| |
| |
| |
4 Avant-gardegaleries in Nederland
Het eigenaardige verschijnsel dat er in onze tijd een overweldigende belangstelling voor de Beeldende Kunst in het algemeen, maar naar verhouding ook grote belangstelling voor de jongste ontwikkelingen bestaat, die gepaard gaat met een redelijk groot animo tot kopen, mag wel aan de paal geslagen worden.
Galeries rijzen als paddestoelen uit de grond, verschrompelen soms weer even snel, maar houden ze stand dan wordt er verkocht. Op veilingen wordt de kunst met behoorlijke prijzen betaald, musea worden druk bezocht, radio en televisie begeleiden het verschijnsel op bevredigende wijze.
De oorzaken daarvan zijn natuurlijk gecompliceerder dan ze er op het eerste gezicht uitzien, en ik vrees dat de inflatie en de zorg om de hoogste vorm van stabiliteit voor de vliedende waarden te vinden een grote rol speelt, groter dan de liefde voor de kunst op zichzelf. De welstand heeft zich uitgebreid over groepen van mensen, wier directe voorgeslacht nog totaal geen belangstelling voor kunst en cultuur had, laat staan de subtiele ontwikkelingen van de avant-garde ging volgen en honoreren. Daarbij komt weer het de Hollander aangeboren avontuurlijk gokelement. Hij wil wel een cent steken in een gezonde onderneming, zeker als hij voelt dat er een goede belegging inzit, en hij weet dat de kunst op dit moment een grotere kans biedt om waardevast te blijven dan het gebruikelijke aandelenpaket. De stabiliteit en de mogelijkheid van waardevermeerdering van de kunst zijn dus een besef geworden, dat te maken heeft met heel andere kanten van de kunst dan de meest wezenlijke en elementaire waarden. De nieuwe categorieën publiek, de culturele nouveaux-riches, bekwamen zich snel, weten ook dat er altijd op het vroegst mogelijke moment moet worden gekocht, voordat roem en begeleidende prijsstijgingen zich van bepaalde kunstenaars hebben meester gemaakt. Het verschijnsel van de stijgende waarde van de kunst lijkt heus exact op de gang van zaken op de beurs. Het gaat alleen om nog andere waarden, en om andere vermogens om die waarden te kunnen herkennen en registreren. En waar het gaat om de nieuwste kunst, nog onvergelijkbaar met wat dan ook omdat het verschijnsel nog niet in zijn geheel overzien kan worden, blijven die alleen voor de verfijnde kenner waarneembaar.
Nu zijn lang niet al die nieuwe galeries ook avant-garde galeries. Want wat betekent dat woord? Een galerie die iets brengt uit de voorste gelederen van de kunst, met het vaandel in de hand, bezield en overtuigd van eigen kunnen en heilig weten, van een nieuwe kijk op de eigen tijd en beschikkende over de middelen om dit naar voren te brengen. Dikwijls komt het neer op het brengen van dingen waarover iedereen het hoofd schudt, roept dat het onmogelijke zaken zijn. En hoe vaak is in de geschiedenis niet al gebleken dat via een originele kunstenaarspersoonlijkheid tijdsbeelden pas later als zodanig herkend werden? Dat de kunstenaars de protectie van een galerie nodig hadden, moreel zowel als materieel? De galerie bouwt een publiek op, kweekt begrip, is van het hoogste belang voor het lanceren van de nieuwe ideeën. Is dus veel en veel meer dan alleen de behartiger van zakelijke belangen, veel meer dan een geldschieter, dan een manager, dan een mecenas, dan een vriend of een bewonderaar. Als het goed zit, betekent de galerie voor de kunstenaar een combinatie van al deze personen en volgt hij de kunstenaar in zijn loopbaan.
