| |
| |
| |
vlaanderen Kunst en geest
Klein lexicon van de hedendaagse plastiek II
Een eerste ‘Lexicon’ verscheen verleden jaar in ons nummer 106 (‘Actuele Vlaamse Schilderkunst’, juli-oogst 1969, blz. 245-249). De belangstelling, die deze aflevering vanwege onze lezers ontving, heeft er ons toe aangezet een tweede reeks begripsverklaringen samen te stellen. Wat voor het eerste lexicon gold, is ook nu weer van toepassing, voor deze reeks van bij de 150 termen: om de tekst zo beknopt mogelijk te houden, was men verplicht de bibliografische verantwoordiging terzijde te laten, sommige zaken te vereenvoudigen, de geschiedkundige gegevens te reduceren, persoonlijk commentaar te vermijden.
Alle op- en aanmerkingen worden met dankbaarheid tegemoet gezien, ten einde dit werkinstrument zo bruikbaar mogelijk te maken. De elders in lexicon I of II verklaarde termen worden cursief in de tekst gedrukt; dit betreft dus ook de termen welke in het verleden jaar verschenen lexicon voorkomen, waar men de termen dient op te zoeken, die men in lexicon II niet vindt.
| |
A.A.A. / American Abstract Artists
Vroegste groep abstracten in de USA. Vooral geometrisch werk en epigonisme tegenover Europa. De groep viel uiteen kort na W.O.2, bij de doorbraak van het abstract expressionisme
De voorlopers van de abstracte kunst in Amerika waren Morgan Russell en Stanton Mac Donald-Wright, reeds vóór 1914 te Parijs. De A.A.A. hielden hun eerste tentoonstelling in 1937, stichtingsjaar van het ‘Museum of Non-objective Painting’ te New York (thans Guggenheim Museum).
| |
Abc Art
Uiterst simpele, onpersoonlijke en emotieloze kunst, als het ware afgestemd op het niveau van de kleuter, wiens hoogste intelligentieprestatie in het lezen van het ABC ligt. Aldus samenvallend met minimal art, idiot art en primary structures.
| |
Abstract Expressionisme
Benaming gegeven aan de Amerikaanse Informele Kunst door Clement Greenberg (1949). Het dramatische element domineert er, enigszins aansluitend bij de expressieve abstractie van Kandinsky (ca. 1913). De Action Painting is de bekendste strekking ervan.
Hoofdfiguren waren o.m. Pollock, Kline, Hofmann, Rothko en Clifford Still, evenals B. Newman en Stamos. De triomf van het Amerikaans abstract expressionisme in de veertiger jaren in Europa zou het overwicht van New York op Parijs als kunstcentrum medebrengen.
| |
Affiches lacérées
In 1949 richtte de fotograaf Hains samen met J. de la Villeglé de eerste tentoonstelling in van ‘décollages d'affiches lacérées’: verscheurde en verhakkelde affiches van de grote publiciteitsborden.
In 1959 was er de tentoonstelling ‘Six affiches d'aprés le Lacéré Anonyme’ (Dufrêne).
| |
Anthropométries / cosmogonies / naturemétries
Werkprocédés van Yves Klein. Cf. onortodoxe technieken.
| |
Anti-machine
Vooral de Zwitser Jean Tinguely bouwde automatische constructies in neo-dadaïstische geest: hij wilde ludiek-humoristische effecten bekomen om de angst van de industriele wereld te breken. Aldus zijn ‘Cyclograveur’ (fiets die tekent en schildert), zijn ‘Machinehappening’ (autodestructief), zijn ‘reliefs métamécaniques’ (ingewikkelde draaiende en soms klankgevende constructies).
In dezelfde zin werken H. Kramer (automaten), Robert Müller, Hiquily, Takis (elektron.) en P. Bury (humoristischer).
| |
Archetype
De archetypen (oorspronkel.: primitieve modellen) vormen volgens de psycho-analyse van Jung een ‘fonds d'images anciennes’, die berust in het gemeenschappelijk onderbewustzijn; zij uiten zich in mythen, dromen, waanzin. Het zijn algemeen menselijke symbolen geworden (bv. draak, kruis, water, verloren paradijs, schaduw).
Uiteraard spelen zij in het Surrealisme een belangrijke rol (Klee, Mirò, Ernst, Dali). Ook in de na-oorlogse kunst wordt er door vele vooral abstracte kunstenaars, - bewust of onbewust - naar teruggegrepen (o.a. J. Bissier, Baumeister, G. Capogrossi, Gottlieb, Michaux, Kline, Mortier).
| |
Art autre
Benaming gegeven door Michel Tapié aan een kunst, die zich van alle tradities en regels heeft bevrijd en volledig ‘anders’ is geworden. Hij dacht vooral aan Dubuffet, maar de term werd op het geheel der Informele kunst toegepast.
| |
Art brut
‘Kunst in rauwe toestand’, is de term, die Dubuffet verbond aan zijn volkomen irrationele werken van 1945-55, gekenmerkt door primitivisme, krassentechniek, ruwe vormen, grillige vlekken en barsten, groteske infantiele figuren, provocatie.
| |
Arte povera
Naam voor het eerst gebruikt door de groep kunstenaars rond de Galleria Sperone (Turijn), die met ‘povere’ middelen kunst pogen op te roepen (natte dweilen, bijeengeborstelde en vastgelijmde vuiligheden, enz.). Sluit aan bij de micro-emotive art, junk art, objets trouvés e.a.
| |
Artypo / typografia in liberta
‘Artypo’ was een tentoonstelling ingericht door Brattinga (1967, van Abbemuseum, Eindhoven) van ‘kunstuitingen, waarin druktechnieken gebruikt worden als basis van de beeldende uitdrukkingsmiddelen’. Aldus wordt de typografie volledig autonoom als middel voor plastische creatie en expressie. Artypo sluit aan bij vroegere experimenten: Marinetti composeerde in 1919 een typografisch beeld met teksten uit een toespraak van Joffre en legde zo de grondslag van de Typografia in liberta (Carrà, Balla, N. Morpurgo). Paul van Ostaijen, Theo van Doesburg (tijdschr. Mecano), Werk- | |
| |
man, Dada, Lissitzky, de groep Reclame-Mechano (Warschau) e.a. experimenteerden eveneens in die richting.
Na W.O.2 nam de autonome typografie een grote vlucht met aanwending niet alleen van letters en cijfers, maar van alle drukelementen (Arman, Berger, Burckhardt, Burri, Faszbender, Grieshaber, Paolozzi, Stankowsky en vooral Hansjörg Mayer).
| |
Aussenkunst
Aussenkunstobjekten zijn bedoeld voor buitenmuren, tuinen e.d. (Kölner Kunstmarkt 1969): kleurrijke emaildruk op stalen platen en tegen weer en wind bestand, in serieën van 50 exx. vervaardigd, genummerd en gesigneerd.
| |
Bauhaus
Gesticht door Gropius als integrale kunstschool op ideeën van Behrens en H. van de Velde, strevend naar de eenheid van alle kunsten onder de heerschappij van de architectuur en naar ambachtelijke volmaaktheid; het konstructivisme werd als de ideale vormstijl gehuldigd.
