| |
| |
| |
vlaanderen Buitenlands actueel
Avantgarde gestern - das junge Rheinland 1919-1929
Sinds jaren voorbereid en samengesteld door het Kunstmuseum, heeft op dit ogenblik een merkwaardige tentoonstelling plaats in de Kunsthalle te Düsseldorf. 164 werken van 69 kunstenaars trachten een beeld op te roepen van de avant-garde in het Rijnland tijdens de twintiger jaren. We hebben eerbied voor het vele vorsingswerk, dat hiermee gepaard ging, maar niet voor de wijze van tentoonstellen, 164 werken hangen zij-aan-zij, als soldaten in het gelid, bijna zonder scheiding en zonder dat enige moeite werd gedaan om ten minste ensembles te vormen en overgangen te vinden. Een archivaris, tuk op geschiedenis, heeft de doeken opgehangen, zodat de bezoeker een ellendige indruk krijgt en bij het binnenkomen de moed verliest. Maar wie aandachtig ieder doek en ieder kunstenaar gaat isoleren, vindt een boeiende tentoonstelling. ‘Das Junge Rheinland’ werd op 24 februari 1919 in Düsseldorf gesticht. Het was geen toeval, want Düsseldorf was een centrum van levende avant-garde kunst. ‘Das Junge Rheinland’ heeft trouwens een nationale betekenis, vermits kunstenaars, wonend in München, Berlijn en elders meewerkten en zelfs uitgewekenen (zoals Max Ernst, die vanaf de eerste tot de laatste tentoonstelling meewerkte) bleven Das Junge Rheinland trouw. Samen met de Kölner Progressiven en het Bauhaus heeft de Düsseldorfer avant-garde het kunstenaarsbeeld in Duitsland lange tijd beheerst. Het Bauhaus heeft in het buitenland meer bekendheid gekregen. Das Junge Rheinland heeft in de aanvangsperiode veel tegenwerking gekend. Voor deze kunstenaars was geen plaats in de Academie, er volgden een reeks processen voor beledigingen, storing van orde, immoraliteit, enz. De kunstenaars formuleerden trouwens hun stellingen met ongemene heftigheid en wensten soms niets anders dan de burgerij aanstoot te geven. Twee schilders, Kaufman en Wolheim, schreven ook opstandig toneel. Das Junge Rheinland verdedigde geen kunstgenre, iedere
richting was toegelaten, maar ongetwijfeld heeft het een voedingsbodem in het expressionisme gevonden, want de eerste manifestatie, die in 1919 op touw werd gezet, was een tentoonstelling van Macke, Lehmbruck, Campendonck, Rohlfs, enz. De aangesloten kunstenaars stonden ook afkerig tegen het streng konstruktivisme van de Kölner Gruppe, alhoewel toch met deze groep contact onderhouden werd in een gemeenschappelijk front tegen de vermolmde academies en burgerlijke schilderkunst. Vooral met de Novembergruppe Berlin 1922 en de Berliner Sezession was er een nauwe samenwerking. Samen met de groepen, de Dresdener Sezession en Darmstädter Sezession, kwam het tot een gezamenlijke uitgave ‘Kartell’. De Duitse Dada-beweging en het Bauhaus waren met Das Junge Rheinland in contact, maar niet in ‘Kartell’ vertegenwoordigd.
