| |
| |
| |
poëtisch bericht
Samenstelling: Guido Cafmeyer, Joris Denoo en Roger Verkarre
de late avond
de ademtocht die fluisterde
noch van je voet, hoe die
(Dit duurt zo een korte eeuwigheid.)
Hij vreest niet voor mijn leven.
en spelt me nog niet langzaam
| |
| |
geloven
Geloven is met iemand praten
in de nacht waar niemand staat,
is water lezen als het boek slechts
op de bladzij van de engel openligt,
is elke avond weer de vrede
van de moeders naar mijn schuilplaats
dragen en de zee bezoeken waar het kind
nog in de schelp te horen is,
is met de wolven dromen van het bos
en vaak wat aarde op het lichaam leggen
als de liefde groeien wil en als het kan
de handen van de zaaier zien achter de zon,
geloven is met bloemen boete doen
op de terrassen van het kleine vaderland,
van ieder beeld het mooi geheugen zichtbaar
maken voor wie droevig is en niet gelooft.
| |
de dichter
waarin de laatste lamp gedoofd werd
als een boom in de herfst
nauwelijks nog levend te noemen
ik verlang naar groen, naar gras
hoewel: de eindeloosheid van het wolkenloze blauw
de dichter trok een harlekijnspak aan
ruitjes paars verdriet en oranjegele vreugde
de dichter liep naar buiten
op de kiosk speelde de fanfare ‘Alte Kamaraden’
in de lucht: straaljagers.
| |
vrijheid
de wereld je kiezen tonen
CVKV-leden en abonnees kunnen gedichten ter selectie sturen aan het adres: Roger Verkarre, Bruggestraat 3, 8100 Torhout. Bij elke inzending voegt U: adres, post- of bankrekening en, zo u uw ingezonden gedichten terugwilt, de nodige postzegels.
| |
het gesprek
De woorden wiekten uit als afgerichte duiven,
op trage vleugelslag - maar rechtaf naar de til.
Ze werden één na één en zonder tegenwil
gans veilig ingenest met strelend handehuiven.
En woorden golfden uit: een zacht en zingend kruiven
van laag en traag getij - maar rechtaf naar het strand,
daar runen schrijvend in het maagdelijke zand:
geheim van overzee, dat dra weer mocht verwuiven...
De woorden waren lang geen ver of vreemd geheim!
De woorden waren jou een vaak beluisterd rijm,
Vertrouwd als wijn waarvan je dagelijks mocht proeven...
En waren er soms woorden die betoog behoeven:
jij kent bij éénmaal horen al het nieuwe rijm
dat baart en tevens bergt een vreemd en Ver Geheim.
| |
elegie voor mijn hond mira
met lichte weemoed en een beetje angst
bemerk ik dat de pioenen bijna even rood zijn en
dat het even stilletjes regent als op de dag
dat ik je in de tuin begraven heb.
er zijn zo van die dagen.
het was zalig dat ik je achter je oren krabde en
allerlei nonsens vertelde als poëzie is voornamelijk
een kwestie van schrijfkramp mijn vriend.
wij waren vrienden en daarom dacht jij dat ik
je zou genezen. maar er zijn ziektes waar ik
niet tegen op kan. er zijn er vele.
en ik, ik leverde je over aan een Geweer.
er zijn zo van die dagen,
dat de pioenen heel erg rood zijn, als vers bloed,
en dat het heel stilletjes regent.
en dan, toen ik zand gooide over jou,
mijn jeugd en onze vriendschap, en
over je licht ontgoochelde ogen,
dat het leven voornamelijk een kwestie
van begraven en overleven is,
met lichte weemoed en een beetje angst.
| |
| |
| |
johannes
Johannes is een man die zingt,
In hem leeft ongestoord het kind.
Hij is de tuinman maar, niets meer.
Hij werkt met spade en met schop,
Hij buigt zich neer en richt zich op.
Hij schoffelt en hij rukt wat uit.
Hij werkt op 't land en verder niet.
Hij strooit het zaad terwijl ik slaap,
Kijkt toe hoe 't lachend wakker schiet.
Johannes is een man die fluit,
Ik weet waar hij zich schuilt
En richt mijn schreden naar zijn wet;
Hij is het die de paaltjes zet.
| |
ik zag een grote rode vlag
(N.a.v. ‘Politieke Poëzie en Arbeidersliederen’,
St.-Annaparochiezaal, Brugge, december 1979.)