De nawerking van de ideeën van het Bauhaus (Weimar 1918-1925; Dessau 1926-1932) na W.O.2 was zeer groot. Dit vooral door in de USA uitgeweken leden zoals J. Albers, Moholy-Nagy en Mies van der Rohe. Moholy-Nagy sticht te Chicago een nieuw Bauhaus, (1937), waaruit ‘The School of Design’ ontstond (1939), ‘Institute of Design’ vanaf 1944; versmolten in 1949 met ‘The Illinois Institute of Technology’. Max Bill zette de lijn van het Bauhaus voort in de ‘Kunstgewerbeschule’ te Zürich (1944) en aan de Ulmer ‘Hochschule für Gestaltung’ (1951).
| |
Bauhaus imaginiste
Het ‘Mouvement international pour une Bauhaus imaginiste’ werd gesticht door Enrico Baj en Asger Jorn als reactie tegen de wiskundige en konstructivistische opvattingen van Max Bill in het nieuwe Bauhaus van Ulm.
| |
Biomorphische schilderkunst
Informele kunst en action painting worden soms zo geheten omdat zij het levende individu in zijn spontaneiteit willen openbaren, het leven en zijn innerlijke ritmen willen blootleggen op een rechtstreekse manier en zonder tekens of symbolen.
| |
Cachetage / siegelung
Oeroude halfmechanische techniek, die hernomen werd o.m. door Dubuffet, Paolozzi, Pomodoro en vooral de Duitser Werner Schreib. Allerlei voorwerpen kunnen als zegel gebruikt worden om ermede te drukken bv. op een met een harslaag bedekte oppervlakte; men kan dan de contouren van de ingeprente vorm met verf accentueren. Een der bedoelingen is het kunstwerk minder persoonlijk te maken.
| |
Centre of advanced visual studies
Onderdeel van het ‘Massuchetts Inst. of Technology’ (MIT); het stelt een laboratorium en technische apparatuur ter beschikking van gast-artiesten, die er vrij werken (o.a. Otto Piene, Wen Ying Tsai, Takis). Vooral experimenten met licht, fotografie en film.
| |
Chrono-dynamisme
Derde evolutiestadium van het luminisme van Nic. Schöffer (na spatio- en luminodynamisme). Hij kwam ertoe ruimte, beweging en licht als konstructie-elementen van het kunstwerk te verbinden, door een ‘kontinuerende diskontinuiteit’. Dit gebeurt door minutieus geprogrammeerde bewegingen, die de tijd (chronos) als factor opnemen in onze kunstwaarneming en -beleving.
| |
Cité polychrome
Door zijn Plastique ciné(ma)tique droomt Vasarely ervan kleur, bewegings- en ruimte-illusie te verbinden in zijn kunstwerk om ‘une nouvelle cité géométrique polychrome et solaire’ te realiseren. De plastische kunst zal er kinetisch zijn, multidimensionaal, communautair en vanzelfsprekend abstract. Werken, die aan deze opvatting beantwoorden, zijn de ‘pluridimensionale polychromische voorstellingen’, gebaseerd op streng bestudeerde composities van meetkundige figuren en kleurexperimenten.
| |
Colère
Procédé waarbij stukgeslagen of verkoolde instrumenten op een paneel worden bevestigd of in een polyester-kast geplaatst. (Arman)
| |
Comic strip / figuration narrative / bande dessinée / stripverhaal
Getekende beeldverhalen in dag- en weekbladen en in boekvorm (Comic Books), ‘het kunstmedium voor millioenen’ (Oswald Wiener). Sommigen willen ze in de musea een plaats schenken (Werner Hofmann). Tentoonstellingen o.m. te Parijs (Bande dessinée et Figuration narrative, 1967) en te Berlijn (1969). Er werd te Parijs een ‘Soc. d'Etudes et de Recherches des Littératures Dessinées’ opgericht.
| |
Computer-kunst
Een vorm van Elektronische grafiek waarbij men een computer programmeert om lichtpunten volgens bepaalde patronen te bewegen op het scherm van een oscilloscoop; foto's worden genomen met verschillende kleurfilters en belichtingstijden. Hierdoor ontstaan zeer gevariëerde grafismen (o.a. J. Mott-Smith, J. Whitney, D. Caskey in de USA). Tentoonstellingen te Zagreb (1969), München (Impulse-Computeraufzeichnungen, 1970), Hamburg (Computerkunst, 1970).
Het computercentrum van de universiteit Notre Dame (USA) heeft reeds een Univac 1107 ingeschakeld, die op magnetische band de precieze opgave verwerkt en opgeeft aan een apparatuur, bekwaam om een kunstwerk te vervaardigen. Deze apparatuur werd reeds gebouwd: de z.g. automatische cal-comp-plotter, die door de magnetische band in drie richtingen kan gestuurd worden: de x-as (zijwaarts), de y-as (naar boven) en de z-as (naar boven en naar beneden). De uitvoering van ‘Marina-city’ van dr. Mittleman (directeur van hogergenoemd centrum) vergde negen minuten computerbewerking op een Univac 1107 en 45 minuten op de automatische cal-comp-plotter.
| |
Computer arts society (c.a.s.)
Te Londen gestichte vereniging ter bevordering van de Computer kunst. Ook de grote computerindustrieën stellen laboratoria ter beschikking o.m. in de USA en de DBR.
| |
Concept-tableau
Procédé van de Amerikaanse pop-artist Kienholz. Om de hoge uitvoeringskosten van zijn Environments (door hem Tableaux geheten) te vermijden verkoopt hij plannen of concepten van tableaux. Het concept-tableau bestaat uit een korte beschrijving van het te maken tableau, een bronzen plaat met de naam ervan en een kontrakt, dat het optierecht verzekert aan de koper. Prijs van 8.000 tot 15.000 dollar.
| |
Concept art / conceptiekunst
Conceptiekunst is moeilijk te omschrijven. O.m. betreft het gebaren en acties, die tot bewustwording van de gewoonste dingen moeten leiden. Meestal sterk humoristisch en ludiek; men spreekt er van ‘projekten van objecten’ (bv. de ‘Gruppe Puyk’ te Karlsruhe, Jan Dibbets en de ‘Art en project’-gallerij te A'dam; ook in de USA en
| |
| |
Engeland). Te Bazel en te Leverkusen werd in 1969 een tentoonstelling van ‘Concept Art’ gehouden, waar men de vreemdste dingen kon zien (en ook niet-zien).
| |
Conceptual art
In de USA spreekt men soms van conceptual art in de betekenis van intellectualistische kunst (bv. het neo-geometrische conceptualisme).
| |
Continuels-mobiles / continuels-lumière
Leparc (van de GRAV) maakt mobiles uit plexiglasschijven, aangebracht op nylondraden, waarop licht geprojecteerd wordt. Hierdoor ontstaan lichtreflecties, die door schermen worden opgevangen en gefilterd.
Hij werkt ook met door de toeschouwer manipuleerbare lichtdozen, cylinders en labyrinthen.
| |
Dada / neo-dada
De dada-beweging, ontstaan onder invloed o.m. van het vooroorlogse futurisme in 1916 te Zürich, ontwikkelde zich tot 1925; het bestreed eerst oorlog en ellende, nadien alle vormen van levensrationalisatie en bourgeoiskultuur en -kunst. Daartoe werden allerlei shokerende en onzinnige technieken gebruikt. De bedoeling was ‘den Sinn im Unsinn fühlbar zu machen’ (R. Hülsenbeck, 1958). Parallellen waren de Ready made's van Duchamp (USA) en de Merz-beweging van Schwitters. De voornaamste uitloper was het Surrealisme.
Neo-dada ontstond na W.O.2 in Europa en de USA, door een herleving en verdere uitwerking van de meeste dada-technieken zoals collage, ready made, object-kunst e.a., vooral in het kader van de Pop-art. Retrospectieven van dada moedigen dit aan (New York in 1954, Parijs in 1957 en Düsseldorf in 1958). Zie ook Object Dad'art.
| |
De-coll/agisme / de-composition
Het Dé-coll/agisme is gesticht door de Duitser Wolf Vostell. Zijn décoll/ages zijn affiches, die in lagen op elkaar geplakt worden en daarna afgerukt: de papiermassa wordt dan verder verscheurd; hij hield décoll/age-happenings en leidde het tijdschr. ‘Dé-coll/age. Bulletin aktueller Ideen’ (1962-67).
Dergelijke procédés werden ook in de USA, Frankrijk en Italië gebruikt. De Italiaan Rotella bv. krast op de laag op elkaar geplakte affiches en heet dit Dé-Composition.
| |
Dripping / druptechniek
Onder de leiding van de toevallige inspiratie laat de schilder verf druppen en vloeien op een onopgespannen doek, dat op de grond ligt. Techniek gebruikt door de action painters en door sommige aanhangers van het tachisme en de informele kunst.
| |
Écriture automatique
Naam gegeven door André Breton voor het surrealistisch procédé van automatisch schrijven onder de leiding van het onderbewuste. Werd ook op het tekenen en schilderen toegepast. Een belangrijk deel van de na-oorlogse Informele Kunst maakte hiervan gebruik.
| |
Empaquetage
Verpakking van meestal gewone voorwerpen, bv. in plastiek of linnen, welke als een kunstwerk wordt voorgesteld. Reeds in 1920 maakte Man Ray zo zijn ‘Geheim van Isidora Duncan’. Na 1945 vooral door Christo toegepast niet alleen met alledaagse dingen (kinderwagen, stoel, schrijfmachine), maar zelfs monumenten als de Kunsthalle te Bazel, een stuk strand in Australië...
| |
Eventstructure research group / event
Gesticht in 1964 door enkele jongeren uit Londen en Amsterdam. Organiseren ‘events’, een soort artistiek gebeuren, waarbij projectie, muziek en pneumatische effecten gecombineerd worden (experimenten met opblaasstructuren).
| |
Experimentele groep
Opgericht te A'dam door K. Appel, Corneille, Constant en Jan Nieuwenhuys, Th. Wolvecamp en Tj. Hausma (1948; nadien ook anderen zoals Lucebert). Zij wilden de kunst tot gemeengoed van de massa maken: kunst moet ontstaan uit de niet-geremde ontplooiing van de creativiteit. Stichten het tijdschr. ‘Reflex’ waarin vooral Constant (Nieuwenhuys) publiceerde (twee nummers). Sommige van de experimentelen traden toe tot Cobra. De groep streefde naar primitivisme en naar primaat van het schildersgebaar en de matière.
| |
Experiments in art and technology (eat)
Gesticht te New York in 1966 ter bevordering van het contact kunstenaar-technicus. Organiseert aldus in 1969 een prijsvraag: ‘A competition for the best contribution by an engeneer to a work of art produced in collaboration with an artist’.
| |
Fremdkörper
Soort objets trouvés, schelpen, leisteen, hout, jute, linnen, metaal e.d.m., die door de materieschilders in een schilderij worden verwerkt. De materialen worden als elementen van een assemblage aangewend en horen tot het schilderij zelf; zij smukken het niet op, maar worden er a.h.w. tot nieuw leven gewekt.
| |
Fumage / rauchzeichnungen / smoke art / rookschilderijen
Halfmechanisch procédé, waarbij bv. roet van kaarslicht gebruikt wordt om te tekenen of te schilderen. Aldus bv. Otto Piene in Duitsland (1962) en Willy Bosschem in België (1969).
| |
Funk art / horrorkunst
Term ontleend aan de Jazz (melancholische en onschuldiggelukkige muziek; to funk = bang zijn). In de plastische kunsten is de Funk Art verwant met de Pop Art door de banaliteit der onderwerpen, de afwezigheid van betoogtrant of boodschap; doorgaans tri-dimensionaal, vaak lelijk en absurd, elementair, soms belachelijk, zodat een vage beaat-genoeglijke stemming erdoor verwekt wordt. Het is meer een geesteshouding dan een kunststroming.
Vertegenwoordigers zijn o.m. Kienholz, Bruce Conner, Paul Thek, Colin Self. In Duitsland spreekt men van ‘Horrorkunst’.
| |
Geometrische abstractie / koude abstractie / cool art
De meer intellectualistische vertakking van de abstractie, gebaseerd op lijnen en geometrische vlakken en volumen. Omstreeks W.O.1 ontstaan met het neo-plasticisme (Mondriaan, van Doesburg) en het konstructivisme (Tatlin) en suprematisme (Malevitch).
Vanaf 1946 ontwikkelde het zich vooral rond het ‘Salon des Réalités nouvelles’ (neo-platicististische tendens; Dewasne, Seuphor, Vasarely, Mortensen e.a.) en de richting van de ‘Konkrete Kunst’ van Max Bill (meer wiskundige en konstructivistische tendens). Het stond echter in de schaduw van de informele kunst, de meer op gevoelsexpressie gerichte abstractie.
Omstreeks 1960, met de instorting van de informele kunst, constateert men een soort herleving van de geometrische abstractie evenals van geometrische tendensen in allerlei kunstrichtingen (Op art, hard-edge, primary structures, minimals, mono-chrome kunst, neo-konstructivisme).