Zoals met alle avant-gardes, verging het ook Das Junge Rheinland: toen de kunstmiddens de kunstenaars aanvaardden en in 1926 enkele van hen officiële opdrachten ontvingen, brokkelde de vitaliteit meteen af. In 1928 bracht de nieuwe burgemeester van Düsseldorf hulde aan hun werk, maar in dat jaar zag Düsseldorf de laatste tentoonstelling. Das Junge Rheinland ging over in Rheinische Sezession. Het was afgelopen met de avant-garde. In 1933 kwamen de nationaal-socialisten aan de macht en daarmee werden vele kunstenaars, die tot Das Junge Rheinland behoord hadden, zwaar beproefd. De meesten kregen verbod nog te schilderen, 15 emigreerden op tijd, 4 ondergingen gevangenisstraffen, 3 stierven in concentratiekampen, 2 in de gevangenis. Veel werk verdween. Van 8 kunstenaars is, op weinig uitzonderingen na, praktisch het volledig werk vernietigd. Men begrijpt dan ook de moeilijkheden, die rezen bij het samenstellen van deze tentoonstelling. Na de oorlog kwamen de eerbewijzen. Zeven van de vroegere avantgardisten werden hoogleraar in een hogere kunstschool in Duitsland, zeven anderen ontvingen de Corneliusprijs, de hoogste onderscheiding, die Düsseldorf uitreikt. Drieëntwintig kregen een retrospectieve tentoonstelling in een of andere Duitse stad.
Wanneer men de tentoonstelling in Düsseldorf overziet, dan valt op hoe bekende namen toen reeds hun richting gevonden hadden en trouw in eenzelfde genre en opvatting zijn blijven schilderen: Otto Dix, Heinrich Campendonck, Max Ernst e.a. Hoe - ondanks de vriendschap voor Kandinsky, die het voorwoord van de catalogus voor de eerste grote tentoonstelling van 1922 schreef - de abstrakte kunst volledig afwezig is, precies alsof het non-figuratieve taboe was. Hoe een beïnvloeding van het expressionisme merkbaar maar niet dominerend is en hoe het surrealisme eveneens zijn stempel drukt: men mag van een expressionistische ‘Verfremdung’ en een ‘magisch-surrealer Verwandlung’ spreken. Hoe onze Servranckx in sommige doeken is terug te vinden. Hoe sterke persoonlijkheden zich ineens opdringen en de aandacht opeisen in de uniform opgestelde doeken en toch zijn hun namen niet doorgedrongen in de internationale wereld, zoals die van Otto Dix, Max Ernst, Heinrich Campendonck. Inderdaad, welke klank hebben namen als Hoerle, Gessner, Seiwert, Molzahn, Schwezig? Jankel Adler heeft in Frankrijk en Engeland bekendheid verworven, Hans Arp vertrok reeds in 1926 naar Frankrijk, Davringhausen in 1938, Bruer in 1940 (sinds 1934 in Den Haag). Kaufmann emigreerde in 1933 via Nederland naar de U.S.A., Wolheim via Frankrijk, Fr. Levy via Spanje. Rudolf Levy bleef in Italië, enz.
A.D.
| |
Osteuropäische avantgarde
Terwijl in Düsseldorf ‘Das Junge Rheinland’ getoond wordt, loopt in de galerie Gmurzynska te Keulen een tentoonstelling ‘Osteuropäische Avantgarde’ met een ondertitel tussen haakjes (bis 1930). Waarschijnlijk zal in Oost-Europa momenteel nog weinig avantgarde kunst te vinden zijn. Tijdens de pré-revolutionaire en revolutionaire periode van de vestiging van het communisme bestond echter een sterke artistieke stroming en een groot enthoesiasme voor vernieuwing. De revolutionaire kunstenaars wilden een nieuw schildersbeeld scheppen en vonden in de non-figuratieve kunst ‘de’ uitdrukking van de klassenloze maatschappij. Reeds vóór de oorlog waren het kubisme en het futurisme door tentoonstellingen in Leningrad en Moskou bekend. De Russen wisten het statische van het kubisme met de dynamiek van het futurisme te verbinden. Het suprematisme van Malewitsch, het constructivisme à la Tallin
| |
| |
waren niet alleen kunstvormen, maar een geheel van levensrichtingen, artistiek inzicht en vernieuwing, die na twee generaties nog nawerken. Twee kunstenaars werden niet gegrepen in de warreling van hernieuwing en avant-garde. Chagall en Jawlensky bleven onberoerd hun eigen weg gaan. Zij waren trouwens zeer vroeg uit Rusland geëmigreerd.
