paard met heel wat jeugdproblemen en duurde het een tijdje vooraleer leraars en leerlingen zich aan de nieuwe normen hadden aangepast.
In aansluiting met deze moderne methode van administratie en alles wat met de organisatie van het schoolleven verband hield, werd ook de nodige aandacht besteed aan het groepswerk, aan het samen beleven en verwerken van de werkelijkheid. De resultaten hiervan bewijzen dat van een reusachtig succes mag gewaagd worden en de uitstraling naar de andere Skandinavische landen liet dan ook niet lang op zich wachten. Vooral Zweden had belangstelling voor de verworvenheden en resultaten van het nieuwe systeem; de Zweden brachten heel wat begrip op voor experiment en groepswerk, iets wat zij reeds in 1842 bewezen door het lager onderwijs kosteloos en verplicht te maken; in België duurde dat tot 1919! Selma Lagerlöf (1858-1940) kreeg twee jaar vóór haar Nobelprijs de opdracht een leer- en leesboek te schrijven, een soort aardrijkskundeboek van Zweden ‘Nils Holgerssons underbare resa’ (1906-1907), dat gebruikt werd als middel om de verbinding te leggen tussen droge wetenschap en levende werkelijkheid. Hoeft het betoog dat dit boek een diepgaande invloed uitgeoefend heeft op het onderwijs in Zweden en de andere Skandinavische landen? Het moge gezegd worden dat Noren en Zweden, Denen en Finnen op hun grootste schiereiland van Europa, op gebied van onderwijs verder staan dan de rest van Europa! Getuige hiervan de enthousiaste reacties op het schoolgebeuren in Oslo en de eigentijdse toepassing ervan op plaatselijke toestanden en omstandigheden.
Ook in ons land kwam, rond de jaren '69-'70, kritiek los op de bestaande pedagogische systemen die toegepast werden in het traditioneel onderwijs. De scholen waren wereldvreemd en niet aangepast aan de eisen gesteld door maatschappij en industrie; er was een gebrek aan samenhang tussen de bestuderingsobjecten waardoor oorzaak en gevolg, analyse en synthese onbegrijpbare theorieën geworden waren. Er groeide een hevige kritiek op het individualisme en op de rivaliteit die hierdoor ontstond onder de leerlingen. Kritiek werd uitgeoefend op het verbalisme en geëist werd een meer menselijke benadering van concrete maatschappelijke problemen (zoals ontwikkelingshulp, revalidatie van sociaal, lichamelijk en geestelijk gehandicapte medemensen, verhouding tot sex en noem maar op). Er kwam reactie los op het verkeerd benaderen van de leerling, waarbij de leraar centraal stond en niet de studerende. Kortom: een vernieuwd onderwijs drong zich meer en meer op.
Omdat in het Vrij Onderwijs de Inrichtende Machten het beslissingsrecht voor zich hielden, had dit tot gevolg dat niet alle scholen op het V.S.O. overschakelden. Ook het Don Bosco Technisch Instituut nam een afwachtende houding aan; werkgroepen bestudeerden ten gronde het voor en tegen van de vernieuwing; contact werd opgenomen met scholen waar het wel toegepast werd; langzaam maar zeker werd overgeschakeld naar de positieve verworvenheden van de vernieuwing, om ze te versmelten met de voordelen van het opvoedkundig systeem van Don Bosco en de ondervinding van het traditionele systeem. Het ‘de kat uit de boom kijken’ verhinderde echter niet dat de jongeren hun rechten verdedigd kregen door directie en leraars en er een moderne wind waaide door klaslokalen en werkplaatsen.