Andere benamingen voor de geometrische abstractie zijn: Koude abstractie, Cool art. Men spreekt ook van geometrisch purisme.
| |
Gesamtkunstwerk
Het kunstwerk moet, volgens de opvattingen van het Bauhaus, door
| |
| |
de samenwerking van de verschillende kunstdisciplines tot stand komen, zodat het door het geheel van de kunsten wordt geproduceerd. Dit veronderstelt Integratie van de kunsten, idee die vooral sedert 1960 herhaaldelijk hernomen wordt.
| |
G 58 / hessenhuis
Antwerpse groep gesticht in 1958 door Marc Callewaert en gevestigd op de zolder van het Hessenhuis (Bogaert, de Leeuw, Dries, Gentils, Leblanc, Mara, van Breedam, van Hoeydonckx, van Severen, Verheyen). Avantgardistische activiteiten in uiteenlopende richtingen, o.a. eerste tentoonstellingen in België van kinetische kunst (1959) en van anti-peinture (1961).
| |
Gruppe haus-rücker co
Meest bekende Oostenrijkse Environment-groep (L. Ortner, G. Keip en Kl. Pinter). Kon in 1970 in het Weense Museum des 20. Jahrhunderts zijn opvattingen voorstellen. Wil de behuizingsconceptie wijzigen: ‘sie rücken an dem althergebrachten Begriff des Hauses herum’. Het publiek moet ‘meespelen’ in hun environments en het museum moet een nieuwe Prater worden door mogelijkheden tot spel en creativiteit te bieden.
| |
Imaginoires
Zo heette Jacques Prévert de geometrische werken uit Vasarely's eerste periode gaande tot ca. 1945 (image - magie - noire). Dit wegens hun bevreemdend karakter, dat enigszins surrealistisch is geïnspireerd: damborden, doorzichtige kubussen, golvende strepen en vierkanten.
| |
Independent group
Groep kunstenaars en kunstminnaars, die samenkwamen vanaf 1952 in het Londense ‘Inst. of contemporary arts’ voor debatten over kunst, cybernetica, architektuur, wijsbegeerte, design, mode e.a. Belangrijke deelnemers waren o.m. R. Hamilton, Lawr. Alloway, Reyner Banham en Eduardo Paolozzi; zo werd de groep de kiemcel van de Engelse Pop Art.
| |
Informele groep / nul groep
Groepeerde van 1958 tot '60 Nederlandse aanhangers van monochromie, dripping, arme kunst e.d. (Armando, J. Schoonhoven, Henk Peeters, Bram Bogart, Jan Henderikse); zij onderhielden betrekkingen met buitenlandse geestesgenoten als Yves Klein, Manzoni, Uecker, Mack en Piene. In navolging van de Duitse Zero-groep, namen zij in 1960 de naam Nul-groep aan.
| |
Institut for experimentelle kunst u. ästetik
Opgericht te Frankfurt in 1968 tot onderzoek van problemen als: Hoe is kunst en estetiek heden nog mogelijk? Welke zijn de communicatieprocessen tussen kunst en maatschappij? enz. (internationaal)
| |
Jugendstil / art nouveau / modern style
‘Jugendstil’ (naam van een Munchens kunstblad, 1896) ontwikkelde zich nauw verbonden met het post-impressionistisch symbolisme van de eeuwwende. Het huldigde een lineaire stijl van ornamenten, stileringen en arabesken, die men terugvindt in de Engelse ‘Modern Style’ en de franse ‘Art nouveau’.
Na 1960 beleeft men een grote belangstelling voor deze stijlen, die gedurende tientallen jaren werden misprezen. Vooral de Op art en de Psychedelic Art, maar ook enkele vertegenwoordigers van de Pop Art en de Nieuwe Figuratie hernemen dikwijls letterlijk de motieven of procédés van de Jugendstil.
| |
Kalligraphie
Lineair schilderkundig schrijf-genre bij de Oost-aziatische volkeren (penseeltechniek), dat er in vorige eeuwen een sterke ontwikkeling kende en bv. de landschapsschilderkunst in China heeft beïnvloed. De Oosterse kalligraphie heeft na 1945 vele Westerse kunstenaars gefascineerd; vooral abstracten werden erdoor geïnspireerd (bv. G. Mathieu in West-Europa en Mark Tobey in West-USA). Het is voornamelijk de kalligraphie van de Japanse Zen-kunstenaars, die nagevolgd werd, op zuiver formele gronden. Ook de Japanse abstracten ondergingen die invloed (bv. Gutaï-groep).
| |
Kristalstructuren
De Kristallographie heeft een aantal hedendaagse vooral geometrische kunstenaars geïnspireerd, zowel in de schilderkunst als in de beeldhouwkunst. Immers de kristallen zijn én organisch én geometrisch, wat beantwoordt aan de strekking naar een meer organische geometrische abstractie, o.m. in de USA ca. 1965. Bovendien voldoen zij aan het verlangen naar natuurwetenschappelijke inspiratiebronnen, dat bij een aantal hedendaagse kunstenaars leeft (bv. Tony Smith en Bubenik).
| |
Lichtgrafiek
Grafische bladen met behulp van de camera in de donkere kamer ontstaan (o.a. in Duitsland H. Hajek-Halke en W. Gauchel). Moholy-Nagy, Man Ray e.a. hebben reeds vóór W.O.2 fotografische experimenten uitgewerkt met behulp van oscillogrammen (Elektronische Grafiek), die na 1945 hernomen werden.
| |
Lettrisme / chiffrisme / mots-trouvés / fund-worte
Het lettrisme is fundamenteel een kunstopvatting, die estetische ontroering en poëzie zoekt in de ordening van letters.
De vooroorlogse stijlvormen hebben om allerlei redenen - bv. geinspireerd door de collages van Dada en Merz - herhaaldelijk letters, woorden en citaten hetzij ingelast in het schilderij, hetzij tot hoofdelement van het kunstwerk gemaakt (bv. Lurçat, Mirò, Klee).
Sedert 1955 komen letters en woorden zeer veelvuldig voor bij kunstenaars als Motherwell, O. Piene, Indiana, Novelli, Rauschenberg, B. Schultze. De Pop-art werkt soms met toevallige of onbestaande woorden: mots-trouvés, Fund-worte. Ook de Artypo kan grotendeels bij het lettrisme gerekend worden.
Een aantal kunstenaars zoeken estetische effecten met cijfers i.p.v. letters: chiffrisme.
| |
Ludiek
Voor vele kunstfilozofen is het ludieke of speelse de wezenheid van alle kunst (Vgl. Huizinga, ‘Homo ludens’; G. Mathieu, ‘L'art est le jeu par excellence’; Le Corbusier, ‘L'architecture est un jeu’).
Het is als estetisch element biezonder ontwikkeld geworden door Dada, Merz en het Surrealisme (vooral Klee en Mirò).
Het is een dominerend element geworden bij vele actuele kunstenaars uit de Pop, de Kinetische en de Luministische kunst (bv. beroep op de ludieke tussenkomst van de toeschouwer, het aanwenden van toeval en natuurfactoren). In de geëngageerde kunst wordt het gebruikt als middel voor contestatie en provocatie tegen het Establishment, of tegen de consumptiemaatschappij (vele happenings en onortodoxe technieken).
