| |
| |
| |
wij huldigen / wij gedenken
Willem de Meyer
Onderscheiding ‘Pro Musica’ van Ned. Cultuur; Gouden Kruis van Bisdom Antwerpen
Op 23 december 1979 werd Willem De Meyer tachtig jaar (zie ‘Vlaanderen’, nr. 168, blz. 42). Behalve dat hem in de Antwerpse Handelsbeurs reeds een huldeconcert werd gebracht met een programma naar zijn eigen keuze en hij bij die plechtigheid vereerd werd met de onderscheiding ‘Pro musica’, werd hem ook op 21 december hulde gebracht in de kapel van het Antwerps Begijnhof, samen met Mgr. Vyverman en kreeg hij aldaar het ‘gouden kruis van verdienste’ vanwege het Bisdom Antwerpen. Bij zijn zeventigste jaardag stelden wij voor hem een ‘Huldeboek’ samen waaruit een aangevulde brochure werd samengesteld door ons bij gelegenheid van zijn tachtigste. Waarom dat alles?
De vraag heeft voor Vlaanderen weinig nut: wie kent Willem De Meyer niet en weet niet welke ontzaglijke verdiensten deze man heeft vergaard door het Vlaamse lied (het ware!) te populariseren, in stand te houden, te releveren? Meer nog: door zijn toedoen is het Vlaams repertorium van zinnige, waardevolle volksliederen aanzienlijk gegroeid in de laatste decennia. De Meyer heeft in de ware zin van het woord zijn leven besteed aan het onderstrepen ‘met klank en victorie’ (c'est le cas de le dire!) van het volkslied als opvoedkundige en als strijdbare waarde. Géén scheppend kunstenaar, maar een uitzonderlijk kunstverspreider is hij geweest, zoals Vlaanderen er slechts enkele op tien vingers tellen kan tijdens geheel de duur van het herwordend Vlaams bewustzijn.
Hij werd geboren te Mechelen, leeft sedert zijn prille jeugd te Borgerhout (dat eens ‘de meest Vlaamse stad van Vlaanderen’ werd genoemd), is onderwijzer in het speciaal onderwijs geweest, heeft
weten door te dringen met zijn zang-activiteit tot haast alle verenigingen en kringen en gaf in totaal toch zeker voor 'n paar miljoen Vlaamse mensen zangavonden, die stuk voor stuk een weergaloze geestdrift wisten op te wekken.
Hij was het ook die ervoor zorgde dat eventjes 37 concerten door de radio werden uitgezonden die uitsluitend Vlaamse liederen brachten en die het bewijs leverden van de levenskracht maar ook van de schoonheid die de liederenmuziek van Vlamingen kenmerkt.
Dat hem ook door de kerkelijke instanties een vererende onderscheiding werd toegekend, wijst erop dat wij in Willem De Meyer te doen hebben met een man wiens verdiensten zich uitstrekken over alle gebieden en alle lagen van ons volk. Wie meer over hem wil weten (en bewaren!) schaffe zich bovenbedoelde brochure aan: Secr. VVKB, Antwerpen; pr. 000-0425043-86 à 100 fr. (William Woodstraat 12, 2200 Borgerhout).