Er ontstaat dan een wisselwerking, voor beide een voorrecht en een voordeel: kunstenaars worden door galeries gebracht, maar later, als de lancering gelukt is, straalt de roem van de kunstenaar op de galerie terug. Zulke briljante voorbeelden zijn er in Nederland heel wat minder te noemen dan bijv. in Frankrijk, Parijs, in Londen of ook New York, toch zijn er op dit moment in Nederland heel wat galeries die ik avantgarde zou kunnen noemen. Pieter Engels riep: ‘Het is nu de tijd van de kleine landjes’, en hij zou wel eens gelijk kunnen hebben. Misschien wel de eerste en oudste avantgarde galerie, die nu nog steeds niet arrivé van karakter is geworden, is 845 op de Prinsengracht in Amsterdam, vlak na de oorlog door Ru en Dolly Melchers met werk van hun vrienden begonnen; zo hielden ze de eerste Cobra-tentoonstelling, ze gingen uitsluitend af op het feilloos werkende compas van hun intuïtie. Ze brachten vrijwel niet anders dan onbekende jonge kunstenaars, en werden de debutanten-galerie genoemd. Heel veel goede kunstenaars, die later naam maakten, werden door 845 gelanceerd. Ook na de dood van Ru bleef zijn vrouw
| |
| |
De ruimte van Galerie Espace in Amsterdam tijdens een Heyboer-expositie. Heyboer werd door Espace regelmatig gebracht; zij introduceerde zijn werk ook in het buitenland (o.a. met groot succes in New York).
| |
| |
Dolly op dezelfde voet doorgaan. Het merkwaardige bij hen was dat ze de debutanten alleen voor een eerste maal wilden brengen, het succes moesten ze daarna maar elders krijgen. Pieter Holstein en Harry Huisman, Lucassen en Pieter Engels, Jan Dibbets, Simon Posthuma (inmiddels van het beeldende kunsttoneel verdwenen) zag ik in de loop van de afgelopen tien jaar voor het eerst bij 845 verschijnen. En de jongste tentoonstelling van Mareike Geys met haar grote prentbriefkaart landschappen, waarin ze het kitschelement tracht te analyseren, houdt ook weer veel belofte in. 845 was en is nog steeds de debutanten galerie en hoewel het accent sterk bij de Schilderkunst ligt, staat Dolly Melchers altijd open voor elk nieuw experiment. Pleit al dat ze, toen objecten nog gloednieuw en vrijwel onbekend waren, een kamer aan Pieter Engels afstond die hij rondom verguldde om er zijn doorgezaagde meubelen en obstakels te tonen en die hij Pieter Engels' Golden Room noemde. Dolly Melchers is bepaald niet rijk geworden aan haar pionierswerk, en haar aanwezigheid is van het eerste belang voor de jonge kunst van na de oorlog.
Galerie Swart, in '64 opgericht door Riekje Swart, kreeg na enige aarzelende stappen in diverse richtingen al heel snel het aanzicht van de constructivisten-galerie. Ze bracht Dekkers, Bonies, Struycken, Gribling en Boezem. Later begaf ze zich ook op het gebied van de kinetische voorwerpen, bracht lichtobjecten van Morellet en Carel Balth, de spiegelobjekten van Luther. De richtingen die Riekje Swart vertegenwoordigt, en waar ook de Arte Povera toe behoort, waarvoor ze haar pand aan de Keizersgracht, vóór ze in '70 naar de van Breestraat verhuisde, een maand openstelde en o.a. aan Elk en Dibbets gastvrijheid verschafte, zijn nu internationaal erkende en bekende stromingen geworden.
Dat houdt dus het gevaar in van verstarring; op het moment van het bekendworden, beginnen meestal ook de baten, en er zijn maar weinig galeries die de te volgen pionierende taak belangrijker vinden dan het succes. Riekje Swart is in dat opzicht een unieke persoonlijkheid. Zij staat voor de mensen die ze brengt, maar ze wil steeds verder met haar onderzoekingen in beweging blijven. Zij was de eerste die in Nederland
Reliëf van Ad. Dekkers bij Galerie Swart. Een glanzend alluminium buis beschrijft de lijn, die Dekkers ‘Begrenzing’ noemt (1970).
| |
| |
Stanley Brouwn oriënteert zich door het overal naar de weg vragen.
Art & Project in Amsterdam brengt een aantal kunstenaars bijeen, die via plaats- en tijdswaarnemingen op theoretische, soms ook visuele wijze, manifesteren. Op de foto vraagt Stanley Brouwn op de Dam in Amsterdam naar de weg.
| |
| |
Amerikaanse Land-art dorst te presenteren, de eerste die de Arte Povera binnenliet.