Constant e.a. stellen het ludieke centraal in hun visie op de kunst van de toekomst (ook Marcuse).
| |
Lumino-dynamisme
Richting ingezet door Nic. Schöffer ca. 1956. Veelkleurige schijven worden voor een (of meerdere) lichtbron(nen) geplaatst, wat de projectie op een scherm toelaat van lichtschouwspelen, die kunnen gesonoriseerd worden. Zo bouwde hij zijn ‘Musiscoop’ (1961). zijn ‘Mur lumière’ (1961), zij ‘Télé-luminoscoop’ (voor kinetische TV en filmdecors); opvoering van ‘Formes et lumières’ (1962, Luik; 360 projectoren).
| |
| |
| |
Lyrische abstractie
De term komt van G. Mathieu en werd overgenomen door P. Restany, voor een abstracte richting, die ca. 1947 streefde naar spontane improvisatie en een zeker poëtisch - van Klee en het surrealisme afgekeken - automatisme (Hartung, Wols, Mathieu, Riopelle e.a.). Vooral in verband gesteld met G. Mathieu zelf, voor bepaalde werken die bliksemsnel geïmproviseerd en geexecuteerd worden, na meditatie en concentratie.
| |
Mac / movimento per l'arte concreta
Mac groepeerde van 1948 tot 1958 een groep Lombardische meestal geometrisch abstracte kunstenaars zoals Munari en Soldati. Fontana was een tijdlang lid en beïnvloedde de groep.
| |
Manifesti lacerati
Mimmo Rotella, voorloper van het Italiaanse nieuw realisme, begon vanaf 1954 plakkaten van de muren te rukken als protest tegen de maatschappij. De Franse affiches lacérées van 1949 waren eerder bedoeld als techniek om informele kunst te produceren.
| |
Manipulatie
Een aantal kinetische en luministische werken kunnen door de toeschouwer zelf gemanipuleerd worden, om diverse meestal ludieke effecten te bekomen. Hebben veel in deze richting geëxperimenteerd: Hugo Weber (reeds in 1945), K. Gerstner, P. Talman, Vl. Kristl, Br. Munari, F. Sobrino. Mortensen, Ascott e.a.
| |
Materiekunst / matièreschilderkunst
Abstracte richting, die zich hoofdzakelijk uit het tachisme heeft ontwikkeld en uit de action painting. Het doek werd bedekt met een dik mengsel van verf met onortodokse elementen (zand, teer, voorwerpen allerhande, objets-trouvés). Ingezet door Dubuffet, de Stael, Fautrier, Riopelle en later ontwikkeld door Bogart, Schumacher, Lataster, Tapiès, Cuixart, Burri, Wagemaker e.a.
| |
Maximizing the minimal
Verdere ontwikkeling uit de Minimal art, waarbij met enorme en zware materialen gewerkt wordt. Het genre ontwikkelde zich op het einde der zestiger jaren (cf. Documenta III, Kassel, Museum Fredericianum). De term komt van Robert Morris (1970, tentoonstelling van constructies met materialen voortkomend van New-Yorkse metrowerken).
| |
Mei-revolte
De Parijse mei-revolte bracht op artistiek gebied o.m. de motie van de ‘Ecole des Beaux-Arts’: ‘Niemand heeft het recht een waardeoordeel over een kunstwerk te vellen en zeker niet geconstitueerde juries, die dat slechts kunnen doen vanuit sociale criteria van het ogenblik, die van nature vreemd zijn aan de fundamentele blijvende waarde van het kunstwerk. Er moet overgegaan worden tot de vorming van verschillende commissies: 1. Voor samengaan van de verschillende artist. disciplines. - 2. Voor onmiddellijke actie op artistiek plan en voortdurende informatie. - 3. Voor hervorming van het onderwijs. - 4. Voor afbakening van het artistiek domein. - 5. Voor beroepsbelangen (belastingsstelsel, tentoonstellingsruimten, verspreiding van kunstwerken, de kritiek).’
| |
Merz
Met dada verwante en door Kurt Schwitters te Hamburg gestichte strekking (‘Merz’ is de naam van zijn kunstblad, afgeleid van ‘Kommerz’; dus een mot-trouvé zoals ook dada). Het deelde vanaf 1955 in dezelfde vernieuwde belangstelling en navolging als Dada.
| |
Micro-emotive art
Naam gegeven aan de Arte povera om te wijzen op het spitsvondige spel van indrukken dat erbij te pas komt, bv. door contrasten en rapprochementen. Die spitsvondigheid is soms zo diepzinnig en vergezocht, dat het werk gewoon belachelijk wordt.
| |
Modular art
Techniek waarbij een reeks van eenzelfde module of basisvorm wordt gemaakt, die op telkens verschillende wijze kunnen opgesteld of gecombineerd worden (bv. de staven van Carl André en de dozen van Donald Judd). Sfeerschepping wordt aldus door de monotonie bekomen, evenals ritme door de herhaling van hetzelfde voorwerp.
| |
Neo-expressionisme
Het expressionisme ontstond ca. 1900 en had in 1940 zijn meest glansrijke periode achter de rug, althans als welomlijnde kunststroming. In wezen is het expressionisme van alle tijden, vermits er steeds artisten zijn bij wie de drang naar vervorming van de werkelijkheid en naar onbedwongen gevoelsopwelling aanwezig is. Zo heeft de ontwaarding van de figuratie in de na-oorlog ontstaan gegeven aan een zeer vitale Expressionistische abstractie. Daarnaast heeft ook het figuratief expressionisme stand gehouden in wat men met de betwistbare naam neo-expressionisme heeft bestempeld: daaronder worden kunstenaars van zeer uiteenlopend karakter gerangschikt zoals Guttuso in Italië, Francis Bacon in Engeland, Marcel Notebaert en zelfs Slabbinck in België. Dikwijls is dit neo-expressionisme sterk sociaal geëngageerd.
| |
New abstraction
Naam die soms gegeven wordt aan de herlevende meer geometrisch gerichte abstractie in de USA, waarbij men post-painterly abstraction, cool art en hard edge rekent; hij werd gebruikt voor de tentoonstelling van 1963 te New York (Jewish Museum) met J. Albers, Barnett Newman, Clyfford Still, Morris Louis, Kenneth Noland, Frank Stella.
| |
New figuration / nouveau réalisme
Stroming ontstaan in de USA als reactie tegen de abstracte kunst. Het voorspel was de tentoonstelling ‘New Images of Man’ (1959, Mus. of Mod. Art, New York), die gevolgd werd door een opbloeien van Pop Art, Minimal Art, Junk Art; deze droegen bij tot de ontwikkeling van de New Figuration, waarin Willem de Kooning - zelf voordien een sleutelfiguur van de Action Painting - met zijn reeks ‘Vrouwen’ een hoofdrol speelde.
In Europa zal o.m. de kunst van Francis Bacon en het Nouveau Réalisme (groep van Restany) bij de Amerikaanse New Figuration aanleunen (1967, Tent. Nieuw Realisme, Den Haag).
| |
Nieuw rococo
Gentse avantgardistische groep (1967-1970) rond Frank Liefooge, gekenmerkt o.m. door beklemtoning van de vrijheid van de artist en door een anti-technologische tendens.
| |
Object art / objectuele kunst / objektrealismus
Stroming, die het reële voorwerp, het banale gebruiksvoorwerp en zelfs het vulgaire en triviale ding tot kunst wil verheffen. Dit gebeurt stelselmatig in de Pop art, de Arte Povera. De voornaamste stoot kwam van de Amerikaan Rauschenberg, die ‘moment en ding’ in de plastische kunsten vooropstelde, zoals voordien Joyce in de literatuur had gedaan.