Lambert Swerts
| |
Musicus Jos D'Hollander
Van Parijs-Colson-Prijs
Jos D'Hollander werd in 1934 geboren te Sint-Pauwels in Oost-Vlaanderen. Vanaf 1952 studeerde hij aan het Lemmensinstituut te Mechelen waar hij in 1957 de Prijs van Uitmuntendheid behaalde en vanaf 1968 aan de Koninklijke Beiaardschool te Mechelen waar hij 4 jaar later het einddiploma verwierf. In de drie opeenvolgende jaren (1973, 1974 en 1975) verwierf hij de Prijs Léon Henry voor beiaardinterpretatie. Sinds 1965 is Jos D'Hollander professor Gregoriaans, kerklied en harmonie aan het Lemmensinstituut te Leuven. In dat zelfde jaar richtte hij de St.-Niklase Mariakantorij op, die als liturgisch koor op diocesaan vlak onmiskenbare uitstraling verwierf. Daarnaast verzorgde hij met dit ensemble ook tal van concerten in het buitenland en ontving n.a.v. het optreden voor Radio Vaticana te Rome in 1977 de Zilveren Ere-medaille van Z.H. de Paus. Als Vlaams geëngageerd koor zingt het ook geregeld de IJzerbedevaartplechtigheid aan. Sinds 1974 is Jos D'Hollander tevens professor campanologie, beiaardspel en harmonie aan de Koninklijke Beiaardschool te Mechelen. Hij concerteerde op de voornaamste beiaarden van Europa, USA en Canada en realiseerde tal van opnamen voor verschillende radio- en T.V.-stations. In 1979 werd hem de eenmalige Internationale Compositiewedstrijd A. Colson toegekend met grote onderscheiding. Deze uitzonderlijke Prijs, geschonken door een in Spanje wonende mecenas, oudleerlinge van Jef Denijn, hield tevens de
interpretatie van de bekroonde compositie in. Van zijn talrijke beiaard- en koorcomposities vermelden we in het bijzonder: ‘Beiaardlied’ (koor-, koperensemble en beiaard) geschreven voor de 50e IJzerbedevaart en Inhuldiging van het klokkenspel op de IJzertoren, en psalm 93 (koor, orgel, trompet en beiaard) die op het Internationaal Muziekfestival 1978 te Brussel en t.g.v. het Brussels Millennium in 1979 veel bijval genoot in de St.-Michielskathedraal. Zijn ‘Kerstmis in Vlaanderen’ (orgelpreludia met koorzettingen), in Denemarken gecreëerd wordt momenteel geperst op de plaat terwijl zijn ‘Beiaardsuite’ rond het Kerstthema eveneens vorig jaar op de fonoplaat ging, geïnterpreteerd door de toondichter zelf op de beiaard van Mol.
Jos D'Hollander is stadsbeiaardier van St.-Niklaas en vice-voorzitter van de Belgische Beiaardsgilde. Het laatste werk van zijn hand is een manuscript over ‘Jef Denijn, flamingant en vurig strijder van een nieuwe Beiaardkunst’. (Luiseekdam 8, 2690 Temse).
Hugo Heughebaert
| |
Koen Kessels
Europamuziekprijs van Pro Civitate - Laureaat voor piano - Gouden medaille van Oostende
De Nationale Muziekwedstrijd voor de Jeugd 1979 georganizeerd door het Gemeentekrediet van België heeft de triomf gezien van een jonge Oostendse pianist. Het is immers niet overdreven het woord triomf te gebruiken voor een prestatie die met 98% één der hoogste notities kreeg die ooit in deze wedstrijd werd toegekend. Zoals men weet moeten de eerste laureaten uit alle disciplines dan nog eens voor een speciale jury optreden teneinde voor de zo gegeerde Europaprijs te strijden. Koen Kessels behaalde die Europaprijs op schitterende wijze
| |
| |
en ziet aldus een eerste faze in een lange en moeilijke muziekstudie met klank beloond.
Koen Kessels, geboren op 25 juli 1961, heeft tijdens de wedstrijd niet alleen bewezen een pianist te zijn die de spanningen meester kan en zijn mogelijkheden intakt weet te bewaren, maar heeft ook na de wedstrijd blijk gegeven van hetgeen we werkelijkheidszin zouden willen noemen. De vele interviews, de laureatenkoncerten, de recepties en officiële huldigingen (hij ontving de gouden stadsmedaille) hebben hem geen ogenblik doen vergeten dat de weg naar het ware en blijvende succes nog zeer lang is. ‘Nu moet ik beginnen werken’, is een uitspraak die we zeer graag uit de mond van de jonge laureaat hebben gehoord. Dit wijst erop dat hij zich niet laat afleiden door de tijdelijke en o zo kortstondige roes van felicitaties allerhande.
Vergeten we niet dat hij enkele jaren geleden samen met zijn zus Christel in duo laureaat werd van dezelfde wedstrijd en dat zijn zus eveneens laureate piano is van deze muziekwedstrijd.
Koen Kessels studeert nu verder aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen in de pianoklas van Fréderic Gevers, Christel studeert aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij de pianist De Groote.
Het Oostends Conservatorium heeft hen gevormd, in 't biezonder de lerares Mevrouw Van Zandijcke die hen alles over de piano bijbracht en de betreurde Georges Maes bij wie ze kamermuziek studeerden.
