeblazen, samen met de kerk en het gemeentehuis; een late V1-bom voltooide in maart 1945 dit vernielingswerk. Gemeentehuis, Catharinakerk en toren werden heropgebouwd (1952-58) en ook de kunstschatten, op 17 kleurramen na, gerestaureerd. (Naar o.m.: J. Lauwerys, ‘Hoogstraten’.) | |
GeelMet de bouw van de St.-Dymphnakerk werd begonnen in 1349, op de plaats waar volgens een oude legende in het jaar 600 de Ierse heilige Dymphna door haar vader werd vermoord. Het middenschip en de noorderbeuk dragen de kenmerken van de Demergotiek (o.a. het gebruik van ijzerzandsteen en witte zandsteen en het ontbreken van kapitelen). De kruisbeuk en het koor werden opgetrokken in een stijl die meer aansluit bij de Brabantse laatgotiek. Met de bouw van de toren werd begonnen in 1542, maar bij gebrek aan geldmiddelen bleef deze prachtige bouw in Kempische baksteengotiek onvoltooid. In de kerk bevinden zich een aantal merkwaardige kunstwerken: drie retabels, o.a. het fraaie retabel van Sint-Dymphna (in 1515 gemaakt door de Antwerpse kunstenaar Jan Van Waner), schilderijen van Jan Mostaert, en in het koor het renaissancepraalgraf (1554) met liggende beelden in albast van Jan III van Merode en zijn echtgenote Anna van Gistel, door Cornelis Floris de Vriendt. Reeds in de middeleeuwen gingen duizenden bedevaarders naar Geel om er de heilige Dymphna te aanroepen ter genezing van geesteszieken. Die werden opgenomen in de Ziekenkamer, een gebouw in Kempische baksteenstijl aan de zuidkant van de toren. Later vonden ze onderkomen bij families rond de Dymphnakerk. Hieruit is dan de bekende gezinsverpleging van geesteszieken in Geel gegroeid. (Naar gegevens ter beschikking gesteld door de gemeente Geel.) | |
[pagina 90]
| |
De vergeten provincie
O.-L.-Vrouwebasiliek Tongeren.
Het kerkje van Erpekom voor het naar Bokrijk werd overgebracht.
Limburg ontbreekt in de Van Guchts reeks torens. Het is nochtans het vroegste cultuurgebied van Vlaanderen, maar door het onzinnig schaakspel der grootmachten verloor het zijn hoofdstad, Maastricht, die in 1830 aan Nederland werd toegewezen, waarbij onschatbare monumenten, de glorie van Limburg, ons ontvielen. Limburg behield nochtans een aantal merkwaardige gebouwen. Het kerkje van Erpekom is het kleinste. Het werd steen voor steen afgebroken en weer opgebouwd in Bokrijk: een sieraad van vroeg-Romaanse bouwkunst. Het kerkje bestaat slechts uit een primitief grondplan met een vierkant koor van 4,5 bij 4,5 m en een rechthoekig schip van 8 bij 6 m, met in iedere zijmuur twee rondbogige vensters. Het grove spel van de gemetselde stenen schenkt het een wonderbare bekoring. Ook de bakstenen toren van 1510 werd in Bokrijk gereconstrueerd. Limburg bezit de oudste toren van België, deze van de kerk van Oostham, waar eveneens het onregelmatige metselwerk kan worden bewonderd; hij dateert uit ca. 900.