Zelfs de individuele mens wordt in de Object art een voorwerp, een ding; dit is de bedoeling van de witte gipsbeelden (moulages) van Segal, naar toevallige mensen in hun dagelijkse kledij en doen. De mens zelf wordt hier Objet trouvé. Zie ook pose-sculpture.
| |
Onortodokse technieken en experimenten
In de zestiger jaren vooral zijn de meest buitennissige technieken
| |
| |
geëxperimenteerd geworden:
Het bewerken van het doek met bokshandschoenen (Ushio Shinohara). Gipsreliefs waarop het publiek met een windbuks moet schieten om opgestopte vloeibare verf vrij te maken, die het relief kleurt (N. de Saint Phalle). Anthropométries: met blauwe verf bestreken naakte vrouwen worden tegen het doek gedrukt (Yves Klein). Cosmogonie, naturemétrie: monochroom beschilderde doeken aan het strand door wind, zand en allerlei natuurelementen laten bewerken (Yves Klein). Met een schilderspistool het doek beschieten (Mathieu). Vuilnisemmers uitgieten in plexiglasomhulsels (Arman). No-sculptures: afgietsels van excrementen. Pierre Manzoni zette zijn handteken op een naakte man of vrouw en leverde een certificaat, dat zij tot kunstwerk waren verheven zolang het badwater de signatuur niet uitwiste, want ‘kunst is datgene wat door een kunstenaar tot kunst wordt verklaard’. Daniel Spoerri lijmde na een diner alle etensresten, sigarettenpeukjes enz. aan het tafellaken en verklaarde het tot kunstwerk. Sjavinsky maakte een wandschilderij d.m.v. een sportwagen, waarvan de banden als penseel dienden. F. Kriwet liet lettertekens invriezen in grote kleurige ijsvlakken, die hij liet hangen tot alles gesmolten was. J. Beuys werkt met smout. Renate Weh maakt zandafdrukken. K. Lueg doet schaduwen tegen fosforescerende kleurvlakken ontstaan en verdwijnen. Ad. Luther werkt met sigarettenrook in een donkere kamer, waarin lichtbundels zijn aangebracht (‘Rauchen Sie, dann sehen Sie viel mehr!’). Diter Rot goot vloeibare chocolade in een oude keukenstoof.
Er zouden nog tientallen voorbeelden kunnen toegevoegd worden van absurditeiten, die staan in het teken van de anti-kunst, de autodestructive art, de machine, het mobile, het environment, de junk art, de happening enz.
| |
No-sculptures
Cf. Onortodoxe technieken.
| |
Overall-painting / tableau a quatre dimensions
Vanaf 1946-47 maakte de Amerikaan Pollock veelal schilderijen, die hij als ‘Overall paintings’ bestempelde. Zij bestaan uit een vlechtwerk van kleuren zonder duidelijke vorm of middelpunt, een kluwen, een eindeloze dans. Dit bekwam hij door het draaiend laten neerdruppelen van de verf op het liggende doek (Gestuele kunst / action painting). Zulks gebeurde in trancetoestand (of naar ook beweerd wordt in dronken toestand).
Aldus vielen bij deze schilderijen ale dimensies weg: alles werd boven en onder, links en rechts, onverschillig. Daarom heeft men dit soms ‘tableaux à quatre dimensions’ geheten, naar de formule van Klee.
| |
Paysage abstrait / naturalisme abstrait
Naam gegeven door Michel Ragon aan een Franse groep lyrische abstracten, die zich vooral toelegden op het transponeren van natuur en landschap tot abstracte schilderijen (Bissière, Manessier, Bazaine, Tal Coat, Vieira da Silva).
| |
Peinture partagée / travaux d'équipe
Kunstwerken die gezamenlijk door verschillende kunstenaars worden gemaakt onder invloed van de uitbreiding van het teamwerk in de hedendaagse samenleving en de research-metodes in de wetenschap (vb. de beschildering der kelders van kasteel Beervelde door Vlaamse pop-artisten Elias, Raveel e.a.). Veelal is dit slechts een tesamenwerken van enkelingen en geen echt collectief werk, ten gevolge van het individualisme der kunstenaars.
| |
Penetrable
Environment bestaande uit een massa neerhangende draden, waardoor de toeschouwer zich als het ware een weg moet banen (J.R. Soto).
| |
Pneumatische kunst
Aanwending van opblaasbare materialen, ballons, luchtkussens e.a. Soms worden zij in opgeblazen toestand in het kunstwerk opgenomen; soms behoort het opblazingsproces zelf tot het kunstwerk (kinetische kunst). Eerste experimenten reeds door Moholy-Nagy en Duchamp (1914).
Ontwikkeld na W.O.2 door Manzoni, Yves Klein, Christo, Orskov en vele anderen in het kader van de happenings en de kinetische en luministische kunst. Ook groepen experimenteerden pneumatische technieken zoals Gruppo T (Milaan), Zero (Düsseldorf), Eventstructure Researchgroup (Londen). De opblaastechniek vindt thans ook haar toepassing in de architectuur, de meubelkunst e.a.
| |
Pi pa pop
Uitgave van het Buchheimverlag bestaande uit affichen en posters van Jugendstil en Pop Art, die in elkaar verwerkt werden, zodat de verrassende overeenkomsten van beide stijlen tot uiting kwamen (1969).
| |
Pictographs
Schilderijen van de uitgeweken Duitser Adolf Gottlieb (USA). Zij bestaan uit een rechthoekig traliewerk; in de afzonderlijke vakjes situeert hij schematisch en abstraherend voorgestelde levende wezens als symbolen, die in de geest van Jungs psychologie moeten teruggaan tot de archetypen van de prehistorie. Men heeft dit genre ook neo-symbolisme en Totemisme geheten.
| |
Plasticisme
Canadese geometrisch abstracte groep, die in 1955 een manifest tegen het tachisme uitgaf, toen dit meer en meer tot een soort academisme was vervallen (Coguen, Molinari e.a.). Dit was een der vele tekenen van de toenmalige herleving van de geometrische kunst.
| |
Plus-groep
Gentse groep hoofdzakelijk konstruktivistische kunstenaars, met o.m. Yves de Smet, Amedee Cortier, Jan van den Abbeel. Zij zijn gegroepeerd rond de galerij ‘Plus-Kern’ (1967).
| |
Polaroid / polarchromatische variationen
Edw. Lang heette de door hem ontdekte licht-polariserende substantie ‘polaroïd’; doorzichtige polaroïdplaten doen de lichttrillingen in één vlak plaatsvinden, wat eigenaardige kleureffecten mogelijk maakt. Een aantal luministische kunstenaars gebruikten daarom polaroïd (naast de meer traditionele maar minder praktische kristallen) in hun experimenten o.a. Olson, Munari, Dantu, Salvadori, Stein, Malina, Gravenhorst. Bekend zijn o.m. de ‘Polarchromatische Variationen’ van Kage.