In ons land was het in de Vrije Normaalschool te Bokrijk dat voor het eerst de projectmethode uitgewerkt werd, een vernieuwing van grotere betekenis dan over het algemeen in onderwijskringen aanvaard wordt. Wij kennen echter alleen enkele praktische kanten van de zaak, namelijk het afleggen van bezoeken, reizen, vergaderen enz. In de meeste Vlaamse scholen leerde men daardoor rond bepaalde thema's les geven en de coördinatie tussen de lessen Nederlands, geschiedenis, aardrijkskunde en andere vakken over b.v. een project van Broederlijk Delen, leverde heel wat positieve resultaten en voor de jeugd verrijkende kennis op. Het woordje ‘samen’ kwam meer en meer in de schooltaal voor en leuzen (zoals ‘Verruim de kring’, ‘Samen één’ en ‘Ommekeer, Ommekaar’) kwamen eigenlijk op hetzelfde neer.
Hoeft het dan verbazing te wekken dat nieuwe ideeën onder de leraars en leerlingen groeien? Zo dit schoolproject, dat eigenlijk in gespreksgroepen over kunst en tentoonstellingswezen voor het eerst voorgesteld werd en dat onmiddellijk respons vond bij de directie van de school, die de volledige vrijheid liet aan leraars en leerlingen om te komen tot een gecoördineerd samenwerken van de leergangen Nederlands, geschiedenis en esthetica en de typische vakken die verband houden met de praktische verwezenlijking van de kunstmap, te weten de druktechnische uitwerking van de afbeelding van de kunstwerken en begeleidende teksten.
In samenwerking groeit een kunstmap naar een voleindiging, voorzien tegen het eind van de maand juni en zijn hoogtepunt vindend in een tentoonstelling rond het thema ‘Torens van Vlaanderen’, waarop én oorspronkelijke aquarellen én de kunstmap én het nummer van dit tijdschrift aan het publiek zullen voorgesteld worden. Heel wat activiteiten vinden dus aan het einde van het schooljaar hun bekroning in een door de leerlingen opgebouwde tentoonstelling, die doorgaat op zaterdag 21 en zondag 22 juni e.k. in de grote zaal van het Sportcomplex van het Don Bosco Technisch Instituut te Sint-Denijs-Westrem.
Gedurende meer dan vijf maanden waren de leerlingen aan het werken rond het thema ‘Torens van Vlaanderen’; zij bezochten in de Mediatheek van de school een tentoonstelling met de 25 oorspronkelijke aquarellen, maakten studiereizen door Vlaanderen, spraken tijdens de les over de waarde van de kunstwerken en over de praktische problemen die moesten overwonnen worden om hun deel van het werk tot een goed resultaat te brengen; gegevens over de geschiedenis van de gebouwen en de bouwstijl werden opgezocht in het documentatiecentrum van de school; brieven werden geschreven naar de verantwoordelijken der gebouwen; gedichten over torens werden gelezen en zelfs door de leerlingen geschreven..., toch een meldenswaardige prestatie voor technisch-ingestelde jongeren, die trachten op poëtische wijze uiting te geven aan wat het waarnemen op hun gevoel en verbeelding naliet.
De verantwoordelijken hebben kunnen meemaken dat de leerlingen positief reageerden op groepswerk en dat zij naar eigen inzicht het probleem aanpakten (hierbij geleid door een onzichtbaar blijvende hand). Meer dan 600 jonge mensen van 12 tot 19 jaar spanden zich in om hun steentje bij te brengen tot het verwezenlijken van een groot werk. Techniek en literaire verwerking gingen hand in hand en het uiteindelijk resultaat werd een genietbare, goed-leesbare kunstmap, die aan de bezitter ervan een blijvende vreugde zal schenken. Daarom, hartelijk proficiat aan allen die zich ingespannen hebben tot het welslagen van het schoolproject 1980. Hopelijk wordt elk schooljaar iets gelijkaardigs ingeschakeld, waardoor samenwerking een praktische toepassing vindt.
Ergens diende er een keuze gemaakt onder een dertigtal aquarellen van kunstschilder José Van Gucht om te komen tot een hoogstaand en representatief geheel waarin bekende Vlaamse torens voorgesteld werden. De lezer zal wel willen aannemen dat het onmogelijk was al de belangrijke monumenten te laten aquarelleren; het zou een kunstmap