2
Geen literaire avant-garde in Nederland
De vraag naar de betekenis en de inhoud van de avant-garde-literatuur in Nederland maakt onmiddellijk onzeker. Je begint - en dat is op zich al een opvallende indicatie - weifelend namen van auteurs en de met hun namen verbonden werken voor de geest te halen. Dan probeer je enig verband tussen deze namen en de literatuur, die zij representeren, aan te brengen. Om te zien of er sprake is van een samenhangend geheel, van een duidelijke breuk met het verleden en een verwijzing naar de toekomst (al zou die verwijzing alleen maar bestaan in de constatering dat er geen toekomst meer is).
Het spijt me het te moeten zeggen: onderling verband of samenhang - desnoods in de vorm van contrasterende of contrariërende gedachten, wensen of formules - is er niet; breuk met het verleden is er niet; verwijzing naar een toekomst is er evenmin. Dit betekent, dat er in Nederland momenteel geen avantgarde-literatuur bestaat. Wat er aan literatuur wordt gepresteerd is incidenteel, met veel imiterend werk, d.w.z. werk waarin kennelijk modieuze tendenzen de vorm en de inhoud hebben bepaald, met weinig originaliteit, weinig persoonlijkheid.
Ik wil hieraan toevoegen dat, àls er originaliteit en persoonlijkheid voor de dag komen, dit op bijzonder sterke manier gebeurt. Maar met dergelijke los van elkander staande verschijnselen kun je nog niet een breder, organisch gekleed verschijnsel van een landelijke literatuur creëren. Het zou een forcering betekenen van de werkelijke stand van zaken. Het zou natuurlijk ook mogelijk zijn om de Leidseplein anti-filosofie, anti-religie en antimoraal, korter nog het Leidseplein anti-isme als noemer van de Nederlandse avant-garde te gebruiken, maar het wordt te fragmentarisch en te particularistisch toegepast om als essentie van een beweging getypeerd te kunnen worden.
Het is overigens wel te begrijpen, dat er in de Nederlandse letterkunde van nu geen avant-garde kan worden aangewezen, al zou het alleen maar zijn vanwege het feit dat er geen ‘garde’ bestaat of heeft bestaan, die in de strijd om de literaire observering en verwerking van het menselijke bestaan nog achterhoedeposities zou kunnen verdedigen. Wat is eigenlijk een literaire garde? Ik meen haar te moeten omschrijven als een groep schrijvenden die, als je hun werk op de keper bekijkt, een eigen consolidering brengen van wat door een onmiddellijk voorafgaande avant-garde aan nieuwe inzichten in en visies op hààr verleden, heden en toekomst is opgedolven.
De laatste avant-garde in de Nederlandse literatuur is de Forumgroep geweest onder leiding van ter Braak en du Perron. Zij kwam op de ‘garde’ van de negentienhonderdtieners; zeker geen ‘tieners’ maar uitgerijpte estheten, die in laatste instantie hun bezielingsbron weer hadden in de avant-garde van tachtig. Er bestaat een zekere consistentie in de lijn die van tachtig naar de avant-garde van Forum heeft gelopen. Forum en wat daarmee annex is geweest was typisch intellectualistisch, anti-bourgeois, met de inslag van een krachtig individualisme; anti-autoritair, maar zeker niet socialistisch of zelfs maar sociaal georiënteerd. We kunnen zeggen, dat Forum verwees naar een literatuur van het nihilisme.
Naast de avant-garde van Forum heeft er de avant-garde bestaan van ‘de katholieke jongeren’, maar in plaats van intellectualistisch was hun avant-gardisme typisch theologisch; het was ook anti-bourgeois, maar niet antiautoritair: de autoriteit was het geloof, gedrenkt in een mystieke verwachting. Er bestonden pendanten met het Forum-avantgardisme, maar ook - en misschien in sterker mate - tegenstellingen. Door de tussenfase van de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende - literair tamelijk lege - jaren heeft zich geen garde kunnen vormen, die de mogelijkheid bezat tot uitzifting en consolidering van de ideeën en vermoedens van de twee hierboven genoemde avant-gardismen: het nihilistische avant-gardisme van Forum en het mystiek avant-gardisme van de religieuze jongeren. We kunnen niet spreken van een generation gap, maar eerder van een willekeurige onderbreking van het literair evolutionair proces. De schrijvers en dichters, die in de jaren vijftig en zestig begonnen zijn, zochten aanknopingspunten, en vonden die soms ook wel; maar in de vorm van sympathie of een strikt stillistisch bepaalde keuze, niet uit innerlijke noodzaak. Onder deze omstandigheden is de voor Nederland zo karakteristieke situatie ontstaan van de literatuur der los staande figuren.
Het heeft weinig of geen zin om de namen te noemen van de los staande figuren, die door hun werk bewezen hebben, dat zij de beschikking hadden over een sterk schrijftalent: