Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 29
(1980)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kerk van Avelgem, vernield tijdens de eerste wereldoorlog en later herbouwd maar in een andere versie. (Sem. Bk.)
De 19de eeuw is lange tijd een miskende, verwaarloosde eeuw geweest, niet alleen op het vlak van de architectuurgeschiedenis, maar ook op het gebied van de monumentenzorg. Eerder uitzonderlijk werd enige aandacht besteed aan de 19de-eeuwse kunstproducties, die dan nog meestal als zielloze imitaties bestempeld werden. Als resultaat van deze houding, die door de traditionele kunstgeschiedenis nog steeds gevolgd wordt, krijgt men een vertekend en zelfs vervalst beeld van een tijdperk dat in wezen vele boeiende aspecten vertoont. Deze negatieve benadering kan door tal van factoren verklaard worden, o.m. het onbegrip van de functionele 20ste-eeuwer t.o.v. de verwarring-wekkende neostijlen, de wisselende subjectieve smaak, de in ons land practisch onbestaande wetenschappelijke studies en, wat de monumentenzorg betreft, de opvatting dat een te beschermen gebouw een respectabele ouderdomswaarde diende te bezitten. Toch kan men stellen dat in de laatste decennia een hoopvolle interesse voor de 19de-eeuwse bouwkunst langzaam ontstaan is. Tegenover de ‘oude’ monumenten, hanteert men nu meer en meer het begrip ‘jonge’ monumenten. Zeer tekenend voor de evolutie is de waardering die eerst voor de ‘art nouveau’ of nieuwe stijl, later ook voor de industriële monumenten opgebracht werd. Samengaand met die nieuwe waardering, is ook de verruiming van de kennis van deze aspecten aan de hand van publicaties en tentoonstellingen vast te stellen, waardoor het brede publiek beter geïnformeerd wordt. Een heet hangijzer in het hedendaagse monumentenbeleid blijft evenwel nog immer de bescherming van gebouwen in neostijlen en meer specifiek de neogotische gebouwen en interieurs.
De St.-Jan Baptistkerk te Gent, een werk van arch. J. Van Houcke en F. Leclerc-Restiaux (1862-1866). Een kijk op de oude toestand met de zeer karakteristieke polychromie (prentkaart).
Steeds opnieuw rijst de vraag of het verantwoord is dat dergelijke jonge monumenten, waarvan nog relatief veel gave ensembles bewaard bleven, belangrijk genoeg zijn om op de monumentenlijst geplaatst te worden. Het is evident dat de tientallen gebouwen die in deze stijl in Vlaanderen opgetrokken werden, niet allen ten eeuwigen dage behouden kunnen worden. Materieel beschouwd is het, althans volgens het huidige subsidiëringsstelsel, niet mogelijk een massale beschermingspolitiek door te voeren. Men kan hier twee houdingen aannemen: ofwel laat men het ‘natuurlijke uitdunningsproces’, zoals dat in het vakjargon heet, ongemoeid zijn gang gaan en bekijkt men dan wel na een aantal jaren wat er nog toevallig van dit patrimonium overblijft; ofwel maakt men vooraf een genuanceerde selectie, o.m. op basis van een gespecialiseerde inventarisatie, waarin niet alleen beschrijvingen maar ook wetenschappelijk-gefundeerde appreciaties van de diverse gebouwen opgenomen worden, zodat een correcte, aanvaardbare keuzemogelijkheid open staat. Indien men evenwel blijft vasthouden aan de algemeen heersende terughoudendheid t.o.v. de neogotiek, zullen ongetwijfeld vele belangrijke neogotische verwezenlijkingen verdwijnen, wat achteraf diep betreurd kan worden. Het geval van het Brusselse art-nouveau volkshuis, een meesterwerk van Horta dat in 1965 afgebroken werd, zou ook voor de neogotiek een duidelijke les moeten zijn. De lijst van de tot nog toe beschermde neogotische monumenten in Vlaanderen, is eerder miniem te noemen. We sommen ze op in globo:
Vrij recent werd ook het interieur van de Congregatiekapel van de Jezuïeten in de Korte Winkel te Brugge ‘gerenoveerd’, waarbij de belangrijke neogotische stoffering, zowel glasramen, beelden als polychromie integraal verwijderd werden. (Foto J.V.C.)