Het grootste kerkgebouw van Limburg is de basiliek van Tongeren, het mooiste en meest indrukwekkende gebouw van de gotische kunst in Limburg. Tongeren was reeds in de 1e E.v.Chr. een belangrijke marktplaats: het is de oudste stad van België, hoofdplaats van de Germania Secunda en zetel van het oudste bisdom, met Servatius als eerste bisschop († ca. 384). Met de bouw van de Tongerse basiliek werd in 1240 begonnen. Hoewel in Limburg de Romaanse kunst nog aan bod was, zou deze basiliek zuiver gotisch worden. Het werk vorderde snel. In 1242 werd het hoofdaltaar gewijd, in 1270 was reeds heel wat voltooid, maar de verdere afwerking viel samen met de tweede gotische stijl van na 1300. Men had echter alleen de kerk gebouwd en de oude toren van de Romaanse kerk behouden. Deze - door brand geteisterd - werd later bouwvallig en vertoonde geen overeenkomst met de kerk. Daarom werd besloten een nieuwe toren op te trekken. Omdat de stad inmiddels uitbreiding had genomen, werd de kerk met twee traveeën verlengd, aansluitend op de nieuwe toren. De bijbouw van deze twee traveeën is duidelijk merkbaar. Met de bouw van de toren werd in 1442 begonnen, maar pas in 1541 (op één jaar na een hele eeuw!) was hij ongeveer in zijn huidige vorm voltooid. De bestaande bovengalerij was bestemd als basis voor een stenen spits, waaraan nooit begonnen werd. In het portaal van de kerk staat een maquette van wat het had kunnen worden. In het plan van 1240 waren geen zijkapellen voorzien, maar door particuliere devoties, verenigingen en beneficiën konden er zijkapellen worden toegevoegd. Daartoe werd het onderste gedeelte van de bovenvensters dichtgemetseld; sporen van vlammende gotiek zijn in enkele zijkapellen terug te vinden. De noorderkruisbeuk werd in de 15e eeuw vernieuwd. Dit gedeelte is dan ook veel lichter en benadert in enkele delen de vlammende gotiek. De grote koperen ingangsdeur dateert uit 1711. In 1850 werden de huisjes die tegen de basiliek aangedrongen stonden, afgebroken. Van de oorspronkelijke versiering, basreliëfs en beeldhouwwerk is niet veel overgebleven. Het zuiderportaal werd in 1873-74 gerestaureerd; het timpaan en de basreliëfs, met beelden uit het leven van St.-Maternus, dateren uit deze jaren. In het noorderportaal vinden we waardevolle 16e-eeuwse beelden. (Naar: Albert Dusar, Limburgs Kunstbezit) | |
[pagina 91]
| |
LierDe collegiale Sint-Gummaruskerk is een prachtig voorbeeld van Brabantse hooggotiek. Met de bouw van de toren werd begonnen in 1377 en pas in 1455 was hij voltooid. De naam peperbus dankt hij aan de achtkantige kap. De beiaard telt 45 klokken en om het kwartier galmen de gekende deuntjes over de daken van de stad. Met de bouw van de kerk werd eerst in 1425 begonnen. Het koor is van het schip afgesloten door een prachtig laatgotisch doksaal in witte zandsteen. Heerlijke brandglasramen sieren koor en kruisbeuk: o.m. De Kroning van Maria, één der oudste glasramen van Vlaanderen, en boven het hoogaltaar de in 1516 door Maximiliaan van Oostenrijk geschonken ramen. De preekstoel van 1642 is de eersteling van de talrijke barokke preekstoelen. Merkwaardige schilderijen versieren de straalkapellen van de kooromgang, o.m. het bekende Colibrant-drieluik, Huwelijk van de H. Maagd, van het einde van de 15de eeuw, en een triptiek met zijluiken van P.P. Rubens. Tot de belangrijke kerkschat behoort het 800 kg wegend zilveren reliekschrijn van Sint-Gummarus. (Naar gegevens ter beschikking gesteld door de Stedelijke Dienst voor Toerisme.) | |