Wel zijn daar nog de Art & Project mensen, Adriaan van Ravesteijn, voortdurend moreel gesteund en geadviseerd door Geert van Beijeren Bergen en Henegouwen, die misschien in de intellectuele kunstontwikkeling de meest spectaculaire rol van alle Nederlandse galeries vervullen. Allereerst noemen ze zichzelf geen galerie. Ze vestigden zich in augustus '68 in een benedengedeelte van een huis aan de Richard Wagnerstraat 8 in Amsterdam, kozen voor constructivisme en conceptual art. Ze publiceren zowat 15 keer per jaar een bulletin, door een kunstenaar samengesteld die daartoe wordt uitgenodigd, soms wel, soms niet door een tentoonstelling begeleid. Lawrence Weiner
De Multipel-winkel Seriaal, eigendom van Mia Visser en Wiesje Smals, toont werk van o.a Niki de St. Phalle, Sothouber en Graatsma, Cornelius Rogge, Jeroen Henneman, Mark Brusse, Robert Indiana, Larry Rivers.
volstaat bijv. met het zinnetje ‘perhaps after being redone’, Stanley Brouwn volstaat met het naar de weg vragen, lan Wilson houdt het op orale communicatie. Dat houdt in dat hij zich op een caféterras neerzet en verklaart bereid te zijn tot het geven van een interview. Op de Decembertentoonstelling liet Boezem waarnemingen zien van weersomstandigheden, Dibbets een foto-schilderij op linnen van o.a. ‘atelier met vierkant op de grond - perspectiefcorrectie’, van Elk een foto met een kijk op de door hem gemarkeerde hoek op het trottoir voor het Amsterdams’ Stedelijk.
Deze enkele voorbeelden maken wel duidelijk dat er van het publiek een behoorlijke intellectuele ontwikkeling vereist wordt om de doelstelling te kunnen begrijpen. Die bulletins
| |
| |
Reliëf van Frank Gribling, in wit bespoten metaalplaat, door hem zelf uitgevoerd. Galerie Swart in Amsterdam exposeerde het op zijn jongste tentoonstelling, najaar '70.
| |
| |
worden door Art & Project naar zowat 500 mensen over de hele wereld gestuurd die zij zelf uitkiezen. Er blijven er ongeveer 150 in Nederland, evenveel gaan naar Amerika, een behoorlijk aantal naar België (in Gent en Antwerpen zijn ze zeker zo bekend als in Nederland), Duitsland, Japan, Italië en Polen, maar Parijs neemt er slechts twee... Art & Project doet geen concessies aan zaken die buiten hun lijn vallen, en zijn daardoor, als niet-profijtelijke strikt ideële avant-garde, in Nederland enig. Ze verkopen een enkel project, een catalogus van tentoonstellingen elders gehouden door een van hun kunstenaars (Museum of Modern Art in N.Y. o.a.) verplaatsten het geheel voorjaar '70 twee maanden naar Japan, om aan te tonen dat zoiets niet aan plaats gebonden hoeft te zijn. Ze verstuurden van daaruit twee bulletins, een van de kunstenaar/filosoof Yutaka Matsuzawa en een van de Living-sculpture van Gilbert & George.
Amsterdam is, wat het galerie-wezen betreft, voor Nederland toonaangevend. Er zijn er de meeste, er is het Stedelijk, er wonen de meeste kunstenaars en ook de avant-garde wordt daar voor het belangrijkste deel bepaald. Galeries in de periferie trachten doorgaans naar de hoofdstad te komen. Dat deed indertijd Espace toen het nog aan het Haarlemse Kleinheiligland zat, dat doet nu weer Galerie T. aan de Bakenessergracht in Haarlem, die al met een voet aan de grond zit, in de kleine bovenzaal aan Amsterdams Prinsengracht 458, onder directie van Frans en Rité Funke. Zij brachten in de afgelopen jaren de groep Zuidamerikaanse Parijzenaars, nieuw voor Holland, zoals Segui, Marcos, Gaïtis, Krasno, Maccio, Lanati, de Groupe Automat en als Hollanders kozen ze de grafici Montijn, Spermon, Zoltin Peeter, Ed. Flor en de jonge schilder Zuyderland, die als een vrijwel onbekende bij hen kwam, hij is nu al door Italiaanse galeries uitgenodigd en op weg naar een internationale carrière. Zijn intrigerende realistische tekenachtige schildertrant verbeeldt strikte, vlakke landschappen in heldere kleuren, een strakke lucht erboven, er gebeurt niets. Ogenschijnlijk. Want ergens in het water staat een maatlatje, er klopt een metertje, er is hoogspanning in bijna onzichtbaar gespannen webben van hekwerk, draden, pijlen, meters. Dekens zijn elektrisch geladen, injectienaalden liggen klaar, halsters en riemen moeten patiënten in bedwang houden. Een interessante kunstenaar die door een handjevol insiders met grote belangstelling gevolgd wordt.