Wanneer men deze kleine reeks geklasseerde monumenten nader bekijkt, dan blijkt dat deze zeven gebouwen in feite geen representatieve doorsnede vormen van de neogotische kunstproductie in Vlaanderen. Voor de vroege neogotische verwezenlijkingen is enkel de Sint-Joriskerk te Antwerpen op de monumentenlijst te vinden. Werken van een aantal belangrijke architecten, zoals een L. Baeckelmans, een L. Cloquet, een L. Minard, een P. Croquison, een A. van Assche... ontbreken. Het huis in de Savaanstraat nr. 10 is zeker niet het interessantste onder de neogotische woonhuizen uit het Gentse en werd eerder geklasseerd om te vermijden dat de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De afbraak van de kapel van het St.-Amandusinstituut te Beernem met de gietijzeren kolommen als steunelementen (Foto J.V.C.)
straatwand verknoeid zou worden. De lijst van neogotische gebouwen die in de loop van de 20ste eeuw verwoest, gesloopt of bedreigd worden, ook wat de originaliteit van de interieurs betreft, is vele malen langer. Een greep uit het grote aantal verdwenen kunstwerken, waarvan soms nauwelijks nog een grafisch document beschikbaar is, kan het bovenstaande illustreren. In de twee wereldoorlogen bv. werden door oorlogsomstandigheden een aantal vrij belangrijke gebouwen verwoest. In W.O. I verdween, zonder een spoor na te laten, de merkwaardige kerk van Houthulst met haar belangrijke stoffering ontworpen door Bethune; de kerk van Avelgem werd verwoest en vervangen door een andere neogotische constructie, in tegenstelling tot de kerk van Kerkhove die hersteld werd in de oorspronkelijke toestand. Ook W.O. II was verantwoordelijk voor de verdwijning van een aantal belangrijke gebouwen, waaronder de kerk te Sint-Michiels-Brugge en de O.-L.-Vrouw-ter-Sneeuw te Borgerhout, een der eerste neogotische kerken van het Antwerpse met een grote historische waarde. Buiten het oorlogsgeweld heeft ook het smaakgeweld tal van onoordeelkundige veranderingen en afbraken op zijn geweten. Deze ingesteldheid werd trouwens nog in de hand gewerkt door de eenzijdig geïnterpreteerde liturgische voorschriften van Vaticanum II, waardoor de gaafheid en de onverbreekbare verbondenheid van neogotische gebouwen met hun artistiek hoogstaande aankleding geschaad werd. Het geval van de Brugse Magdalenakerk, recent gevolgd door de Mariakapel in de Korte Winkel, zijn typische voorbeelden van de zgn. aanpassingen van dergelijke interieurs. In verschillende kerken
Het verdwenen interieur van de afgebroken Hemelsdalekapel te Brugge, ontworpen in 1872 door J.B. Bethune. (Foto Dienst Monumentenzorg, Brugge)
verdween de zo karakteristieke polychromie en werd het interieur in een maagdelijk blanke ruimte herschapen, waarbij moderne smaakgevoelens geprojecteerd werden op interieurs die daar in wezen niet voor geschikt zijn. De Gentse Sint-Jan Baptist en de Brugse Sint-Kruiskerk zijn van deze evolutie sprekende voorbeelden. In Veldegem werd de kerk verknoeid door het verwijderen van de glasramen en van de venstertraceringen. De afbraken zijn legio. Voor Brugge alleen reeds citeren we de verdwijning van drie merkwaardige kapellen: de kapel Serweytens, de kapel van het Sint-Lodewijkscollege (arch. Helleputte) en de kapel van Hemelsdale (arch. Bethune). Tot de sloping van de Jezuïetenkerk (arch. Pavot), één der laatste gave ensembles in de stad, was eveneens besloten, doch hier stuitte men reeds op een negatieve uitspraak van de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Gent voorziet de afbraak van de kapel in het Sint-Antoniusgesticht, een der zeer zeldzame, nog gave voorbeelden van vroege neogotiek. Te Beernem werd de kapel van het Sint-Amandusinstituut gesloopt, die merkwaardige gietijzeren onderdelen bevatte. Te Leuven verdween de Sint-Jozefskerk en een groot deel van de gebouwen van de Boerenbond door arch. Helleputte. Verder wijzen we nog op de voorziene afbraak van de neogotische Sint-Eligiuskerk te Snellegem, een belangrijk werk van arch. A. Verbeke, om deze te vervangen door een nieuwbouw tegen de oude romaanse beuk. Een andere constructie van dezelfde architect, de kerk van Leffinge, wordt momenteel sterk bedreigd wegens de constructieve problemen die ze stelt. Opvallend is de subjectieve, soms emotionele benadering, die de appreciatie van dergelijke
Het gave neogotische interieur van de kerk van Snellegem, veroordeeld om te verdwijnen? (Foto J.V.C.)