MechelenMet de bouw van de kathedraal, een voorbeeld van Brabantse hooggotiek, werd begonnen in de eerste helft van de 13de eeuw en nog voor de kerk voltooid was, werd in 1449 onder de leiding van Jan Keldermans een aanvang gemaakt met de funderingswerken van de toren. Dit onafgewerkt kunstwerk rijst 97,29 meter in de lucht en voltooid zou de spits 167 meter bereiken. 51 treden leiden naar de open ruimte op de top. Langs alle zijden kan men genieten van een overweldigend panorama. Bij helder weer is het mogelijk om de Onze-Lieve-Vrouwetoren te Antwerpen en het Atomium te Brussel te ontwaren. De 317de trede leidt naar de klokkekamer, waar 7 zware klokken in een houten stoel hangen. De zwaarste, de Salvator, weegt 8884 kg. In de beiaardkamer staan 42 klokken opgesteld. De 49 klokken vormen samen een uitstekend en wereldberoemd instrument, dat geregeld door de beste beiaardiers bespeeld wordt. Tot de kunstschatten van de kerk behoren een marmeren communiebank van Artus II Quellien (uit de 17de eeuw) en een Christus aan het kruis van A. van Dyck. Bewonderenswaardig zijn ook de 17- en 18de-eeuwse praalgraven van de Mechelse aartsbisschoppen. De gehechtheid van de Mechelaars aan hun Sint-Romboutstoren bleek al in 1687, toen in de nacht van 27 op 28 januari een late en allicht benevelde feestvierder, misleid door de rosse gloed van de maan die de in nevels gehulde toren bescheen, een beginnende brand meende te herkennen en alarm sloeg. Onmiddellijk stond de stad in rep en roer en werd met man en macht getracht de brand te blussen. Tot de moedige Mechelaars met verbazing vaststelden dat zij zich deerlijk vergist hadden. Sindsdien werden zij met de spotnaam ‘Maneblussers’ bedacht. (Naar gegevens van de Stedelijke Dienst voor Toerisme.) | |
[pagina 92]
| |
DiestDe vroeggotische Begijnhofkerk dateert uit de 14de eeuw en is opgetrokken in plaatselijke ijzerzandsteen en gedeeltelijk in geïmporteerde witte steen. Herhaaldelijk werd het grondiveau verhoogd, zodat de huidige vloer nu ongeveer 1,15 m boven de eerste ligt. De oorspronkelijke overwelving werd in de 18de eeuw vervangen door stucwerk met rococomotieven, waarin een schilderij van 1728 met de beeltenis van Nicolaes Esschius, weldoener van het begijnhof, werd geplaatst. Zijn grafsteen ligt in de middengang van de kerk, onder het doksaal in eikehout. Het koor (met hoogaltaar in Vlaamse barok en renaissance) is afgesloten door een houten koorhek. De mooie barokke kansel van 1671 werd getekend door Jan Masson, die de ruwbouw maakte; het beeldhouwwerk is van Antwerpse oorsprong. Tot het kerkbezit behoren verder een Piëta uit de 15de eeuw, een laatgotisch triomfkruis en een merkwaardige verzameling borduur- en kantwerk. De Sint-Catharinakerk is het centrale punt van het begijnhof: een uniek architecturaal geheel, een mooi, rustig miniatuurstadje binnen de drukke stad, waar iedere bezoeker onder de bekoring komt van eeuwenoude, droomstille rust. (Naar gegevens van de VVV-Diest.) | |
DiestDe collegiale Sint-Sulpitiuskerk is een voorbeeld van Brabantse laatgotiek uit de Demerstreek. De bouwwerken werden aangevat in 1321 en beëindigd in de 16de eeuw. De groots opgevatte plannen werden slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Van de vijf oorspronkelijk voorziene straalkapellen kwamen enkel de Sint-Franciscus- en de Sint-Jan Berchmanskapel tot stand. Ook de toren bleef onafgewerkt. Het gebruikte materiaal is hoofdzakelijk bruine ijzerzandsteen uit de Demerstreek. Witte zandsteen werd aangewend voor de toren en voor de zuilen van het schip. De buitenkant van de kerk doet