| |
Pop culture
Volgens Reyner Banham, een pop-theoreticus uit de ‘independent Group’, betreft pop-cultuur de dingen die men gebruikt en wegwerpt, vooral wat moet onmiddellijk gebruikt worden, zoals eetwaar of een dagblad. Bijgevolg is er geen pop-architectuur mogelijk, omdat een gebouw duurzaamheid moet hebben. Traditionele mensen ergeren zich aan Pop-kunst omdat men aan kunst traditioneel duurzaamheid wil toeschrijven, terwijl de pop-consument ze behandelt als kauwgom.
| |
Pop signs / tec signs
Pop-sign is een teken dat door de pop-artist aan de consumptiemaatschappij ontleend wordt (bv. James Bond, Marilyn Monroë, Coca, Comics, Juke boxes, Posters). Tec-sign is meer bepaald aan de techniek ontleend.
| |
| |
| |
Pose-sculpture / interview-sculpture
Pop-Art-procédé, waarbij de beeldhouwer zelf een pose gaat aannemen en in die pose te kijk blijft staan in de tentoonstelling, eventueel in een speciale klederdracht, gezicht en handen bedekt met metaalpoeder enz.
Hieruit ontstond de interview-sculpture: de beeldhouwer staat er zelf niet, maar een bandrecorder beschrijft nauwkeurig de uit te voeren pose-sculpture.
| |
Post-geometrische kunst
Naam gegeven door Barnett Newman aan zijn geometrisch abstracte werken (enorme kleurvlakken), omdat hij ze meer organisch, meer romantisch, minder puristisch, meer emotioneel wil maken dan de ‘klassieke’ geometrische werken.
| |
Primary structures
Vooral in de USA toegepast. Deze structuren zijn soms herhaald (seriële kunst) en bestaan uit geometrische vormen, zoals kubus, rechthoek, vierkant. Men gebruikt bij voorkeur nieuwe materialen zoals aluminium, kunststoffen, formica, staal (Donald Judd, Tony Smith, R. Grasvenor). De kunstenaars laten de eigenlijke uitvoering vaak ook aan vaklieden over. Het verband met de bouwkunst is duidelijk. Verwant met de Modular art (modulaire structuren).
| |
Programmatie-kunst
Kinetische of luministische werken, die manipulaties vanwege de toeschouwer toelaten, welke geprogrammeerd zijn door de kunstenaar: d.w.z. dat de mogelijke effecten nauwkeurig vooraf werden berekend en voorzien. Vooral in Italië toegepast (Munari, Mari, Alviani, e.a.).
| |
Psychedelische kunst
Oorspronkelijk: kunst tot stand gekomen onder invloed van ‘bewustzijnsverruimende middelen’ (drugs, zoals LSD, Mescaline, Marihuana of Hashish, DMT). Op plastisch gebied belangrijke effecten zouden zijn: lichtintensificatie, kleurverheviging, detailverscherping, beeldeninflatie, lichtwaarneming door muziek en omgekeerd, depersonificatie door fusie van subject en object. In feite zijn deze effecten moeilijk bruikbaar voor de kunstenaar. Derhalve bestaat de zogenaamde psychedelische kunst praktisch meestal uit een chaotische mengeling van elementen en reminiscenties uit surrealisme, op-art, pop-art, dada, Jugendstil, natuurmotieven, okkultisme, indische en primitieve kunst (bv. de sterk gecommercialiseerde kunst van de Amerikaanse jood Peter Max). Wetenschappelijke experimenten werden veel gedaan; o.m. werden in het Max Planck Institut für Biochemie een twintigtal schilders en beeldhouwers onderzocht op de invloed van LSD op hun werk.
| |
Renault-accumulations
Arman voerde een reeks accumulaties uit, bestaande uit onderdelen van Renaultwagens; 50 dergelijke accumulaties werden in 1969 in de Galerie des 20. Jahrhunderts te Berlijn getoond (1969).
| |
Research groep
Belg.-Limburgse groep gesticht in 1967, waarin diverse avantgardestrekkingen voorkomen (Sprankenis, Duchateau, Jans, Keil, Withofs, van den Meersch).
| |
Sahara-projekt / sahara-reliefs
De Duitser Heinz Mack (groep Zero) droomde ervan grootse luministische constructies in de woestijn op te stellen, om een maximum lichtvibratie te bekomen en ware lichtfonteinen te realiseren: het zogenaamde Saharaprojekt.
Werken die daar tot hun recht zouden komen zijn wat hij ‘Saharareliefs’ heet, zoals zijn 15 m. hoge constructie te Leverkusen (1961) of zijn ‘Lichtpyramide’ (1964).
| |
Science fiction
Motieven uit de Science fiction of toekomstliteratuur spelen een rol in het werk van verscheidene kunstenaars in de na-oorlogse tijd. Aldus de Canadees Alleyn (laboratoriumbeelden), de Griek Takis (magneten), de Japanse Amerikaan Tajiri (Marskanonnen), de Chileen Matta (bovenaardse krachten, die de mensheid bedreigen), de Duitsers Birgfeld en Lueg, de Zwitser Jean Tingeluy, de Fransman N. Schöffer e.a.
| |
Seriële kunst
Vooral in de USA ontwikkelde zich de praktijk van het in serie vervaardigen van kunstwerken, door het herhalen van eenzelfde tema. Aldus de cijfers van Indiana, de schietschijven van Kenneth Noland, de strepen van Morris, de dozen van Larry Bell, de Campbellblikken en Coca-flessen van Warhol.
Deze techniek is ontstaan uit reactie tegen de unica en houdt verband met de tendens van de pop art om het kunstwerk te populariseren. Cf. Multiples.
| |
Shaped canvas
Letterl.: vervormd schilderij. Sommige Amerikaanse neo-geometrische schilders zoals Frank Stella hebben in de zestiger jaren aan het doek allerlei vormen gegeven in plaats van de traditionele rechthoek. Stella begon met inkepingen aan de hoeken, daarna allerlei versnijdingen. Hij wil een symmetrische maar onbekoorlijke kunst (gestreepte vlakken). Ook in Europa soms toegepast (bv. Gilbert Decock).
| |
Soak stain technique
Verdunde kleuren worden op het doek aangebracht, zodat ze snel opgezogen worden en transparante aquareltinten ontstaan. Soms gebruikt door action painters zoals Helen Frankenthaler.
| |
Soft-sculpture
Beeldhouwwerk uitgevoerd in flexibel materiaal, dat bij betasting een ‘soft’-indruk geeft (stof, vinyl, rubber...). Deze werken hebben een eigenaardige weekheid (Claes Oldenburg e.a.)
| |
Spiegels
Lichtweerkaatsing komt reeds voor als fundamenteel element in de luministische experimenten van het Bauhaus (1923) en van Moholy-Nagy.