In de Oost-Europese avant-garde der twintigerjaren is het overwicht van de Russen indrukwekkend. Van de 23 kunstenaars, die in de tentoonstelling zijn opgenomen, zijn er 17 Russen, 4 Hongaren, 1 Tjech en 1 Pool. Dit is te begrijpen. De revolutie heeft immers in Rusland alles ondersteboven gezet, terwijl in de andere landen het oude leven verder ging. Alleen Hongarije heeft met de vestiging van de Radenrepubliek een woelige, al zij het korte tijd, beleefd. Typisch is dat de meeste kunstenaars, op een paar uitzonderingen na, allen een opleidingsperiode in het buitenland hebben gezocht. Ze studeerden aan buitenlandse academies en naast Berlijn schijnt vooral Parijs het mekka geweest te zijn. Ze hebben trouwens een zwervend leven geleid. Toen na een paar jaar van grote hoop Stalin brutaal de nieuwe musea sloot en het strengste conservatisme in de kunst een communistisch ideaal werd zijn, op twee na, alle Russen uitgeweken (Popova en Rodschenko bleven). Malewitch, Tallin en Lissitzky keerden na jaren terug, de eerste stierf in 1935 te Leningrad, de tweede in 1953 te Moskou, de derde in 1941 eveneens te Moskou.
Opnieuw is het opvallend hoe Parijs (of omgeving) een grote aantrekkingskracht als definitieve vestigingsplaats heeft gehad. Slechts één artist vestigde zich in de U.S.A. en twee in Duitsland. De Pool (Berlewi) en de Tjech (Kupka) verkiezen allebei Frankrijk, maar bij de Hongaren is het heimwee naar hun land sterker dan bij de overigen. Drie van de vier keerden na enkele jaren terug naar Budapest. Moholy-Nagy volgde het Bauhaus via Duitsland naar Chicago, waar hij in 1945 stierf.
Interessant is het de tentoonstellingen van Düsseldorf en Keulen te vergelijken. In het Rijnland, waar Das Junge Rheinland zo scherp reageerde tegen de gevestigde kunstopvattingen dat het bijna de schijn van een revolte aannam, kreeg de non-figuratieve kunst geen schijn van kans. In Rusland, waar de avant-garde een ogenblik hoopte en ook de schijn had de officiële toon aan te geven, was de figuratieve kunst afgeschreven. Alleen in sommige doeken van de Hongaar Bortnyik kwam een kubistische figuratie aan bod.
Nu is de tentoonstelling te Keulen wel niet helemaal volledig. Om slechts een naam te noemen: de gebroeders Naum ontbreken, waarvan alleen Gabo zijn naam behield en de beeldhouwer zich Pevsner noemde. Zij waren beiden uitgeweken, maar keerden in 1917 enthoesiast naar Rusland terug, waar ze de triomf van het konstructivisme hoopten te vinden. Na enkele jaren verlieten ze opnieuw Rusland, ontgoocheld. Maar zelfs indien de tentoonstelling zo volledig zou samengesteld zijn als deze van Düsseldorf, dan zou het beeld niet veranderen. De avant-garde van het Rijnland met Düsseldorf als centrum (in Keulen was het anders) staat in de twintiger jaren lijnrecht tegenover de avant-garde van Oost-Europa. Het zou interessant zijn indien we eerstdaags een retrospectieve te zien kregen van de Kölner Progressiven, die in de bruisende vernieuwing van het Duitsland tussen 1920 en 1933 de konstruktieve richting vertegenwoordigden. Ook thans zijn er nog sterke verschillen aan te wijzen tussen de galeries, gevestigd in Düsseldorf en Keulen.