zwaar, monumentaal aan. De burchtachtige onderbouw van de toren versterkt nog deze indruk. Daarentegen verrast de enorme ruimtelijkheid en het helderspeelse ritme van het interieur. De kerk bezit een merkwaardige rijkdom aan kunstschatten. Daar in 1580 de beeldenstorm heftig woedde te Diest, dateert het grootste deel van de kerkmeubelen uit de barokperiode. Van het koorgestoelte (van het einde van de 15de eeuw) bleven de zitbanken gespaard: de bekende 24 zittingen, burleske figuren die op humoristische en satirische wijze heel wat misstanden van de toenmalige maatschappij aan de kaak stellen. Tot die kunstschatten behoren ook het drievoudige portiekaltaar in het koor, het prachtig beeldhouwwerk aan de preekstoel en het beeld van Onze-Lieve-Vrouw der Mirakelen. In het koor bevindt zich de grafkelder van prins Filips Willem van Oranje, zoon van Willem de Zwijger. (Naar gegevens van de VVV-Diest) | |
[pagina 93]
| |
Vlaanderens torens, thema van schilder- en tekenkunstReeds de Vlaamse Primitieven hebben herhaaldelijk met trots Vlaamse toren aangebracht op hun schilderijen, b.v. in het landschap dat de achtergrond vormde van hun religieuze of andere onderwerpen. Bij onze Jan van Eyck bijvoorbeeld kan men deze werkwijze observeren. Dat bewijst dat zij door de Vlaamse torens gefascineerd waren. Dat is immer zo gebleven. In hun spoor hebben ook tal van hedendaagse Vlaamse schilders Vlaanderens torens weergegeven. James Ensor - naar de mening van de internationale kritiek - een der grootsten onder hen, is daar niet aan ontsnapt. Zijn ‘kathedraal’ is waarschijnlijk zijn meest gereproduceerde en meest bekende ets. Vooral in onze stad Gent worden torens uitgebeeld, want onze stad is wereldberoemd om de indrukwekkende reeks torens die er verrijzen en aan het stadsbeeld een uniek karakter schenken. Bekende Gentse meesters uit de laatste eeuw hebben het toren-thema behandeld. Vooreerst de grote etser en aquarellist Jules de Bruycker (Gent 29-3-1870 - 5-9-1945), waarvan we vele werken in ons Museum van Schone Kunsten kunnen bewonderen. Ook is er de schilder en graficus Geo Langie, die (zoals trouwens vele andere levende Gentse artiesten aldanniet in de geest van J. de Bruycker) talrijke werken aan het toren-motief heeft gewijd (zie blz. 75).
J. van Eyck: De H. Barbara (1437).
J. De Bruycker: Kathedraal.
| |
[pagina 94]
| |
BrusselDe ‘collegiale’, sedert 1961 kathedraal, meesterwerk van de Brabantse gotiek, groeide langzaam monumentaal en groots uit tot een vertegenwoordigster van de verschillende gotiekstijlen. De koorafsluiting kan men als Romaans-gotische overgangsstijl bestempelen, het koor zelf is vroeggotisch, de rechter zijbeuk hoog- en de linker laat-gotisch. De beide torens, uit de 15de eeuw, zijn hoog- en laatgotisch. De kathedraal is ook enkele mooie schilderijen rijk. Van Oxie hangen er een viertal: o.m. taferelen uit het leven van Ste-Goedele, naar wie de kerk soms genoemd wordt. In de linkerkruisbeuk prijkt het beeld van de H. Anna met de H. Maagd van J. Duquesnoy. Het beeld van Jan van Ruusbroec, Vlaanderens grootste mysticus, die tot de geestelijkheid van de kerk behoorde, overheerst de ingang van de sacristie. Zijn naamgenoot de architect Ruusbroec, wordt ook als één van de eerste bouwmeesters van de kerk vermeld. Tegen de pijlers van de middenbeuk staan barokke apostelbeelden van Fayd'herbe, Duquesnoy en Van Mildert. De gebrandschilderde glasramen (13de tot 19de eeuw) geven ons een goed overzicht van deze zo typische kerkelijke kunst. Enig mooi zijn de zogenaamde Keizer Karelglasramen