Pedagogie van Don Bosco
Als man van dagelijkse zorg voor vele jonge mensen, heeft Don Bosco (Turijn 1815-1888) geen tractaat nagelaten over één of ander opvoedingssysteem. Wij vinden hooguit enkele brieven waarin hij wat krachtlijnen over zijn manier-van-doen neergeschreven heeft voor zijn medewerkers. Maar in zijn uitvoerige levensbeschrijvingen, door vele tijdsgebonden gebeurtenissen en voorstellingen heen, vinden wij de dagelijkse praktijk van een opvoedingsstijl die verrassend sterk aansluit bij onze ervaringen van vandaag, o.m. bij het schoolproject ‘Torens van Vlaanderen’. Zonder volledig te zijn wil de volgende benadering ons enkele krachtlijnen verduidelijken.
Opvoeden is op de eerste plaats luisteren naar jonge mensen, gevoelig zijn voor hun verhaal en eigenheid. Dit veronderstelt eerlijkheid en openheid om steeds te aanvaarden (in discussies, conflicten en bij initiatieven) dat de jongere evenveel rechten heeft als de volwassene, evenzeer gelijk kan hebben, even dicht bij de waarheid kan staan.
Luisteren veronderstelt eveneens veel liefde, het vermogen om een jongere als het ware in de palm van je hand te leggen en eerbiedig te beschouwen vol schroom en genegenheid. Dan komen er vragen: Wat leeft er in die kerel? Waarom doet hij zo? Wat gaat er in hem om? Wat maakt hij mee? Wat betekent dit feit voor hem? (en niet: hoe ervaart de opvoeder dit concrete voorval)?
Opvoeden is evenzeer aanwezigheid of nabijheid bij de jongeren. De intensiteit van aanwezigheid bepaalt de waarde van een pedagogische relatie: van verstrooid en slordig, over functioneel en beroepsmatig heen kan nabijheid uitmonden in een sterke betrokkenheid.
Zulke aanwezigheid wist Don Bosco te beleven bij zijn jonge mensen. En hij omschrijft ze dan ook als een liefdevolle, hartelijke aanwezigheid die ervaarbaar is - ‘je liefde moet je voelbaar maken’ - in gemeende interesse, vlotte beschikbaarheid en daadwerkelijke dienstbaarheid. Deze aanwezigheid is blijvend en participerend. De opvoeder neemt deel aan het leven van de jongere. Hierdoor wordt hij ervaren als behorend tot de groep. Als buitenstaander kan men niet opvoeden. Opgenomen in het leven van een groep kan de opvoeder vertrouwen geven. Zijn aanwezigheid kan de jongere zelf betrekken bij het opvoedingsproject niet om dit te ondergaan, maar om het zelf mee uit te bouwen en hierin verantwoordelijkheid te nemen.
Zij is ook sterk individualiserend: heeft niet de jeugd op het oog, maar wel elke concrete jongen afzonderlijk. De opvoeder past zich aan zijn persoonlijk ontwikkelingsniveau en eigen mogelijkheden in zijn concrete omstandigheden aan. En in een bemoedigende benadering ziet hij meer heil dan in een (over) bezorgde terechtwijziging. Deze aanwezigheid is een dialoog waarbij de opvoeder, in zijn bekommernis om de jongere te leren kennen, ook zichzelf laat kennen. In een opvoedende relatie ont-moeten opvoeder en opvoedeling elkaar. Zulke aanwezigheid is een persoonlijke kwaliteit van de opvoeder. Toch zal zijn opvoedkundig handelen zijn doel voorbijschieten indien het niet in groep geraliseerd wordt. Eén mens alleen kan in een opvoedkundig midden van school of jeugdbeweging zo een opvoedingsstijl niet realiseren.
Vanuit iedere mensbetrokken levensbeschouwing kan men dergelijke kwalitatieve aanwezigheid betrachten. Voor Don Bosco was ze oerdiep geworteld in een gelovige visie op mens en wereld. Hoewel zijn grote verdienste hierin ligt, dat hij alle vormingscomponenten heeft ingebouwd en de opvoeding heeft opengetrokken naar een zo ruim mogelijke ontplooiing van de verschillende bestaansdimensies, zou men naast de waarheid blijven, mocht men niet het ethisch-religieuze op de
Het drukken van de reprodukties in vierkleurendruk.
eerste plaats zetten. Het zwaartepunt van zijn opvoeding situeerde hij precies hierin en voor hem vormde dit zelfs geen tegenstelling. Opvoeden omvatte de totale mens en deze vond zijn vervulling niet alleen in een binnenwereldse werkelijkheid. Mondige volwassenheid was volgens hem niet mogelijk buiten het geloofsperspectief. De nabijheid die hij zo verscheiden en menselijk voorstond, is dan ook een gelovig-getuigende aanwezigheid.
Waar een opvoedingsstijl gegroeid is uit de praxis van een - ook nog - charismatische figuur, is het niet denkbeeldig dat hij nog moeilijk gehandhaafd kan worden vanaf het ogenblik dat deze figuur geen levende gestalte meer kan geven aan zijn project. Bij Don Bosco ligt dit niet zo. Zijn stijl vindt ook vandaag, in een sterk verschillend tijdsbeeld, weerklank in hart en hand van vele opvoeders. Een verklaring? Zijn intense betrokkenheid bij de persoon van de opvoedeling beantwoordt aan een fundamentele behoefte van iedere jonge mens, vroeger en nu: aanvaard, begrepen, beluisterd, bemind te worden! Een mens die luisterend nabij kan zijn en zijn liefde voelbaar weet te maken, mag zich altijd opvoeder noemen.
Piet Stienaers. S.D.B. Directeur van het Don Bosco College Zwijnaarde