58
Rudolf Van de Perre
Provinciale Prijs Letterkunde 1969 van Oost-Vlaanderen
De prijs voor letterkunde van de provincie Oost-Vlaanderen was in 1969 voorbehouden aan het essay en de monografie. Voor zijn essay ‘Poëzie en Leven’, dat in 1968 bij de Nederlandsche Boekhandel verscheen, kreeg Rudolf Van de Perre (Okegem, 27 juli 1934) de aanmoedigingsprijs. Het bekroonde essay is gegroeid uit de bekommernis om voor de poëzie een klankbord te vinden bij de jeugd. Belangstelling wekken voor de poëzie en het gedicht toegankelijk maken is trouwens ook wat de auteur met zijn opstellen in diverse tijdschriften en zijn bijdragen aan jeugdbladen beoogt. Hij is goed geplaatst om een verbindende rol te spelen tussen de weinigen die literair creatief zijn en de velen die hij aan die creativiteit wil deelachtig maken: zelf dichter (o.a. ‘Verten en Grenzen’, 1962), is hij immers één van die weinigen, terwijl zijn beroepsbezigheden - hij is leraar M.O. (Lic. Germ.) en stadsbibliothecaris van Ninove - hem dagelijks onder die velen brengen.
In ‘Poëzie en Leven’ gaat R. Van de Perre uit van enkele beschouwingen over het dichterschap en laat vervolgens zien hoe elk geslaagd gedicht het leven
in één van zijn vele facetten weerspiegelt. Hij toont dat met overvloedig bewijsmateriaal aan voor zeven van de zeven maal zeven motieven, die de binding van de poëzie met het leven illustreren kunnen.
De idealiserende opvatting over het wezen van het dichterschap en de keuze van motieven die vooral het menselijk tekort in het licht stellen, verraden iets van de romantische ingesteldheid van R. Van de Perre. Romantisch, maar echt en overtuigend is ook de geestdriftige belijderstoon die ontvankelijke lezers veronderstelt. Zo een lezer neemt het werk voor wat het wil zijn en dat is geenszins ‘een zoveelste poging om het fenomeen “poëzie” wetenschappelijk vast te leggen, evenmin als een nieuwe poëtiek’ zoals de auteur het in zijn inleiding zegt. De stofkeuze en de behandelingswijze zijn van die aard, dat dit essay aan het gestelde doel niet voorbijschiet. En dat is er zeker niet de geringste verdienste van.
De thematische benadering leek de auteur, i.v.m. het publiek dat hij met dit essay wilde bereiken, meer geschikt dan de stillistische. Het gedicht als taalschepping komt echter aan bod in zijn nieuw werk ‘Ik snijd in dit ivoor’ (ter perse), een bloemlezing uit de moderne Nederlandse poëzie van 1945 tot 1970 die, door de keuze van de gedichten, door de inleidingen en door de commentaar bij elk gedicht, een welkome aanvulling bij ‘Poëzie en Leven’ zal worden.
Paul Van Hauwermeiren