Onze felicitaties gaan echter ook naar de ouders. Eenieder die kinderen heeft of gehad heeft die muziek studeren of studeerden zal begrijpen waarom! (Nieuwpoortsteenweg 349, Oostende)
Frans Aerts
| |
Franki Maes en Jan de Busschere
Architectuurprijs R. Maskens 1979
De Prijs Maskens, die de opvolger is van de Prijs van de Ven, is de meest begeerde Belgische architectuurprijs. Voor 1979 bestond de jury uit de architecten Baele, Braem, Franssen, Serneels en Vandenhove. Er werden 83 dossiers ingestuurd. De prijs werd opgesplitst in drie ex-aequoprijzen, twee voor woningen en één voor een complex. Het was de eerste maal dat een architecturaal complex bekroond werd. Het betrof een vakantiecomplex gerealiseerd te Nassogne (Lux.) door de architecten Franki Maes en Jan de Busschere voor de C.C.M.B.
Het werd als volgt gewaardeerd door de jury: ‘Het gebouw, ingeplant op de natuurlijke helling van een sterk afdalend terrein, buit deze niveauverschillen uit: zij haken zich vast op elkaar en vloeien in elkander over, en bieden een uitzonderlijke veelheid aan uitzichten. Bovendien integreert zich de volumeschaal harmonisch met de ontwikkeling van het landschap, zonder het uitzicht vanuit de naburige eigendommen te schaden.
De keuze van materialen is afgestemd op het omgevend milieu en het accentueren van bouwkundige details drukt loyauteit en eerlijkheid uit. Tenslotte stemt de sfeer volledig overeen met de bestemming van het gebouw; misschien breekt alleen de grote vergaderzaal een beetje los uit het gelijkmatige karakter, dat overal elders in het gebouw wordt ervaren.’
De bouwheer wenste een vacantiecentrum voor arbeidersfamilies, dat tevens voor studiebijeenkomsten geschikt was: in feite kreeg het ook de functie van cultureel centrum voor de gemeente Nassogne. Aan de ene zijde grenst het aan het dorp. Aan de andere zijde ligt een 400 m. hoge heuvel, op de glooiingen waarvan het is gebouwd, in een boslandschap dat in grote mate werd geeerbiedigd en de architectuur in feite heeft gedetermineerd.
Het bestaat uit een hoofdgebouw met alle collectieve accomodaties (o.m. twee restaurants, 4 vergaderzalen, 1 feestzaal) en een zestigtal ruime hotelkamers voor
Arch. Franki Maes (r.) en Jan de Busschere (l.)
Vakantiecomplex van Nassogne (zijkant)
families met dienstruimten. De architecten wensten, spijts de grote massale omvang van het project, een uitnodigend en sfeervol gebouw te realiseren, zonder enige monumentaliteit, geïntegreerd in het golvend landschap: een spel van in elkaar lopende halve niveaus, waarin de ruimte wel maximaal gebruikt wordt maar nergens drukkend is. Ook in de materialen zochten de architecten naar aanpassing aan streek en landschap, gepaard met eenvoud. De totale kostprijs was 157 miljoen fr. (met BTW), volledig bemeubeld en geïnstalleerd, buiteninrichting inbegrepen. Het spreekt vanzelf dat het voor een jury moeilijk, zoniet onmogelijk is om de respectievelijke kwaliteiten af te wegen van een immens bouwcomplex met die van een eensgezinswoning. Daarom ook werd wijselijk besloten vanaf 1980 de prijs over drie categorieën te verdelen, met onafhankelijke prijzen.
Franki Maes (o Oostende 1944), beëindigde in 1969 zijn studies aan het H. Inst. St.-Lucas Gent, waar hij verkozen werd tot afgevaardigde van de studenten in onze redactieraad. Hij was toen medeverantwoordelijk voor ons beruchte nr. 118, waarin men de geuren opsnuiven kon van de studentenrevolte van 1968 en waaraan kunstschilder J.V.C. Buytaert (ps. De Rosse) nog voor een paar maanden zoveel vreugde beleefde. Na zijn stage aanvaardt hij de niet zo dankbare taak het vacantiehuis Duin en Polders (Klemskerke) te moderniseren, gevolgd door Spar en Duin. In 1976 sticht hij een architectenbureau met Jan de Busschere (o 1945), die in 1970 afstudeerde en in het tweemanschap de poëische bekommernis beklemtoont. Voordien had hij als ontwikkelingshelper in Algerië aan schoolprojecten gewerkt. Naast andere gebouwen hebben beiden zich gespecialiseerd in het bouwen van vakantie- en vormingscentra, zodat hun bekroning zeker geen toeval is. Tot hun verwezenlijkingen behoren o.m. ook de vormingscentra in Elewijt en lepenburg in Schoten. Het architectenbureau vormt nu een geheel van veertien vrienden met uiteenlopende specialiteiten, harde en bekwame werkers, aan wie de twee leidinghebbende architecten graag hulde brengen. (Bureau: Alfred Musinstraat 40, Oostende)
A.S.