van Barend van Orley en Michel Coxie, een toppunt in de Europese glasraamkunst: grote vensters, rijke schakeringen en Italiaans architecturale achtergrondinvloeden. De barokke preekstoel (1699), van de vermaarde Antwerpenaar Hendrik Verbruggen, stelt de uit het paradijs verjaagde Adam en Eva voor, een pareltje van houtsnijkunst. De jongste jaren heeft de ‘tand des tijds’ lelijk aan het bouwwerk geknaagd. Dat probleem is echter niet nieuw vermits al in het Franse en het Hollandse tijdperk vermeldingen van restauratie teruggevonden werden. (Naar o.m. H. Velge: ‘La collégiale des Saints Michel et Gudule’.) | |
GentDe ogenschijnlijk robuuste en imponerende vieringtoren van de St.-Niklaaskerk, die van begin 13de tot begin 14de eeuw werd gebouwd, heeft reeds voor heel wat narigheid gezorgd, omdat hij opgetrokken werd met niet-aangepaste funderingen op een onstabiele grond. Hij steunt op leemhoudend zand, dat onder de enorme druk begaf. De torenverzakte; in de romp ontstonden brede barsten en hij scheurde los van de aansluitende muren. Reeds in de 14de eeuw is men begonnen met werken om deze nadelige gevolgen te keer te gaan. De funderingen werden verzwaard, de pijlers met een stevig stenen omhulsel bekleed en de vieringsbogen door nieuwe bogen ondervangen. Sommige vensters werden gedicht, loopgangen gedeeltelijk volgemetseld, steunberen gebouwd en stevige verankeringen geplaatst. Ook in de 17de eeuw werden belangrijke werken uitgevoerd. In 1673 werd de spits tijdens een storm vernield en vervangen door een stomp dak. Het resultaat van al die ingrepen was teleurstellend: de oorspronkelijke toren was nauwelijks te herkennen. Vooraleer men (midden deze eeuw) met de eigenlijke restauratie kon beginnen, moesten voorlopige, maar noodzakelijke versterkingen aangebracht worden. Alles samen was daarvoor 45 ton staal nodig. Eerst werden gordels in spanbeton aangebracht om de wanden van de torenromp stevig bij elkaar te houden, en toen kon het minutieuze werk beginnen: meten, bestuderen, inpassen, reconstructie. Aan de buitenzijde van de torenromp was de toestand bijzonder erg en er diende heel wat vernieuwd te worden. Jarenlang hebben de werken geduurd. Maar in 1967 konden de steigers stap voor stap worden weggenomen. De toren verrees in zijn oorspronkelijke gedaante: mooi, keurig, voornaam. (Naar: ‘De Sint-Niklaaskerk te Gent’, Dienst voor Culturele Zaken.) | |
[pagina 95]
| |
GentDe Sint-Pietersabdij staat op de plaats waar in de 7de eeuw vlak bij de Schelde, o.l.v. de H. Amandus en zijn volgelingen een bidplaats werd opgericht. De Benedictijnen bouwden er de befaamde St.-Pietersabdij, die gedurende vele eeuwen in het politiek, economisch, cultureel en godsdienstig leven van Gent een voorname rol vervulde. Hoewel de abdij volledig werd verwoest tijdens de Beeldenstorm, kwam ze op het einde van de 16de eeuw opnieuw tot bloei. Zo was in de 17de en 18de eeuw de St.-Pietersabdij één der machtigste instellingen der Zuidelijke Nederlanden. Tijdens de Franse overheersing werden de abdijgoederen verbeurd verklaard en de abdij veranderd in kazerne. In 1811 werd een deel van het abdijcomplex afgebroken. Op de vrijgekomen plaats legde men dan een marsveld aan - het huidige St-Pietersplein. Pas rond 1950 werd de abdij door de militairen ontruimd. De restauratie van de gebouwen, merkwaardige overblijfselen van laatmiddeleeuwse bouwkunst, kon beginnen... Heden is deze abdij een kunst- en cultuurcentrum van de stad Gent, met ruime mogelijkheden en grote aantrekkingskracht op het kunstminnende publiek.