A.D.
| |
Stedelijk museum - amsterdam
Dit nummer over de Nederlandse avant-garde accentueert herhaaldelijk de rol, die in het Nederlandse actuele kunstleven gespeeld wordt door de vooruitstrevende directie van een aantal musea, in de eerste plaats het Stedelijk van Aldam. Hier is de stoot ongetwijfeld uitgegaan van de vorige directeur Willem Sandberg, maar het heeft niets aan beteken's ingeboet sedert Mr De Wilde - voordien directeur van het Sted. van Abbe-museum te Eindhoven en samensteller van de er berustende belangrijke collectie van moderne kunst - zijn opvolging op zich heeft genomen. Ter illustratie geven wij hier - uitzonderlijk - het volledige programma van het Stedelijk voor de komende maanden (wijzigingen zijn steeds mogelijk).
Het Stedelijk Museum is gelegen in de Paulus Potterstraat 13 (in de buurt van het Rijksmuseum). Tel 020/73 21 66. Openingstijden: dagelijks van 9.30-17.00 uur; zondag 13.00-17.00 uur (Postbus 5082).
1 jan. - 24 jan. 71: De Nederlandse Kring van Tekenaars
kunstenaarsvereniging
16 jan. - 14 febr. '71: Atelier 8
jaarlijkse tentoonstelling van werk van 12 jonge nederlanders, o.m. Rolf Adel, Kees Buurman, Ria van Eyk, Victor Four, Marinus Fuit, Egbert Philips, Jan de Rooden, Toon Verhoef, Tom te Velde, Frans Vierling, Jochem van de Wint
16 jan. - 28 febr. '71: Oskar Schlemmer
tekeningen o.a. uit de collectie van mevr. Schlemmer
30 jan. - 21 febr. '71: Grafische Vormgevers Nederland
kunstenaarsvereniging
6 febr. - 14 mrt. '71: Richard Hamilton
grafiek en multiples
13 febr. - 14 mrt. '71: Camesi
projekten en documentatie 1968-1970
27 febr. - 21 mrt. '71: De Keerkring - De Grafische
kunstenaarsverenigingen
27 febr. - 12 apr. '71: Affiches uit Cuba
6 mit. - 12 apr. '71: Johannes Gachnang
grafisch werk
6 mrt. - 18 apr. '71: Dick Raaymakers - Ton Bruynèl - Peter Struycken
drie jonge nederlandse kunstenaars tonen de nauwe relatie die er tussen beeld en muziek in hun werk bestaat
20 mrt. - 18 apr. '71: Pierre Culot
ceramisch werk
27 mrt. - 9 mei '71: Lucht
overzicht van amerikaanse en europese kunstenaars die met het medium lucht werken
27 mrt. - 18 apr. '71: De Brug
kunstenaarsvereniging
17 apr. - 6 juni '71: Daniel Spoerri
retrospectieve tentoonstelling van zijn objecten
3 apr. - 9 mei: Fins glas
een overzicht van recent vervaardigd fins glas
17 apr. - 1 juni '71: Tekeningen uit het Prentenkabinet van het Kunstmuseum, Bazel, rondom het kubisme
10 apr. - 23 mei '71: Jan Sierhuis
recente schilderijen van een Amsterdams neo-expressionist
17 apr. - 1 juni '71: Kho Liang le
een nederlandse industriële vormgever
24 apr. - 16 mei: Manette van Hamel
juwelen
24 apr. - 16 mei '71: Nederlands Kunstenaars Genootschap
kunstenaarsvereniging
22 mei - 1 juni '71: Kring van Beeldende kunstenaars - Amsterdamse Kunstenaars Werkgroep
kunstenaarsverenigingen
juni - juli - augustus '71: Uitvoerige presentatie van de eigen collectie
| |
| |
| |
3 × Hedendaagse kunst uit Frankrijk en kosmische kunst van Vlaanderen
Onder de betiteling '3 × hedendaagse kunst uit Frankrijk' werd op 24 oktober 1970 in het ICC (internationaal Cultureel Centrum) te Antwerpen een tentoonstelling geopend, ingericht door het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur (Dienst voor Kunstpropaganda), in uitvoering van het Belgisch-Frans Cultureel Akkoord. De bewuste expositie werd gemaakt door kunstcriticus Julien Alvard. Hij deelde ze in drie afdelingen in:
I. | Kunst en wetenschap. |
II. | Kunst en maatschappij. |
III. | Kunst en natuur: De honger naar lucht en levensruimte.
Het doorgronden van de verborgen natuur. |
In de catalogus lezen wij dat de strekking ‘Kunst en natuur’, voorgesteld door de in 1959 opgerichte groep ‘De Nuagisten’, twee voorlopers heeft, Etienne Martin, die het in de aarde zoekt, en Henri Michaux, die als dichter geen woorden meer vond en zich al schilderend ging uitdrukken. Als reactie op de ‘geestelijk’ onbewoonbare steden groeit een bovenmatig verlangen naar sneeuw, zon, strand en zee (Benrath, Lérin en Graziani). De werken van Laubies en Graziani vinden hun oorsprong in het Verre Oosten. De eerste houdt het bij duurzame en minerale facetten; de tweede bij atmosferische en biologische aspecten. Duvillier verkent tropische wouden en laat zich meeslepen in draaikolkvormige stromen. Als een vis in het water en als een vogel in de lucht! Oneindige ruimten waar men elk oriëntatiebesef kwijtraakt.
Het is precies op de derde afdeling dat wij even nader willen ingaan. Het commentaar bij ‘Kunst en natuur’ lijkt immers bijna overgeschreven uit de beoordelingen die in de loop van 25 jaar in de pers verschenen in verband met de toen nieuwe kosmische scheppingen van de Antwerpse kunstschilder Stan Baele, al lang geen onbekende meer in Vlaanderen en in het buitenland.
De angstpsychose, die de wereld doorzinderde met de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, luidde de alarmschel voor alle kunstenaars, die zich zagen geplaatst voor een nog grotere demon dan de zopas beëindigde wereldbrand. Daar lag het grote ogenblik van het ontstaan van de kosmische kunst!
Het doorgronden van de verborgen natuur kan onmogelijk zijn vertrekpunt krijgen in een ‘Ecole de Paris’, met reacties op het bederf van het leefmilieu dat nu overal kan waargenomen worden en het gevolg is van een vóór 25 jaar geplande consumptiemaatschappij. Dààr - en nergens anders - ligt de basis van richtingen zoals de ‘Nuagisten’ en nog vele andere, die nu als paddestoelen uit de grond zullen rijzen. In 1949 begon Dr. Raymond Piper, professor in de filosofie aan de Syracuse Universiteit van New York zijn massale omschriften: ‘I am searching the world for the best recent examples of religious and metaphysical art for a book on Cosmic Art!’ 300 kunstenaars beantwoordden die oproep met in het totaal méér dan 2000 foto's naar werken. Dr. R. Piper selecteerde zeven reprodukties naar schilderijen van Stan Baele.
Kosmische of metafysische kunst wil de innerlijke denkwereld kenbaar maken, uitdrukking geven aan de ervaring van een edeler bestaan en een fijnere levensmogelijkheid. Dit beleven is slechts mogelijk wanneer de toeschouwer (de lezer of de luisteraar) de voorstelling ondergaat. Alleen onder die voorwaarden kan de inhoud inwerken en wordt de idee begrijpelijk die eraan ten grondslag ligt. Het standpunt van de kosmische kunst is subjectiefmetafysisch, omdat een kosmisch kunstenaar almaar verder wil penetreren in de oorzakelijkheid van 's mensen bestaan - het doorgronden van de verborgen natuur - en de mogelijkheden ervan vastlegt in een symbolisch geladen werkstuk. ‘De kosmische kunst schept composities waarin de aan de werkelijkheid ontleende naturalistische vormen worden losgemaakt van de waarneming en omgezet, gekristalliseerd, in een innerlijke eigentijdse levensvisie.’ (Dr. G. Spiessens, Aangesteld Navorser N.F.W.O.).