| |
| |
| |
Kunstschilder Urbain Mulkers
XV Biennal Sao Paulo 1979
Het werk van deze jonge kunstenaar (o Schulen 1945) kent in de laatste jaren een steeds groeiend succes en waardering, zodat zijn opname in het Vlaams driemanschap dat verleden jaar de hoge onderscheiding ontving deel te mogen nemen aan de befaamde Braziliaanse biënnale, eigenlijk niemand heeft verwonderd.
Na zijn studies aan het Provinciaal Hoger Kunstinstituut te Hasselt trad hij toe tot het team, dat wijlen Albert Dusar in zijn Provinciale Dienst voor Cultuur heeft gevormd en dat zoveel goed werk verrichtte voor de Limburgse kunstpromotie. Zijn deelname aan de Research Group (1965) en aan de zogen. ‘Limburgse School’, zijn onderscheidingen in diverse prijskampen (Jeune Peinture Belge, Prijs van Europa, Intern. Prijs van Knokke) en
zijn tentoonstellingen in binnen- en buitenland maakten van hem een der meest vooraanstaande jonge kunstenaars uit Vlaanderen. Aldus exposeerde hij in 1979 in het Paleis voor Schone Kunsten en in de Jeugdtriënnale v. Tekenkunst in Nürnberg.
Over zijn artistieke evolutie schrijft Remi de Cnodder dat zij ‘vrij snel is gegaan, zonder dat aan de contemplatieve geest van zijn kunst enig geweld werd gedaan. Integendeel, de bezinning heeft zich in deze kunst steeds verder voltrokken; zo werden de accenten en attractieve elementen steeds meer en meer uitgezuiverd om een edele essentie te bereiken... Hij zocht naar een evenwichtige en harmonische ordening, die niettemin aan de strakheid van een orthodox constructivisme ontsnapte. Van in de eerste werken kreeg men een inzicht in het feit dat de wezenheid van deze creativiteit een gevoelige en verfijnd-poëtische inslag had. Zo creëerde Mulkers van in het begin in een grensgebied van sentiment en geestelijk evenwicht.’ Zijn werk kenmerkt zich verder door eerbied voor de objecten, hun volume en beweging, door eenvoud en directheid, verbonden met een grote zin voor harmonie en een raffinement, dat in Vlaanderen zeldzaam is. Zijn keuze werken voor Sao Paulo wettigt hij als volgt: ‘Uitgaande van de preciese probleemstelling van mijn actueel werk, koos ik voor de tekening... Ik nam deze keuze rekening houdend met de karakteristieke mogelijkheden ervan, zoals visualisering en illusieschepping. Om de project-inhoud ervan zo duidelijk mogelijk mede te delen, werkte ik de tekeningen realistisch uit. Bovendien zijn zij op een seriële basis bedacht en uitgevoerd, wat referentiepunten aanbrengt, die een gedachtenlijn aantonen. Elke tekening krijgt eerst zijn volle betekenis binnen de context van de uiteindelijke ervaring ervan als men het geheel beschouwt.’ (Stationstraat 3, 3912 Schulen).
A.S.
| |
Pastelist Marcel Vervaet
Gouden Medaille Wereldpostunie Istanboel
Marcel Vervaet zag het levenslicht te Wachtebeke op 11 juli 1933 en weinig scheen hem in zijn prille levensjaren voor te bestemmen tot een dynamische en intense artistieke loopbaan. Zonder buitengewone studie en zonder uitgesproken academische scholing is het allemaal stilletjes en zeer natuurlijk opgegroeid en opengebloeid.
Zowel professioneel als artistiek ging zijn leven echt van start in de suikergemeente Moerbeke-Waas. Het ‘soete land van Waes’, tot vandaag de dag zo rijk aan fijgevoelige en poëtische kunstenaars, werd helemaal zijn heimat en het landschap schonk er hem op zijn beurt de liefdevolle ziel, die heel zijn werk blijvend zou beïnvloeden: liefde voor de natuur, vooral dan bloemen en bomen, liefde voor de artistieke stiel en het genre, het kleurrijke, fluwelen pastel.
