Keulen hebben voorgesteld. Y. Gevaerts schrijft de inleiding in het Duits en in het Frans. Dat de katalogus eentalig Duits zou zijn, is te begrijpen, maar wanneer ons ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur meent dat voor een tentoonstelling, die door Brussel wordt gesubsidieerd, ook iets Belgisch hoort, dan moet dat niet eentalig Frans, maar én in het Nederlands én in het Frans gebeuren. In dit gezegend jaar 1970 is dus het Frans nog altijd de enige taal die telt wanneer België zijn Cultuur naar het buitenland exporteert. Wat denkt minister Van Mechelen van deze eenzijdigheid, die door zijn hoofdambtenaar wordt gerealiseerd?
De tentoonstelling is geen cultuurmanifestatie, maar een politiek spel van wegen en wikken: wat Vlamingen, wat Walen en wat Brusselaars. Zo krijgt men iets doods. Er zit geen idee in, men verdedigt niets. Een strekking vindt men ook niet evenmin als een persoonlijke visie. Men kan dus zelfs de selektie niet aanvallen omdat er in feite geen selektie gebeurd is. De administratie heeft een aantal namen bij elkaar gezet en misschien een apothekersweegschaal aangewend om een communautair evenwicht te verwezenlijken, voor zover dat realiseerbaar is geweest. Toevallig zijn er ook enkele goede namen bij, maar zij kunnen het ensemble niet redden.
Het enige wat we kunnen doen, is deze namen alfabetisch citeren tot lering van allen, die zich met de hedendaagse kunst in België bezighouden. Zij zullen verwonderd opkijken dat de kunst van de zestiger jaren in België gedragen wordt door de volgende kunstenaars: Arnould Marcel, Axel Evelyne, Beullens André, Bogaert Bram, Broisson Jean, Broodhaers Marcel (in de katalogus vermeld, maar niet op de tentoonstelling aanwezig), Charlier Jacques, Chemay Jacques, Elias Etienne, Ghysels Jean-Pierre, Lacomblez Jacques, Laenen Jean-Paul, Lahaut Pierre, Leblanc Walter, Mestagh Roberte, Panamarenko, Persoons Hans, Raveel Roger, Roobjee, Roquet Maurice, Szukalsky Albert, Van den Abbeel Jan, Van den Branden Guy, Vandercam Serge, Van Hoeydonck Paul, Verheyen Jef, Verstocht Marc.
Het is natuurlijk onjuist met één pennetrek alles weg te vegen. Er zit wel degelijk werk in, maar het ensemble was ontgoochelend. Zonder pit, zonder kruim en zonder enige revelatie voor het Duits publiek. De ‘Facetten van de Jonge Vlaamse schilderkunst’ die ieder jaar door de Vlaamse afdeling van het Bestuur voor Schone Kunsten wordt samengesteld, zijn oneindig beter. Dat ensemble is ook meer vooruitstrevend, meer aktueel. Het zou bij het Duitse publiek meer aangeslagen hebben dan de Belgische Kunst. Men moet niet vergeten dat het Duitse publiek, en vooral Keulen, reeds iets van de Belgische Kunst hebben gezien dank zij het baanbrekend werk van de heer A. de Buck, die het Belgisch Huis te Keulen geregeld met merkwaardige tentoonstellingen stoffeert.
Vanuit het Kunstverein zijn we naar de Mauritiussteinweg gelopen, waar in de galerie Gmurzynska Pol Mara exposeert. Gelukkig is hij nu in Keulen aanwezig om het verwend publiek, dat bijna eenzijdig op de allernieuwste strekkingen is afgestemd, te vertellen dat België nog iets anders te bieden heeft dan dat wat het ‘Brüsseler Ministerium für nationale Erziehung und Kultur’ eentalig Frans aan het buitenland voorstelt.
A.D.