In Amerika, Indië, Frankrijk, Duitsland, Japan werken reeds gevoelige kunstenaars in de geest van een nucleaire mystiek: Paulina Peavy, Agnes Pelton, Jules Struppeck, Columba Krebs, Faith Vilas, Erwin Dom, Arker, Beotty, Dottori, Brunner, Osen e.a. Op het vlak van de metafysische of kosmische kunst - lees: doorgronden van de verborgen natuur - hebben wij in Vlaanderen heus geen achterstand in te lopen.
Naar aanleiding van de belangrijke tentoonstelling van werken van Stan Baele in de Antwerpse galerij ‘De Eik’, in 1969, verklaarde de letterkundige Jan Maegerman, met wie de kunstenaar geruime tijd correspondeerde over kosmische kunst: ‘Wij zijn thans 1969. Dit is 22 jaar nadat Stan Baele in 1947 zijn eerste kosmische en meditatieve doeken schilderde. Dit is 10 jaar vóór de eerste kunstmaan, dit is 8 jaar vóór de posthume publikatie van Teilhard de Chardins aanvaardbare kosmische evolutieleer, dit is vóór het Concilie en de verstandhouding tussen de godsdiensten: mogen wij niet spreken van een synchroniciteit volgens C.G. Jungs opvatting?’
In 1970 heeft Stan Baele zijn jongste creaties getoond in Frankrijk - te Biarritz - en in Italië, nl. in de kunststad bij uitstek Firenze. Vooraanstaande critici begroetten zijn kunst als volkomen nieuw en sprankelend van leven. Een criticus van beneden de Loire schreef: ‘La féerie a trouvé son domaine et l'un de ses princes.’. Doorgaans zijn de Fransen ten overstaan van buitenlanders niet zo erg kwistig met dergelijke complimentjes... En in ‘Pensiero ed Arte’ (nr. 3 van 1970) moest Dino Pasquali erkennen: ‘Een bladzijde prachtige vormverwezenlijkingen, deze bladzijde van Stan Baele, die ons eens te meer bevestigt dat de “vorm” in verre na zijn opdrachten nog niet heeft vervuld.’. Van 20 november tot 2 december 1970 waren de recentste schilderijen van Stan Baele in eigen land te zien, nl. in de Antwerpse galerij ‘De Eik’. Kunstcriticus Lode Van Muylder was niet zuinig met loftuitingen: ‘In zijn beste werken bereikt hij met het vergeestelijken van de natuur geweldige resultaten.’. (De Nieuwe Gazet, 26-11-1970).
Summa! Algemeen bekend is het gezegde ‘Als het in Parijs regent, druppelt het in Brussel.’. Welnu, wat de kosmische kunst betreft, heeft het in Vlaanderen geregend en vervolgens gedruppeld in Parijs. Tal van Vlamingen zijn zich wekenlang in het ICC gaan vergapen aan die Franse regendruppels, waarvoor het land van Armand Pien de wording mag en moet opeisen. Dit is gewoon historisch aanwijsbaar. Het leek ons een daad van eenvoudige rechtvaardigheid hier eens even de aandacht voor te wekken. Wij drukken de hoop uit dat Vlaanderen bijtijds mag ontwaken. Het ogenblik is uitermate geschikt. Wij zijn ervan overtuigd, dat onze jonge kunsthistorici een onafzienbaar maagdelijk kunstterrein ter ontginning te wachten staat. Of blijft men zich blind staren op het Vlaanderen van de zeug... of op Parijse regendruppels?
René Turkry (VBKC)
| |
Christelijk toneel
Onze Keulse zustervereniging Künstler Union Köln organiseert, in samenwerking met het Dramatische Studio Köln, een reeks voordrachten en discussies in het Wallraf-Richartz-Museum, telkens te 19.30 u., over ‘Christliches Theater noch heute’:
3/2: Dr. Karl Richter over het christelijk toneel van de mysteriespelen tot Paul Claudel;
10/2: ‘Schokieren, Demaskieren, Konfrontieren’, christelijke problematiek en actuele dramaturgie;
17/2: ‘Der Teufel und der liebe Gott’, het christelijke element in het niet-christelijke theater (Dr. Willebad Eckert O.P.);
24/2: Ronde tafel-gesprek met de referenten en enkele prominenten uit de toneelwereld als paneel.
Inschrijven: Büro der K.U.K., 5 Köln 80, Buchheimer Ring 4.
| |
| |
| |
Nieuwe kerken
De K.U.K. organiseert eveneens in verband met het probleem van de hedendaagse kerkenbouw:
1. | Rondvaarten onder competente leiding:
Op donderdag 22 april: gerestaureerde en nieuwe kerken in het Bergische Land.
Op dinsdag 21 sept.: gerestaureerde en nieuwe kerken uit de streek Bonn-Badgodesberg.
Vertrek om 8.15 u.; inschrijving 16.- D.M. op hoger aangegeven adres, telkens een maand vóór de vaart. |
2. | Kirchenbautagung te Aken.
Thema is: ‘Christliche Verkündigung ohne Bild?’ Deze manifestatie gaat door in het August-Pieper-Haus. Leonhardstrasse 20.
Er zullen drie referaten gehouden worden (theol., sociol., en histor, standpunt) op 27, 28, 29 en 30 april. Tevens zal er een rondvaart gehouden worden in verband met het thema. |
| |
Siac-kongres
De Societas Internationalis Artificum Christianorum houdt voor de Germaanse regio een kongres te Bensberg bij Keulen, van 13 tot 16 april (Duits-Nederl.-Skandin. taalgebied).
Het zal gaan over ‘Geist in Form’, de inkleding van de geest in de vorm. Men kan toetreden, zowel tot het kongres als tot Siac, door tussenkomst van de gedelegeerde van Siac voor Vlaanderen, ons redactielid architect M. Driesen (Kuringen-Hasselt).
Het probleem vindt men ongeveer uitgedrukt in de volgende tekst van August Winckelmann, over de kunstenaar als boodschapper van het eeuwige:
...Der künstlerische Mensch erschaut in dem Geschehen der Natur und der Geschichte das Symbolhafte, in dem Vergänglichen das Unvergängliche und muss als Künstler die Natur und Geschichte in ihrer Symbolhaftigkeit zu gestalten versuchen, so zum Künder des Ewigen in seinem Kunstwerk werdend. Daher muss er selbst, aus der Begegnung mit dem Ewigen kommend, durch seine Kunst zur Begegnung mit dem Ewigen führen. Und je lebendiger und tiefer er die Begegnung mit dieser höchsten Wirklichkeit in seiner Begegnung mit dem Vergänglichen erlebte, und je lebendiger sein Kunstwerk von dieser Begegnung kündet und den Beschauer mitreiBend zu ihr zu führen vermag, desto größer und zeitüberragender ist sein Kunstwerk bei aller lebendigen Zeitgebundenheit der Form. Da es das Wesen der Religion ist, Wechselbeziehung zwischen Geschöpf und Schöpfer zu sein, und diese Begegnung das eigentliche Wesen des wahren höheren Lebens, ja der Sinn der ganzen Schöpfung ist, erahnt man von dieser Schau aus die Bedeutung der religiösen Kunst für das religiöse Leben. Von diesem höchsten Gesichtspunkt her ist sie daher zu pflegen...