Espace aan de Keizersgracht begon indertijd
Living Sculpture, beschilderde Gilbert & George bij Art & Project, 12 mei 1970.
| |
| |
Op de ets die Sipke Huysmans ter gelegenheid van zijn tentoonstelling bij Asselijn toont, eigenaar Bram Volkers, tussen allerlei typische Huismans-attributen. Op de achtergrond, heel klein de tweede eigenaar van Asselijn: Willem van der Hulst.
| |
| |
met de Cobragroep, nam Lucebert op toen hij nog als de Keizer der vijftigers het accent van zijn kunstenaarsschap op de poëzie legde, presenteerde Heyboer, en is geleidelijk aan de promotor van de Nieuwe Figuratieven geworden. De Beervelde-groep uit 1967 (Raveel, Raoul de Keyser, Etienne Elias en Reinier Lucassen, na beschildering van het kasteel eigenlijk uiteengevallen) bleef wel als afzonderlijke exposanten van Espace bestaan. Door verbouwing kwam in het souterrain een prachtige ruimte voor plastieken vrij, de Espace exposanten Carel Visser, Couzijn, Pearl Perlmuter, van der Kop, kunnen er grotere werken kwijt dan ooit eerder, wat voor de buitenlandse collectioneur van groot belang is. Espace behoort tot dié galeries, welke ook de moderne jonge kunst in het buitenland weet te introduceren.
Toch bestaat er ook altijd een wisselwerking tussen galeries in verschillende plaatsen. Daar is Wout Vuyk die een boekwinkel in de Leeuwenstraat te Hilversum heeft en in het bovenzaaltje sedert 1964 kunst brengt: hij was de allereerste die met een tentoonstelling van Peter Struycken aan kwam en verder met de Zuidafrikaanse dichter/schilder Juan Breyten, nu ook bij Espace opgenomen. Hij kwam met de koeienschilder Han Jansen, nu door Espace en door de Groningse galerie De Mangelgang voortgezet. Hij werkte verder met Skira, Eugène Terwindt, de constructivisten Desjardine en Harry van Rossum, ‘die zich bezig houdt met planmatige aaneenschakeling van gedifferentieerde basisvormen’, kleurreeksen die een zeer persoonlijk verschil met Peter Struycken hebben, in de grote lijn wel familie. Er was Mickery in Loenersloot, maar men heeft zich daar vooral, misschien tijdelijk, op het avant-garde toneel geworpen en de exposities gestaakt. Behalve Fenna de Vries in Rotterdam, is er dan in den Haag de Internationale Galerij Orez, die met de Zerogroep startte en nu de
Een van de nieuwste doeken van de Nieuw-figuratieve schilder Renier Lucassen. Hij gebruikt het ongebleekte schilderslinnen in zijn pure staat als kleur en confronteert het Amerikaanse Realisme van Wesselmann met het Surrealisme van Magritte, en vindt daar zijn eigen persoonlijkheid mee.
richting koele constructivisten lijkt te zoeken met Schoonhoven als veteraan aan het hoofd, werk van o.a. Jaap van den Ende, Robert Smit, Frans Vierling, Yvonne Kracht brengt, maar zich ook met Jan van Munster en Cardena, met Kusama (alleenvertegenwoordiging voor Europa) en conceptual art bezighoudt, bij monde van Albert Vogel en Leo Verboon openlijk verklaart dat ze eerder op een drempelverhoging dan op een drempelverlaging mikt, de kunst van vandaag als een luxe, als een sociaal verschijnsel, uitsluitend voor een elite, beschouwt, en die elitekunst cerebraal wenst te benaderen. Men zoekt daar dus het tegenovergestelde van verfgeweld, al is men van Nieuwe Figuratie niet afkerig.
In de hoofdstad zijn enkele kleinere galeries tussen de vele jonggeborenen bezig zich aardig te ontwikkelen: Asselijn in de Lange Leidsedwarsstraat 131 brengt voornamelijk grafiek van jongeren, zoals Henri Plaat, Adri
| |
| |
Schilderij van Siet Zuyderland. Hij exposeerde het bij Galerie T in Haarlem. Voor Zuyderland is de wereld vol geheimzinnig dreigen. Wat iedereen waarneemt zijn de groene grasperken waarop sport bedreven zal worden, of die afgesloten moeten blijven omdat ze voor heel bijzondere doeleinden zijn bestemd. De dreiging ervan zit in de rijen tegels, de witte hekjes, de vangnetten en de draden, de bassins door rood/witte stokken gescheiden, de electrische draden en lichtmasten. De hemel is felblauw, het gras helgroen.
