66
Stephanie Verzele-Madeleyn
75
Tussen zee en duinen schreef Stephanie Verzele-Madeleyn haar ragfijne sprookjes. Evenals de Kleine Johannes wilde zij achter de dingen komen, altijd dieper doordringen tot ver achter de wolkengrot. Daarom had de zee voor haar geen grenzen. Als een kind van het licht volgde ze met de zon haar fonkelende lichtweg. ‘Moest ze nu eens over die weg kunnen lopen, tot ginds ver, bij de zon en tot aan de andere oever van de zee... Wat zou er dan met haar gebeuren? Daar moest het wel schoon zijn...’. Zij tekent meesterlijk de tere droom, de ontvankelijkheid en de onbezoedelde diepte van de kinderziel. Dit getuigt haar merkwaardig familieverhaal ‘Warden D'haenes zevental’ (1935). Als onderwijzeres (1915-18) was zij in de gelegenheid haar gave inzake kinderpsychologie steeds meer uit te diepen. Van 1919 tot 1928 onderwees ze te De Panne. Van 1928 tot 1952 was ze rijksinspectrice van het lager onderwijs. Heel haar loopbaan stond zij dicht bij het kind dat zij volgde, voor wie zij werkte en schreef. Het kon niet anders of zij moest in de eerste plaats een fijn besnaard dichteres zijn. In ‘Licht en donker’ en ‘Beelden en Stemmingen’ kunnen we nu nog haar gedichten plukken. Ze staan er ‘als bloemen, in weigerige tuinen ontbloeid’. Ze schrijft over de zee waar ‘licht vloeit als melk de hemel uit’. Haar hunkering is van alle tijden ‘waar mensen/zwerven eeuwig op de grenzen/van een verloren paradijs.’ Soms schildert ze een fijne akwarel zoals in
‘sneeuw’: ‘De grond heeft alle klaart genomen/de hemel ligt op aard te dromen/en liet de luchten donkergrijs’. Zij kan poëzie schrijven. Met haar ‘Drie éénaktertjes voor kinderen’ is zij toneelschrijfster. Verhalend proza lezen we vlot in het historisch werk ‘Blauwvoeten tegen Ingerkins’ (1955). Dierensprookjes als ‘Witstaartje’ (1957), ‘Drie gezworen kameraden’ (1960) en ‘Drie kornuiten uit en thuis’ (1963) typeren haar als boeiend vertelster. Zij ijvert voor de verheffing van het kinderboek. Zij zegt: wie schrijft voor kinderen moet een waarachtig schrijver zijn en zijn kunst volledig aanpassen aan de kinderen. Zij zegt: kinderen zijn dichters. Zij bezitten de essentiële kenmerken van het dichterschap. Ook als toeristisch schrijfster ontpopt zij zich. Haar reizen, hoe kan het anders, krijgen een poëtische dimensie. Met haar pen doet zij de aarde bloeien. Op 73-jarige leeftijd publiceert zij haar eerste roman: ‘Tussen de muur en het water’. Een roman over de weerstand in