A.S.
| |
Culturele uitwisseling West-Vlaanderen - zeeland
Te Axel in Zeeuws-Vlaanderen had in het kader van de Culturele Uitwisseling West-Vlaanderen - Zeeland, en in samenwerking met het Algemeen Westvlaams Toneel en het Nationaal Toneel Verbond, een amateurtoneelweekend plaats in het Cultureel Centrum De Halle. We voegen het er uitdrukkelijk aan toe: in een uitermate geschikt milieu. En tijdens hetwelk de h. A.L. van Geesbergen, lid van de gedeputeerde staten en burgemeester M.K. van Dijke van Axel samen met hun naaste medewerkers als bijzonder charmante gastheren fungeerden.
Telkens opnieuw als we in Nederland zijn, en zulks gebeurde de jongste maanden niet zelden, vragen wij ons af waar onze Noorderburen bij een deel van onze landgenoten hun minder goede reputatie precies vandaan hebben gehaald.
Het uitwisselingsprogramma was een schoolvoorbeeld van hoe iets dergelijks moet en het is waarachtig de eerste keer dat wij van het eerste tot het laatste moment intens hebben genoten. Jawel zelfs in een culturele omkadering is zulks mogelijk. Tenminste als de inrichters niet vergeten dat de deelnemers aan dergelijk weekend in de eerste plaats op een ontspannende ontmoeting uit zijn. En de Provinciebesturen, zo van Zeeland als West-Vlaanderen, blijken zulks inderdaad op een of andere voortreffelijke wijze aan de weet te zijn gekomen.
Er is goed gedronken en gegeten geworden. Er bleek steeds gelegenheid voor een versnapering of een frisdrankje. Er was tijd voor onderling contact en tot het happen van een buitenluchtje. Er was gezorgd voor goed logement en de eigenlijke kern van de bijeenkomst die, jawel, met toneel had te maken, was voor iedereen assimileerbaar.
| |
Het programma:
Het begon, zaterdag 21 november, met een ontvangst door Zeeland en Axel in het foyer van het centrum. Dan volgden, na een inleiding door dhr. van Geesbergen, in de prettige zaal korte, zakelijke maar goedgedocumenteerde en veelzeggende inleidingen ter voorbereiding van de discussies zondag, door regisseur G. Cafmeyer en toneeladviseur Ad van Noort. Daarna ging het opnieuw naar het foyer voor de officiële ontvangst door de stadsmagistraat. Met toespraak door de Burgemeester en kennismaken met de toevallig in de buurt zijnde St.-Nicolaas. Na een rijkvoorziene gemeenschappelijke koffietafel kregen we in de grote zaal door St.-Rembert Torhout de voorstelling van een Amerikaans stuk dat ‘Stuur me geen bloemen’ heet en waarmee de Torhoutse kring zijn interprovinciale reputatie hoge eer aandeed. Regie G. Cafmeyer vanzelfsprekend. Achteraf: gezellig samenzijn en nachtrust.
's Morgens, na stevig ontbijt en gelegenheid tot mishoren, gingen wij tegen 11 uur opnieuw naar De Halle voor een spel-les o.l.v. A. van Noort en met medewerking van de creatieve werkgroep uit Middelburg. Les waaraan alle deelnemers gelegenheid kregen actief mee te werken en waaraan ze zeer zeker een hoog-waarderende herinnering zullen bewaren. Les bijaldien gevolgd door geanimeerde discussie die leidde naar de slotconclusie: dit geslaagde contact moet worden doorgezet. Daar zorgen de onderscheiden provinciebesturen voor. Er was dan nog een uitgebreid gezamenlijk diner, tijdens hetwelk plannen werden gesmeed waarover in de namiddagzitting werd gediscussieerd. Er waren tenslotte nog korte toespraken door de heren van Geesbergen en Storme en er was vooral de uiteindelijke kameraadschappelijke geest waarin uiteen gegaan werd. Niet na een oprecht ‘tot weerziens’.
Hector Deylgat
|
|