Omspoeld door een rumoerige en passionele tijd van allerlei vindingrijke en vooruitstrevende kunstrichtingen, heeft hij vrij vlug zijn keuze gedaan en blijft hij zich stabiel perfectioneren in het bekoorlijk pastel. Zijn ideaal streeft naar het ‘thing of beauty’, dat - over de toppen en de golven van het uitzonderlijke en extravagante heen - het kunstminnend interieur vriendelijker en stemmingvoller wil maken. Wel evolueert nu op rijpere leeftijd het warm en goed gevuld pasteltableau naar een ietwat koelere en evocatievere uitbeelding van het hem zo dierbaar object. Met toetsen en tinten is hij de dichter van de flora.
Talrijk zijn z'n exposities in binnen- en buitenland (Napels, Londen, Parijs, Jerusalem, Lissabon). Hij behaalde diverse
onderscheidingen, waaruit mag worden afgeleid dat zijn talent niet uit de tijd is. Einde 1979 bekwam hij de gouden medaille te Istanboel naar aanleiding van de Internationale Tentoonstelling voor Plastische Kunsten georganiseerd door het 20e Congres van de Wereldunie der Posterijen.
Marcel Vervaet mag op dit ogenblik worden aangezien als één der knapste en belangrijkste vertolkers van het pastel, een genre dat sinds de opgang der diverse moderne strekkingen ten onrechte naar de achtergrond werd verwezen als een soort ‘kleinkunst’, te week en te lief om plaats te nemen in de galerij van de substantiële en inhoudrijke schilderkunst. (Crevestraat 6, 9080 Moerbeke-Waas).
Roni Ranke
| |
In memoriam Dichter Gery Helderenberg
In Ronkenburg te Lede overleed op 9 december 1979 de priester-dichter Gery Helderenberg, pseudoniem van Hubert Buyle. Hij werd op 18 januari 1891 te Nieuwkerken-Waas geboren. Hij werd priester gewijd te Boulogne-sur-Mer in 1915. Vanaf 1937 werkte hij te Aalst en ging vóór enkele jaren op rust te Lede. Helderenberg was vooral de dichter van de religieuze inspiratie en gemoedslyriek. Zijn oeuvre is indrukwekkend en wordt gekenmerkt door een zoeken naar de zuiverste expressie, voornaamheid en ontroeringskracht.
Hij debuteerde met ‘Poëmata’ reeds in 1910 en was een produktief dichter. Uit zijn belangrijk oeuvre vermelden wij ‘Liederen van de Heilige Hildegard’ (1930), ‘Dodendans’ (1937), ‘Polyptiek’ (1941), ‘Triomf van de dood’ (1955), ‘Emblemata biblica’ (1958), ‘Legende der heiligen’ (id.), ‘Liefde en dood’ (1961), ‘Het Brevier’ (1962), ‘Neerhof op Ronkenburg’ (1969), ‘Dit uur tussen U en mij’ (1976) en in 1978 zijn ‘Verzamelde gedichten’ (Reeks ‘Gulden Veder’, Orion, Brugge).
Zijn werk werd meermaals bekroond o.a. met de August Beernaertprijs en de Guido Gezelleprijs van de Koninklijke
| |
| |
Vlaamse Academie resp. in 1932 en 1972, met de prijs der Scriptores Catholici (1961) en in 1975 met de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de poëzie. Gery Helderenberg neemt in de rij van onze Vlaamse dichters een vooraanstaande plaats in.
Over zijn werk schreef Prof. Piet Thomas (‘Vlaanderen’, jrg. 1976, blz. 40): ‘Terwijl de meeste dichters hun beste verzen schrijven gedurende het eerste deel van hun leven en op rijpere leeftijd vaak niet meer de bezieling en de frisheid van verbeelding en woordgevoeligheid kunnen opbrengen die hun dichterlijke arbeid nieuwe glans en bewegingsvrijheid moet verlenen, is het poëtisch talent van Gery Helderenberg vrij traag ontbolsterd om slechts na tal van jaren een late bloei te kennen die men terecht een tweede lyrische jeugd heeft genoemd...