De O.-L.-Vrouw-St.-Pieterskerk, naast de St.-Pietersabdij, is een meesterwerk van de Nederlandse barok, ontworpen door de Brugse jezuïet Pieter Huyssens en opgetrokken nadat de Romaanse abdijkerk door de Beeldenstorm werd vernield. De bouw van deze monumentale kerk nam één eeuw in beslag (1629-1729). Tijdens de Franse overheersing veranderde de kerk in een museum voor schilderkunst, maar in 1810 werd bij decreet de abdijkerk teruggeven aan de eredienst. Meteen werd zij parochiekerk. De koepel is er het pronkstuk van: slank van bouw, achtkantig, met elegante curve en afgedekt met een sierlijk lantaarntje. De toren, nu aan restauratie toe, gold weleer als symbool van macht van de abdij over de hele Scheldevallei. Het interieur van deze barokke kerk is opgesmukt met talrijke beeldhouw- en schilderwerken. De 18de eeuwse koorafsluiting van de kerk mag als een meesterwerk van Franse ijzersmeedkunst worden aangezien. | |
GentDe Sint-Michielskerk is een rijk historisch gebouw waar men urenlang kan in rondwandelen om te kijken naar de opvallend geproportioneerde bouw en waarin men zich verwondert over het ongemeen artistiek interieur: prachtig smeedwerk, schilderijen, houtsnij- en beeldhouwwerk. Bovendien bezit deze kerk een rijke schat aan gewijde voorwerpen (zoals schitterende monstransen, kelken, reliekschrijnen en zo voort). Na de jongste restauratie - waarbij gebruik werd gemaakt van honderden ton Massangissteen (dorpje in Bourgogne), die het voordeel biedt duurzaam te zijn en die bovendien na een gering aantal jaren het uitzicht aanneemt van de veel oudere Ballegemse steen, voor de meest oude gebouwen in onze gewesten eeuwenlang gebruikt - is de Sint-Michielskerk weer goed voor eeuwen. De bouw van de huidige kerk werd aangevat omstreeks het midden van de 15de eeuw en pas in 1672 voltooid. Het geheel vertoont de kenmerken van de sobere, forse Brabantse gotiek. Het westportaal en het onderste deel van de toren is laatgotiek (16de eeuw). Het bovenste deel dateert uit de 17de eeuw. Met die toren heeft men eigenlijk nooit goed geweten wat het zou worden. Afgezien van zijn laagbouw, in tegenstelling met de eerder monumentale kerk, wacht de toren van de Sint-Michielskerk nog steeds dringend op restauratie. | |
[pagina 96]
| |
Torengedichten uit de literatuur
De tweede toren
Nu staat de hoge toren weer
in het geteisterd gras,
de zeewind streelt hem op en neer,
de zon verft met een gulden veer
zijn okeren karkas;
een lange leeuwewimpel blijft
tegen de lage wolk die drijft.
Een volk verzameld aan zijn voet,
ontwaakt uit loom verdriet
en vlecht zijn rozen tot een groet
en legt de doden van zijn bloed
onder het nieuw graniet;
de liefde golft met gensters vuur
door het oneindig middaguur.
Anton Van Wilderode
Hoogtevrees
Eenzaam en koel
is het leven der mensen,
torens van hoogmoed
onder de zon,
de haan van hun wachtwoord
blinkt in de schepping
maar achter hun ogen
hoor ik de ronde
aanwezigheid
alsnog verluiden
van nacht en ontij.
Laat mij volhouden
dat wij niet breken
tegen het netvlies van de tijd,
laat mij oprecht zijn
ondubbelzinnig
onsterfelijk.
Guillaume van der Graft
Kathedraal
Die staat hier: gigantische gotische
steenhoop uit pest, steekpenningen,
bedelarij en geschiedenis: grijze
bemoste steen waar ik nu
al jaren tegenaan pis...
Steen
waar ik nu
tegenaan schop: onbeweeglijk,
massief, niet weg te denken.
Zichtbaar tot
ver in de omtrek
Hans Vlek
Tieghem heeft
zijn oude, grijze, zware toren - hij gelijkt
de statige reus,
de wachter,
de rusthouder boven al het klein gedoe
rond zijn voet.
In de verte, voorwaarts,
gescholen tegen de donkere wand van de berg,
staat het kerkje van Ruyen met de huizen van 't dorp
die er uitzien als een nestje
in vredige veiligheid rond en tegen elkaar geschaard.
Hogerop blekkert de witte toren van Quaremont
met heel de dorpsgroep als een kleurig speelding;
verder in de laagte steekt
de scherpe naald op van de toren van Berchem.
Links, te landewaart,
tegen de ijle lucht,
tekent
het fijne witte kerkje van Waermaerde -
rilde
en slank als een rijve
staat het
in zijn juiste afmetingen en sierlijke vormen,
als een loutere schoonheid in pure eenvoud.