monumenten nog steeds in de weg staat: men vindt deze gebouwen en interieurs gewoonweg lelijk, niet meer aangepast aan deze tijd, te kleurrijk of te kleurloos, niet functioneel, te dominerend, ongezellig enz. Bij een aantal mensen spelen ook jeugd- of andere ressentimenten een rol. Toch is een dergelijke benadering eerder relatief en zeer veranderlijk. Wat nu verguisd wordt, kan straks in de schijnwerpers van een nieuwe belangstelling komen te staan. Essentieel is het vaststellen van inherente, objectieve waarden die voor elk gebouw anders kunnen zijn. Zij die enigszins op de hoogte zijn van de 19de-eeuwse architectuur weten zeer goed dat neogotiek niet louter een namaakarchitectuur of een maskarade van stijlmotieven is. Zoals ook moet blijken uit de bovenstaande bijdragen, heeft de neogotische architectuur wel degelijk iets te betekenen en heeft ze heel wat meer in haar mars dan tot nog toe aanvaard werd. In het buitenland werd ongetwijfeld reeds meer begrip opgebracht, ook van overheidswege, voor de neogotische verwezenlijkingen. Wat Engeland betreft, is de belangstelling voor de ‘gothic revival’ vrij vroeg op dreef gekomen. Door de belangrijke Victorian Society wordt de bescherming en restauratie van de 19de-eeuwse gebouwen sterk gestimuleerd. In Nederland zijn in 1974 op basis van een speciale inventarisatie 136 19de-eeuwse kerken op de monumentenlijst geplaatst. In het geheel zijn ca. 130 neogotische kerken geklasseerd. Duitsland staat, wat de wetenschappelijke navorsing betreft, aan de spits met zijn Fritz Thyssen Stiftung, die het onderzoek van de 19de-eeuwse kunstuitingen bevordert en de resultaten in de vorm van uitvoerige studies en monografieën - tot nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Magdalenakerk te Brugge in haar huidige toestand. Zowel de merkwaardige stoffering als de polychromie verdwenen. (Foto J.V.C.)
Detail van het huis Bressers in de Peperstraat 14-16 te Gent, gesloopt in 1975. (Foto G.J.B.)
toe een dertigtal volumes - laat publiceren. Dit pleidooi voor het behoud van neogotische architectuur kan onrealistisch klinken in een tijd waarin andere dan culturele waarden de voorrang krijgen. Er dient echter op gewezen dat het beschermen van monumenten en interieurs niet noodzakelijk een dure restauratiepolitiek tot gevolg moet hebben. Veel meer dan tot nog toe het geval is, moet de nadruk gelegd worden op de onderhoudsplicht (K.B. van 6 dec. 1976), waardoor tal van restauraties in de toekomst zouden kunnen vermeden worden. Het grote gevaar schuilt er immers in, dat het niet voorkomen op de monumentenlijst, steeds meer automatisch gezien wordt als een vrijgeleide voor sloping van het gebouw. De onomkeerbaarheid van een sloping wordt steeds opnieuw bewezen: eens afgebroken verdwijnt het gebouw voorgoed. Een dergelijke voorspelbare gang van zaken dient ten allen prijze vermeden te worden. F. Van Tyghem
De kerk van Veldegem zonder glasramen en maaswerk. (Foto J.V.C.)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beknopte bibliografie
|
|