Men vraagt zich niet langer af of deze poëzie modern genoeg is. Men weet dat ze een wereld op zichzelf vormt. Het is deze wereld die de jury bekroond heeft. Wie de kathedraal van Vézalay ooit mocht bewonderen en aan de rijkdom van de prachtige kapitelen niet achteloos voorbijging, weet dat zo'n wereld overeind blijft staan. Wanneer symbolische tekens de samenhang hebben verworven die hun eenheid artistiek bevestigt, ontstaat de schoonheid waarvan in een gedicht van Martinus Nijhoff gezegd wordt: “dit zijn de daden waar ik mens voor was”. Deze schoonheidsdaden heeft Gery Helderenberg gesteld. Hij verdient daarvoor de oprechte waardering van zeer velen’.
| |
In memoriam Letterkundige René Verbeeck
De Vlaamse letterkunde werd zwaar getroffen door het onverwachte heengaan te Mortsel op 13 november 1979 van dichter René Verbeeck, geboren te Wilsele op 18 april 1904. Tijdens de academische zitting bij de opening van de boekenbeurs te Antwerpen hadden we elkaar nog ontmoet en we maakten een afspraak om hem weldra in het bijzonder te huldigen als lid van de Commissie Letterkunde van Sabam, waarvan hij sedert 1968 deel uitmaakte en waarvan hij afscheid had genomen wegens de leeftijdsgrens.
Medestichter en redacteur van ‘De Tijdstroom’ (1930-1934) en ‘Vormen’ (1936-1940) nam hij in 1937 deel aan het initiatief tot het oprichten en uitgeven van ‘De Bladen van de Poëzie’ waardoor menig jong talent de kans kreeg te debuteren. Onder zijn belangrijkste bundels dienen vermeld: ‘De minnaars’ (1935), ‘De dwaze bruid’ (1937), ‘Tussen twee werelden’ (1965) en ‘De zomer staat hoog en rijp’ (1965), bekroond met de prijs ‘Scriptores Catholici’ en de ‘Guido Gezelleprijs’ van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, die hem tevens
de ‘Joris Eeckhoutprijs’ toekende voor zijn essay ‘De dichter H. Marsman’. Ook de provincies Brabant en Antwerpen bekroonden zijn werk en in 1967 ontving hij van Sabam de ‘Karel van de Woestijneprijs’. Als hoogste onderscheiding ontving hij op zeventigjarige leeftijd de driejaarlijkse staatsprijs voor poëzie voor zijn bundel ‘Liedjes voor Sarai en andere gedichten’.
Dichter René Verbeeck was een minzaam en bescheiden man, wiens zuivere poëzie de uitstraling was van zijn rijk kunstenaarsgemoed. Hij was lid van het Kunstenaarsverbond vanaf de verruiming ervan tot alle Vlaamse provincies.
Fred Germonprez
| |
In memoriam Glazenier Rie Coëme
De Meesterglazenier uit Sint-Truiden (o 10-2-1914) werd op 7 juli ten grave gedragen in zijn geboortestad, waar hij directeur
Rie Coëme, Koorraam Terkoest (Alken)
was van de Academie en voorzitter van de Kunstkring. Paul Wilmots, die zijn opvolger zou worden, verklaarde in zijn afscheidsrede bij de aanvang van de eucharistieviering in 't kerkje van Klein-Gelmen: ‘Onze goede directeur heeft in een absolute trouw alles wat men hem had opgedragen tot een goed eind gebracht. Hij is de man die intens en succesvol heeft gewerkt aan de wederopbloei van de Academie. Hij was daarbij de voorzitter van Kon. Kunstkring, die onverstoorbaar en optimistisch, onvermoeibaar en taai een groep van vrienden wist samen te houden. Hij was een kunstenaar die vanuit een diep christelijke overtuiging de Vlaamse Religieuze kunst zijn stempel heeft gegeven. Zijn fonkelende glasramen in zovele kerken zijn gebeden van lood en glas, een eeuwig aureool rond deze begaafde kunstenaar. Thans denken we als afscheid aan alles wat gij ons gezegd hebt en in die geest willen we we nu ook handelen en u toedekken met ons schilderspalet, het symbool van onze broederband. Als kunstenaar is hij geboren en als kunstenaar is hij heengegaan’.
Burgemeester Cleeren onderstreepte de plicht van dankbaarheid van een stad waarvan de Academie - onder het 13 jaar directeurschap van de overledene - het leerlingenaantal vervijfvoudigde en de kwaliteit van het onderwijs in grote mate verbeterde. Dat resultaat kon hij verwezenlijken, omdat hij, hoewel een groot kunstenaar, de nederigheid zelve was: ‘In de toekomst zullen we aan de Academie voor Beeldende Kunsten ieder jaar een prijs Rie Coëme toekennen, om alzo deze grote kunstenaar voor eeuwig dankbaar te blijven’.
|
|