Ik zag een grote rode vlag
in de sint annazaal te brugge gespannen.
De spuwers aan de Kerk haar zijkant (jezus!)
Waar is gevaren bronvogel Witte Wind?
Hoe tornt tegen de uitbundige trossen,
die het lied der lijsterbes luiden, óp
het kloosterklokje Hélp- Hélp- Hélp?
Om uitkomst mijn bossen bezocht.
‘Van arbeiders’ heb ik gezegd ‘ziehier
de gepriesterde wildzang, de zoon, ziedaar
z'n lieve, gegriefde, ziedende Moeder. Hoe moet
dit opgelost?’ En een kruis geslagen.
In m'n linkerbroekzak gevoeld een vuist.
Het was de dag dat küng werd gecuried,
gemenied ik, niemand nog denken mocht.
| |
neem plaats in de berlines van mijn dromen
En zo zal het immer zijn, mijn boertig bourgondië,
mijn vloekend vlaanderen met gevaardriehoek in de vlag:
van lieverlede en bijwijlen de lotto van het leven
in deze lage beemden te belijden, dichter dan u.
Veerman en voerman van schommelende gedachten
in langzame gedichten als vaartuigen. Peil
naar mijn woorden als oversteekplaatsen,
neem plaats in de berlines van mijn dromen.
Op uw erven lopen zich de zwijnen van de zwijgzaamheid
te pletter, spatten klaprozen knallend uiteen en
fladderen de hoofdvogels schuldbewust het zware
vlaamse zwerk tegemoet. O navelgestrenge land,
om dan in uw landschap zo'n dichter te zijn:
de hoed naar weer en wind gezet. Een ongehoorde
eloquentia aan regel per regel te wijden, van vers
naar vers met u, met u te schommelen.
de hotsebots van de knikker.
Een oud kereltje - en uitgesliept,
de apedans met het runeteken in de hand.
Er is een waterkans bij gister vergeleken.
Zal ik eender waar eender wanneer?
In uw land van golfbrekers als valrepen. Van
wuivende kruinen met vruchten als doodskopaapjes
in uw stikstofverdoving verkrampt. Ik knipper
de schaduwen van mij af, treed uit mijn zwarte
schabloon. Tussen bakkers en beeldenstormers
van lieverlede en bijwijlen de lotto van het leven
in deze lage beemden te belijden: niet geboren
worden of dansen, mij toegekend twee kansen.
| |
een zebrapad is een weelde
Een zebrapad is een weelde! Elk denken verloopt er
licht. Zonder kijken bereikt men overkanten.
Zonder merkbaar spoor, zonder voetafdruk of
lijfspreuk die achterblijft tussen de stroken gemorste zon.
Doch ook een zebrapad volstaat niet lang. Wie
op weg naar waarheid is, gaat verder dan het eind
van de tunnel. Verder dan de verblindende zone van kaas
en tarwe. Wie op weg naar waarheid is sluit gevaar niet uit
maar leert stelselmatig van de misstap
dwaalspoor onderkennen van dwaalspoor.
Boven alles studeert hij de kunst in van het
verdwijnen. Overmoedig neemt hij zijn lot als
een gele trui in eigen handen. Met branie trekt
hij van leer onder de bleke dooier van een hoogtezon.
Geen wonder dus dat hij die durft en zoekt en
zeker is zonder enige zekerheid, later één der weinigen
is die weinig hinder ondervindt om chineesachtig
te danken voor de foto van Saffraan en Vreugde.
Stralend. En nadien, ineens spoorloos voor het gezicht
verloren is. Verdwenen als hij is, in een op papier
nooit eerder opgemerkt hol. Een paardeoog
van stro en licht perkament.
| |
in mijn innerlijk
| |
elegie voor de kat kitty
soms zegden zij dat jij bijna spreken kon.
wat had je te vertellen gehad. hoe heb jij
zeven levens lang hun dwaasheden doorzien.
als jij had kunnen schrijven dan
schreef je voorzeker het boek van schijn & deugd.
soms zegden zij dat jij door elke
vertel mij over het Diepe Donker.
of liever, vertel het mij niet.
|
|