In de actuele Kinetische, Luministische en Pop Kunst (bv. Environments) wordt voortdurend gebruik gemaakt van spiegel en spiegeleffecten (glas, metaal, kunststoffen). Zij zijn essentieel in het werk o.m. van N. Schöffer, Leparc, H. de Marco, Liliane Lyn, Raveel, Mack, Piene, Goepfert, Milan Dobes, Chr. Megert.
| |
Spijkerkunst (?)
De Duitser Uecker (groep Zero) maakte vanaf ca. 1960 ontelbare combinaties met wit beschilderde spijkers, die hij klopte op vaste of bewegende vlakken van allerlei vorm, eveneens wit. Bij belichtingswijziging ontstaan eigenaardige effecten, soms onderlijnd door het weerklinken van hamergeklop...
| |
Structuralisme
Herlevingsvorm van de geometrische abstractie met streng rationele tendens, die zich in de zestiger jaren in de USA ontwikkelde (Donald Judd, Robert Morris, Sol LeWitt, Carl André). Veelal Modulaire structuren.
| |
Structural constellations
Term gebruikt voor de wandversieringen van Josef Albers, waarin hij de ruimte-impressies evoceert en doelbewust bepaalde kleureffecten nastreeft (1959-60). Behoort tot de rechtlijnige geometrische abstractie.
| |
| |
| |
Surrealisme
Gesticht te Parijs in 1924 met het surrealistisch Manifest van André Breton na het uiteenvallen van Dada. Als groep eveneens reeds voor W.O.2 uiteengevallen; Breton en Max Ernst weken uit naar de USA, waar zij met Duchamp het tijdschrift ‘VVV’ uitgaven. Maar als kunststrekking blijft het surrealisme tot op heden standhouden, o.m. omdat belangrijke vertegenwoordigers ervan hun activiteit voortzetten (Max Ernst, Mirò, Delvaux, Dali e.a.) en onder de jongere generatie epigonen tellen; ook in de Pop Art en in de abstracte kunst is de surrealistische invloed belangrijk. Patr. Waldberg, historicus van het surrealisme, beijvert zich om het voortleven ervan aan te tonen, o.m. door de tentoonstelling ‘Tekens van een surrealistische vernieuwing’ met 13 jongeren uit 8 landen (1969, Brussel).
| |
Tableau
Naam gegeven door de Amerikaan Kienholz aan zijn ensemble's vanaf ‘Roxy’ (1968), in herinnering aan de ‘tableaux vivants’ van zijn jeugd. Het zijn lokalen van natuurgetrouwe grootte, waarin met poppen en allerlei rekwisieten een bepaalde omgeving en sfeer wordt gereconstrueerd, met benadrukking vooral van het walgelijke (Funk-Art). Daaruit ontstonden ook zijn Concept-tableaux.
| |
Telefoonkunst
Reeds in 1922 dikteerde Moholy-Nagy telefonisch hoe hij een schilderij wilde uitgevoerd hebben (conceptual art). Dit werd onder allerlei vormen na W.O.2 herhaald, bv. door Walter de Maria in 1969 (op de tentoonstelling ‘When attitudes become form’ te Bazel kon men hem te New York oproepen).
| |
Topographie / tableau-piège / mot-piège
Zoals de Vesuvius Pompei heeft gefixeerd, zo wilde de Roemeen Spoerri de objecten in hun toevallige situatie vastleggen; zijn ‘Tableaux-pièges’ (Fallenbilder) betekenen een stuk realiteit bestaande uit voorwerpen, die hij in hun reële dispositie op een vlak lijmt of nagelt om het dan op te hangen, bv. etensresten of gereedschap (‘Topographie anecdotée du hasard’ Parijs 1962). Op dezelfde wijze ging hij nadien ook met woorden te werk: ‘Motspièges’ (Wortfallen). Kunst is voor hem topographie, toneel, enscenering van de objecten der realiteit.
| |
Topologie
De vormen veranderen naargelang de plaats (gr. ‘topos’), de situatie, het gezichtspunt van waaruit men ze bekijkt. Deze eigenschap werd door een aantal vooral geometrische kunstenaars aangewend, o.m. in werken waarrond men zich dient te verplaatsen (Max Bill, Vasarely, C.H. Hinman, Tony Smith, Grosvenor, Bruno Munari).
| |
Trans/formation
Tijdschrift (1950) dat wil aantonen dat kunst, techniek en wetenschap samen een totale menselijke onderneming vormen.
| |
Totemisme
De voornamelijk Indiaanse magische totem-voorstellingen (dieren, planten) hebben het werk geïnspireerd van talrijke na-oorlogse kunstenaars, soms onder invloed van de Freudiaanse opvatting van de totem als vreessymbool. De totemsymboliek is vaak zo belangrijk dat men voor sommige schilders van totemisme mag spreken (bv. Ad. Gottlieb, Torrès-Garcla, J. Pollock ca. 1943, e.a.).
| |
Washington color school
Gesticht in de zestiger jaren door Kenneth Noland, Morris Louis (Bernstein) e.a. Men zocht bepaalde motieven stelselmatig en hard te isoleren en te herhalen, zoals cirkels, stroken en strepen. Zij geloofden in de ‘primacy of color’ en speelden een rol in de ontwikkeling van de Hard-edge.
| |
White writing
Mark Tobey maakte vanaf 1963 onder invloed van het Zenboeddhisme en de Zen-kunst, kleine meditatieve werkjes, eerst nog figuratief maar later volledig abstract. Hij past er een hem eigen kalligrafie toe, die door China en Japan was geïnspireerd: zeer fijne witte streepjes, trekjes en lijnen, die de hele oppervlakte bedekken en die hij ‘White writing’ noemt.
| |
Witte kunstplan
Ontworpen door Provo in 1966 te A'dam, waarmede gevraagd werd:
- | de musea s'avonds open te laten en het publiek aan te trekken door acties (licht, show, jazz, experimenteel toneel, dancing) |
- | de musea gedurende de dag te voorzien van kindertuinen (voor vrije expressie 's winters) en speeltuinen (voor 's zomers) |
- | rondreizende ensembles uit de reserves samenstellen voor postkantoren, stations e.a. |
- | maandelijkse tombola's voor de bezoekers |
- | witte kunsthuizen: permanente kosteloze centra voor expositie en verkoop zonder selectie, op te richten door de gemeenten |
- | witte ateliers, met apparatuur en personeel voor alle kunsttechnieken, kosteloos voor de artisten: de producten worden verdeeld door warenhuizen, meubelzaken enz. (multiples). |
| |
Yes-art
Titel van een tentoonstelling ingericht door de Fitzgerald Gallery om de actuele kunst (vooral de pop art van Warhol e.a.) bespottelijk te maken: tentoongestelde ‘kunstvoorwerpen’ werden verkocht met toegave van supermarktspaarzegels (1967, New York). De galerij ging failliet.
Albert Dusar
Dr. Albert Smects
|
|