Frigge, Toon Verhoef, Ernst Blok, Joop Brans, maar ook de al veel bekendere bladen van Sipke Huismans en Piet Holstein. In het eerste jaar van hun bestaan (opende maart '70) tekenen ze zich, eigenaars Bram Volkers en Willem van der Hulst, al duidelijk af als mensen die naar de nieuwste experimentele uitingen zoeken en op zoek willen blijven, iets persoonlijks willen brengen en niet aan een bepaalde stroming vast willen zitten, vooral Hollanders en nieuwe gezichten in de hoofdstad.
Ook De Tor, in de afgelegen Csaar Peterstraat durft experimentele projecten aan, zoals de erotische tentoonstelling, een over milieuvervuiling en een over concrete poëzie, door Paul de Vree ingericht.
Hoewel strict genomen geen galeries, wil ik toch twee handelaren niet vergeten. Printshop Piet Clement en het multipelwinkeltje (zo noemt ze het zelf) van Wiesje Smals en Mia Visser. Clement is sedert 12 ½ jaar drukker van Nederlandse grafiek, en heeft sinds enkele jaren aan zijn drukkerij een printshop en kleine expositieruimte toegevoegd, gevestigd in hetzelfde huis waar Dolly Melchers op de tweede verdieping zit, Prinsengracht 845 dus. Hij drukt in opdracht van kunstenaars of geeft ze tegen een kleine vergoeding de gelegenheid om zelf te drukken. Hij maakt zelf uitgaven van prenten in cassettes of boekvorm of werkt in opdracht van andere uitgevers. Belangrijk was zijn opdracht van de Londense Petersburg-press voor de boeken van Hockney en Jim Dine. Clement exposeert zulke zaken dan enige tijd in zijn printshop. Behalve kunstenaars, die op hun eigen atelier thuis hun prenten drukken, kan men wel stellen dat Clement voor iedere kunstenaar, en daarbij ook de jongste en nog onbekende generatie, etsen, houtsneden, litho's drukt, exposeert, verkoopt. Voornamelijk
| |
| |
Wout Vuyke exposeert in zijn galerie in Hilversum het werk van de Zuidafrikaanse dichter/schilder Juan Breyten, met wie hij hier in gesprek is tijdens de opening.
in Nederland, maar ook daarbuiten gevestigde kunstenaars, worden daardoor gestimuleerd.
Seriaal werkte aanvankelijk samen met Mickery in Loenersloot, en is sedert '68 zelfstandig bezig aan de N.Z. Voorburgwal 348. Er worden multipels en grafieken van binnenen buitenlandse kunstenaars verkocht, waarbij de persoonlijke instelling van de leiding bepalend is. Veel bladen van grote namen zoals Vasarely, Christo, Max Bill, Andy Warhol, om er maar enkele van de honderdden uit te kiezen. Boeken, plastieken, multipels. Daarnaast is dan ook een groei-objekt van de nog weinig bekende Sjoerd Buisman te vinden, een spruitende aardappel op een metalen pin tegen een witte plastic fond. Die dingetjes worden meestal door jongeren aangeschaft, zijn nog niet kostbaar, en het beleggingsfacet speelt er geen rol bij. Een spruitende aardappel kan trouwens evenmin een duurzame investering zijn als een schimmelend blad van Diter Rot, die zich van onze eetcultus bedient om die met eigen vergankelijkheid te bespotten.
Op dit moment is het beeld van de avantgarde galeries in Nederland wel ongeveer zó, over een jaar is het misschien wel weer anders. Het is het beeld van een intens levend organisme, gevoed door enthousiasme en hard werken, bekeken en gesupporteerd door een grote groep insiders, die door de verdere bevolking voor idioot worden versleten.
Maar toen de vloot van de O.I. Companjie eeuwen geleden voor het eerst uitvoer, versleet men de mensen die daar hun goeje geld in staken denk ik ook voor idioot, en ze kwamen thuis met de peper, die de avantgarde galeries in de gestampte pot van de officiële kunsten strooit.
Fanny Kelk
| |
| |
|
|