Stijn Streuvels (‘Herinneringen uit het Verleden’)
Op het kerkplein zag Jozef naar omhoog;
als een goddelijk geweld rees
de duizelingwekkend hoge toren
ver boven zijn klein persoontje in de lucht,
en het scheen hem dat hij voorover hong
en alle minuten op hem ging nederstorten.
Angstig zag hij naar Maria om,
drukte het Kind dichter tegen zich aan, en
ging een stap rapper om gauw de kerk in te zijn.
Toen kwamen zij onder de verheven gewelven
in die kerk bijna zo groot als een dorp, als
een bos van stenen bomen.
Zij waren er in verloren en vernietigd,
en verbluft en ontdaan
bleven zij staan
op één
en dezelfde steen.
Felix Timmermans: ‘Het Kindeken Jesus in Vlaanderen’
Un homme de chez nous a fait ici jaillir,
Depuis le ras du sol jusqu' au pied de la croix,
Plus haut que tous les saints, plus haut que tous les rois,
La flèche irréprochable et qui ne peut faillir.
C'est la gerbe et le blé qui ne périra point,
Qui ne fanera point au soleil de septembre,
Qui ne gèlera point aux rigueurs de décembre,
C'est votre serviteur et c'est votre témoin.
C'est la pierre sans tach et la pierre sans faute,
La plus haute oraison qu'on ait jamais portée,
La plus droite raison qu'on ait jamais jetée,
Et vers un ciel sans bord la ligne la plus haute.
Charles Péquy
| |
[pagina 97]
| |
GentDe rijzige en majestatische St.-Baafskathedraal is de oudste parochiekerk van de Arteveldestad. Overblijfselen van een Romaanse kruiskerk uit de 12de eeuw vindt men terug in de crypte van de huidige kathedraal. Einde 13de eeuw werd het plan opgevat een volledig gotische constructie te bouwen. Het huidige, hooggotische priesterkoor (met zijbeuken en langskapellen) dateert uit de eerste helft van de 14de eeuw. Met de kranskapellen kwam men in de 15de eeuw klaar. De toren werd voltooid in de eerste helft van de 16de eeuw; de beuken, die de toren met het koor verbinden, werden slechts in de tweede helft van de 16de eeuw voltooid. Hoewel getroffen door de gruwelen van de Beeldenstorm en herhaaldelijke branden, werd de kathedraal toch van de ondergang gered. Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw begon men met belangrijke herstellingswerken. In de periode van 1958-1961 werd de huidige toren grondig gerestaureerd. Zoals in de Brabantse gotiek de regel is, staat de toren aan de westzijde en dient als ingang. Aan weerszijden is hij door een kapel geflankeerd. Opgetrokken in witte natuursteen, groeit hij tot een machtige compositie - waarin het detail geenszins aan het geheel schaadt. Hij is vier geledingen hoog. De spits, die hij oorspronkelijk had, werd na een brand nooit herbouwd. De vier hoektorentjes flankeerden oorspronkelijk de hoofdtoren. Vele wapenschilden binnen de kathedraal vermelden de rijke schenkers van de prachtige kunstschatten die de kerk heeft. Hier denken we op de eerste plaats aan het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck. Dit schilderij, één der beroemdste meesterwerken van alle tijden, lokt nog steeds ontelbare bezoekers uit alle landen naar Gent. Deze kathedraal, een synthese van onze middeleeuwse bouwkunst, is tevens een echt museum van beeldhouw- en houtsnijkunst, van smeed- en schilderkunst.
Ich lebe mein Leben in wachsenden Ringen,
die sich über die Dinge ziehn.
Ich werde den letzten vielleicht nicht vollbringen,
aber versuchen will ich ihn.
Ich kreise um Gott, um den uralten Turm,
und ich kreise jahrtausendelang;
und ich weiß noch nicht: bin ich ein Falke, ein Sturm
oder ein großer Gesang.
Rainer Maria Rilke
Ik leef mijn leven in steeds wijdere ringen
omheen der dingen stenen wet.
Misschien voltooi 'k niet de laatste der kringen
maar proberen wil ik hét.
Ik cirkel om God, om de oeroude toren
en ik cirkel millenniën lang;
en ik weet nog niet: ben ik een valk hierboven,
stormwind, of een groot gezang.
(vert. R.V.)
|
|